Italo Calvino
Tevredenheid kent geen tijd
Er was eens een dorp waar alles verboden was.
Aangezien het enige wat nog mocht het pinkelspel was, kwamen de onderdanen bijeen op een paar veldjes achter het dorp waar ze de dagen doorbrachten met pinkelen.
En vanwege het feit dat de verboden mondjesmaat waren ingevoerd, steeds om billijke redenen, was er niemand die er bezwaar tegen maakte of die zich niet wist aan te passen.
Jaren gingen voorbij. Op zekere dag kwamen de schouten tot het besef dat er geen reden meer was om alles te verbieden en ze zonden boodschappers om de onderdanen te berichten dat ze konden doen wat ze wilden.
De boodschappers begaven zich naar de plekken waar de onderdanen altijd bijeenkwamen.
‘Jullie moeten weten,’ verkondigden ze, ‘dat niets meer verboden is.’
De onderdanen bleven het pinkelspel beoefenen.
‘Hebben jullie het begrepen?’ benadrukten de boodschappers. ‘Jullie zijn vrij te doen wat jullie willen.’
‘Goed,’ antwoordden de onderdanen. ‘Wij pinkelen.’
De boodschappers deden hun uiterste best hen te herinneren aan de talloze genoeglijke en nuttige bezigheden die ze in het verleden hadden verricht en die ze voortaan weer zouden kunnen verrichten. Maar zij luisterden niet en gingen door met het spel, de ene slag na de andere, zonder ook maar even uit te blazen.
Toen ze zagen dat hun pogingen vergeefs waren, brachten de boodschappers de schouten hiervan op de hoogte.
‘Makkelijk genoeg,’ zeiden de schouten. ‘Dan verbieden we het pinkelspel.’
Het was toen dat het volk in opstand kwam en alle schouten doodde. Daarna ging iedereen, zonder een moment te verliezen, weer pinkelen.