Lucas Hüsgen
Dapper was de praeses uit de vallei
George Winnaman was een gedreven spits, wonend tussen de olmen, dichtbij de trap die leidde naar het kerkhof met zijn marmeren graven, overwoekerd soms, meestal met vochtplekken en altijd verzakt. Wij wisten waartoe hij in staat was. Het is om die reden dat we hem die middag, met een lichte trilling in de benen en allen een broodtrommeltje in de hand, hebben opgezocht. De straat oversteken vormde een onderneming op zich. De taxi die van rechts kwam heeft zich inderdaad in mijn geheugen gegrift - zoals overigens menige wedstrijd die Winnaman voor zijn club speelde, geen grote ster, dat zij toegegeven, maar altijd alert, op dat niveau beslist een van de meest geduchten. De zon scheen. Het had een haar gescheeld of niets van dat al had zich ooit voltrokken. Wie de consequenties van deze vaststelling doorziet, kan aan de clubannalen voorbijgaan. De eerdere busrit lijkt, als ik erop terugkijk, overigens avontuurlijker dan de eigenlijke ontmoeting. Ik was niet zo trillerig van aard als men nog altijd meent. Het verlangen naar tragiek beheerste mij toen al niet meer, had mij destijds reeds bevrijd om ons winderige dorp in de vallei als een godsgeschenk te accepteren. George Winnaman moest worden overgehaald. Welke keus hadden wij? We hebben er veel aan gedaan; er is niemand die ons daarin te na spreken kan. Men moest hem niet alles in de schoot leggen. Sommige gebeurtenissen moesten in het waas gehuld blijven, karakteristiek voor zijn zwijnenstal. De koperen schalen poetsende, robuuste eigenares van het eethuis waar wij die middag eerst nog hadden aangelegd zei weinig begrip te hebben voor onze glanzende ogen. De passerende taxi, in zulke dagen natuurlijk een zwarte, en het meisje met haar rossige lokken boven het gebreide beige vestje konden niet bevroeden wat er die dag te gebeuren stond in die straat waar zij met haar buik van zeven maanden wees naar de heuvel waar het fort zich niet langer bevond. Ik was de genius achter onze reis. Ik hield mij aan mijn zaakjes,
dat kon niet van iedereen in het gezelschap gezegd worden. Ik was tenminste stipt in het nakomen van mijn beloften, en ik bleef het maar herhalen. Mijn uitgavenbeleid kon niet anders dan verantwoord worden genoemd. Wie voor mij werkten, wisten dat ik onze vallei respecteerde. De zon had die ochtend geschenen boven het veld. De vaantjes wapperden. Mijn reisgenoten, beiden al enigszins op leeftijd, bekvechtten om het maken van de laatste foto. George Winnaman had zich van ons afgewend, overwoog de woorden van de nettenvlechter. Het waren andere tijden - waarschijnlijk zelfs betere. Ik heb ze niet graag meegemaakt, dat moet ik toegeven.
Naderhand keek ik het meisje met de rossige lokken, dat nog steeds op de stoeprand stond, diep in haar wonderbaarlijk warme ogen - George Winnaman liet het hekje klinkend in het slot vallen.
Om het omkoopbedrag ondervond ik niet mijn wroeging.