Yasunari Kawabata
Kanaries
Mevrouw,
Ik moet mijn belofte breken en nog een keer een brief aan U schrijven. Ik kan de kanaries die ik verleden jaar van U gekregen heb niet langer houden. Mijn vrouw zorgde altijd voor ze. Mijn enige taak was naar ze te kijken - aan U te denken wanneer ik ze zag.
U was toch degene die zei: ‘U hebt een vrouw en ik heb een echtgenoot. Laten we elkaar niet langer ontmoeten. Had U maar geen vrouw. Ik geef U deze kanaries als aandenken aan mij. Kijk naar ze. Deze kanaries zijn nu een koppel, maar de man van de dierenwinkel ving een willekeurig mannetje en een willekeurig vrouwtje en stopte ze in een kooi. De kanaries zelf hadden er niets mee van doen. Hoe het ook zij, denk door deze vogels aan mij. Misschien is het gek om levende wezentjes als souvenir te geven, maar onze herinneringen leven ook. En, wanneer de tijd daar is dat de herinneringen over ons samen moeten sterven, laat hen dan sterven.’
Welnu, de kanaries zien eruit alsof ze binnenkort gaan sterven. Degene die ze verzorgde is gestorven. Een schilder zoals ik, nalatig en arm als ik ben, kan zulke tere vogeltjes niet verzorgen. Ik zeg het maar zonder omwegen. Mijn vrouw placht voor de vogeltjes te zorgen, en nu is ze dood. Aangezien mijn vrouw gestorven is, vraag ik me af of de vogeltjes ook zullen sterven. En daarom, mevrouw, was het mijn vrouw die mij aan U deed herinneren?
Ik heb overwogen de kanaries vrij te laten, maar sinds de dood van mijn vrouw lijken de vleugels van de vogeltjes plotseling zwak te zijn geworden. Bovendien kennen deze vogeltjes de lucht niet. Dit stel heeft geen kameraadjes in de stad of in de bossen in de buurt waarmee ze op zouden kunnen trekken. En als één van hen alleen ervandoor zou vliegen, zouden ze ieder in afzondering sterven. Maar daar staat tegenover dat U echt gezegd hebt dat de man in de dierenwinkel zomaar een mannetje en een vrouwtje heeft gevangen en in een kooitje gestopt.
Nu ik het er toch over heb, ik wil ze niet terugverkopen aan een vogelhandelaar, omdat U deze vogeltjes aan mij gegeven hebt. En ik wil ze ook niet aan U teruggeven, aangezien mijn vrouw degene was die voor ze gezorgd heeft. Bovendien, deze vogeltjes - die U waarschijnlijk allang vergeten bent - zouden U veel overlast bezorgen.
Ik zeg het nog maar een keer. Omdat mijn vrouw hier was hebben die vogeltjes tot nu toe geleefd als aandenken aan U. Dus, mevrouw, ik wil dat die kanaries haar volgen in de dood. Het levend houden van mijn herinneringen aan U was niet het enige wat mijn vrouw deed. Hoe zou ik in staat zijn geweest een vrouw als U lief te hebben? Dat kon ik toch alleen omdat mijn vrouw bij mij bleef? Mijn vrouw deed mij alle pijn in het leven vergeten. Ze negeerde de andere helft van mijn leven. Als ze dat niet gedaan had, zou ik zeker mijn blik hebben afgewend of mijn ogen hebben neergeslagen ten overstaan van een vrouw als U.
Mevrouw, het is toch goed, wanneer ik de kanaries dood en ze begraaf in het graf van mijn vrouw?