Omdat ik me tegenwoordig ‘professioneel met poëzie bezighoud’ (dit zijn niet mijn woorden maar woorden van degene die mij vorige week in Amsterdam aankondigde, een oud meisje met morsdood haar dat maar niet wilde gaan liggen. ‘Adriaan Jaeggi houdt zich sinds een paar jaar professioneel met poëzie bezig’, waarmee ze kennelijk doelde, bedacht ik, terwijl ik de treden naar het voorleesschavot besteeg, op de jodenfooi die je krijgt voor je recensies, op de flessen wijn die je krijgt na het voorlezen aan dertien mensen - vriendin en buurvrouwen meegerekend -, op de lauwe reacties van redacties als je met je vertalingen van geniale, in Nederland onbekende dichters aankomt - ‘Het is wel een beetje fragmentarisch hè?’ -, en op de dagen, weken die je besteed hebt aan het spitten naar een antwoord op de existentiële vraag: moet ik aan het eind van dit gedicht nu drie keer of vier keer ‘hemeltjelief’ gebruiken?), omdat ik er, zeg maar, ‘verstand van heb’ - dit zijn mijn woorden - weet ik dat de eerste vraag die mensen altijd stellen bij een gedicht dat niet onmiddellijk zijn betekenis prijsgeeft, is: ‘Waar gaat dit gedicht over?’
Als Professioneel Bezighouder met Poëzie kun je je boos maken over zulk onbenul (‘Gedichten gaan nergens over, behalve over zichzelf’) maar dat is kinderachtig. Een fles wijn gaat ook nergens over. Toch zijn er mensen die uren kunnen oreren over het Hout, de Nare Droptinten en de Verleiding van het Rode Fruit. Dus het bovenstaande gedicht gaat volgens mij, maar pin me daar niet op vast want ik ben ook maar professioneel, over landen waar ik nooit geweest ben, enorme maaltijden, oude vrienden, heimwee, gegrinnik, lamplicht, het geluid van snikken op de gang, schimmel, gedichten in talen die ik niet kan lezen, kerken, kerkhoven, dassen, ganzen, batterijen die nooit opgaan en verrekijkers.
Maar dan heb ik het over een eerste indruk, hoor.
Het zijn allemaal associaties, en hoewel die heel prettig zijn, net als de eerste lentewind op je wangen, ik doe het gedicht er nog geen recht mee. Geloven zonder begrijpen is misschien goed genoeg voor gelovigen maar niet voor poëzie.
Als ik iets niet begrijp, probeer ik het vaak te vertalen. Dat werkt goed in buitenlandse cafés, en het werkt ook uitstekend bij het temmen van je huisdier en het begrijpen van poëzie.
Het is een eenvoudig gedicht, daar zijn we zo uit.
‘Poortwachter’ is het eerste woord. Het tweede is: ‘Pijlpunt/verzieker’, en wat een geluk dat die woorden in het Engels en het Nederlands ritmisch op elkaar lijken en ook nog bijna hetzelfde betekenen.
Dan komt er een e-mail uit Engeland.
‘This will hopefully save you some time in the reference-library,’ schrijft Caddel. ‘Het zijn de officiële namen van de groeisels die in het gedicht voorkomen.’
Groeisels?