[2002/1]
van de redactie
‘Natuurlijk is het een ramp,’ hoorden we laatst iemand zeggen, ‘als je met een lege uitgeverij komt te zitten. Waar haal je de nieuwe schrijvers vandaan? Die zijn er niet in Nederland.’
Welnu, pak aan, hier heeft u een nummer van De Revisor barstensvol nieuwe schrijvers. Dit nummer presenteert met trots het prozadebuut van Ingrid Hoogervorst en het poëziedebuut van Susanne Metaal. Bovendien vindt u in dit nummer nieuwe poëzie van twee dichters, Joep Kuiper en Tjitske Mussche, die beiden debuteerden in de vorige jaargang van De Revisor. Ook brengen wij gedichten van Philip Ingelse en proza van Michel Dijkstra, die tot nu toe alleen hebben gepubliceerd in duistere periodieken als De Gids en Optima, en een voorpublicatie uit de tweede roman van Peter Drehmanns. In de rubriek ‘Een woord een woord’ introduceert Adriaan Jaeggi de dichter Richard Caddel in het Nederlandse taalgebied.
Deze horde nieuwe schrijvers wordt geflankeerd door een drietal gelauwerde auteurs die zich van een geheel nieuwe kant laten zien. We bieden u een nieuw sonnet van Wiel Kusters en een spannend gedicht van de immer fonkelnieuwe Tonnus Oosterhoff. Dit alles wordt voorafgegaan door Wessel te Gussinklo, die op een persoonlijke en aanstekelijke manier verslag doet van zijn omgang met het oeuvre van Harry Mulisch.
De nieuwe Revisor: nu nog nieuwer!