| |
| |
| |
| |
| |
| |
de gouden stad
ca. 800 v. Chr.
Daar, in de hevig klotsende zee voor de kust van Egypte, vindt men een eiland dat Faros genoemd wordt en dat zo ver in zee ligt als in één dag een kromgeboegd schip zou kunnen bevaren dat door een helder fluitende wind in de rug wordt geblazen. Veilig beschut is de haven van waaruit door de welvende schepen zee wordt gekozen...
Homerus Odyssee
| |
332/1 v. Chr. Beschrijving: 200 à 300 n. Chr.
Alexander beval de omtrek van de stad te markeren om zich een beeld daarvan te kunnen vormen. De werklieden namen tarwemeel en markeerden daarmee de omtrek van de stad. Vogels van alerlei pluimage kwamen aanvliegen, aten het meel op en vogen weer weg. Alexander was hierover zeer bezorgd en vroeg zich af wat dit voorteken kon beduiden. Hij ontbood de duiders der tekenen en vertelde hun wat er was gebeurd. Zij zeiden: ‘De stad die u hebt bevolen te stichten, sire, zal de hele wereld voeden en haar inwoners zullen naar alle uithoeken van de wereld uitzwermen, want vogels omcirkelen de gehele aarde.’ Toen beval hij met de bouw van de stad te beginnen. Toen de fundamenten van de stad voor het grootste deel waren gelegd en gemarkeerd, liet Alexander vijf letters inmetselen: alfa, beta, gamma, delta en epsilon. De alfa staat voor Alexander, de beta voor basileus, koning, de gamma voor genos, zoon, de delta voor Dios, van Zeus, en de epsilon voor ektisen: hij was het die deze unieke stad heeft gesticht.
Pseudo-Callisthenes Vita Alexandri Magni recensionem Graecam codicis
| |
3e eeuw voor Christus
Twee Alexondrijnse vrouwen, die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Syracuse, Gorgo en Paxinoa, wurmen zich door de menigte naar het koninklijke paleis om getuige te zijn van het Adonis-feest. Praxinoa zegt:
‘Goede goden! Wat een menigte! Hoe kunnen wij deze plaag in vredesnaam doorkruisen? Ze zijn als mieren, niet te nummeren en niet te tellen. Je hebt heel veel goeds voor ons gedaan, Ptolemaeus, sinds je vader onder de onsterfelijken verkeert. Er is geen enkele schurk meer die het waagt om je op z'n Egyptisch te besluipen en je een kutstreek te leve- | |
| |
ren, het vuile kankerspelletje dat die gore, vieze lijers altijd met je uithaalden, ze zijn allemaal hetzelfde, de een nog valser dan de ander met hun vuile trucjes, varvloekte mongolen. Gorgo, darling! Hou me vast! De koninklijke lijfwacht te paard! Goede man, zou u zo vriendelijk willen zijn niet onder de voet te lopen? Die bruine steigert. Kijk, hoe wild hij is. Uit de weg, Eunoa, roekeloos wicht! Hij vermoordt die begeleider nog. Ik ban enorm blij dat ik de baby heb thuisgelaten.’
Theocritus Idylle
| |
ca. 260 voor onze jaartelling
Alles wat er is en bestaat, is in Egypte: rijkdom, sport, macht, een stralend blauwe hemel, roem, godinnen, filosofen, goud, mooie jongetjes, de tempel van de goden die broer en zus zijn, de goede koning, het Museum, wijn, al het goede dat je je maar kunt wensen. En vrouwen, zoveel vrouwen! De hemel zou, bij de bruid van Hades, niet kunnen pochen dat hij meer sterren draagt dan er daar vrouwen zijn. En ze zijn net zo mooi als de godinnen die naar Paris gingen om hun schoonheid te laten beoordelen.
Herondas Mimiambe
| |
ca. 180
Na drie dagen varen kwamen we in Alexandrië aan. Zodra ik via de zo genoemde Poort van de Zon de stad binnenkwam werd ik getroffen door haar verblindende schoonheid, waarvoor ik ogen tekort kwam. Links en rechts loopt er een zuilengang in rechte lijn van de Poort van de Zon naar die van de Maan, die de wachters van de stad zijn. In het midden van de zuilengang heeft de stad een open ruimte. Het is een hele tocht dit Plein over te steken, je bent thuis op reis. Toen ik een paar stadia de stad was ingelopen kwam ik bij de plek die zijn naam aan Alexander dankt. Vandaar zag ik een andere stad; haar schoonheid was hier opgedeeld omdat er een zuilengang rechtuit ging en een ander hem kruiste. Mijn aandacht over alle straten verdelend konden mijn ogen er geen genoeg van krijgen, maar al die pracht geheel in me opnemen, dat ging niet. Ik bekeek dit, moest dat ook zien, en dan snel weer dat en daar wilde ik ook niet aan voorbijgaan. Het schouwspel boeide mijn blik, hij werd aangezogen door wat ik hoopte te zien. Ik liep alle stra- | |
| |
ten af en terwijl ik wanhopig verliefd was op wat ik zag, zei ik doodmoe: ‘Ogen, ik geef me gewonnen.’
[...]
Het toeval wilde dat het de heilige maand van de grote god was, die bij de Grieken Zeus heet en bij de Egyptenaren Serapis. Er was een fakkeloptocht. Het was het grootste schouwspel dat ik ooit heb gezien. Het was avond, de zon was al onder, maar het was nog nergens nacht. Het leek alsof er een andere zon was opgegaan, een die zijn licht overal verdeeld liet schijnen. Op dat moment zag ik een stad in pracht wedijveren met de hemel.
Achilles Tatius De Clitophontis et Leucippes amoribus
| |
ca. 385
Het summum onder alle steden is Alexandrië die haar vooraanstaande positie heeft gekregen door al het fraais dat ze te danken heeft aan haar verheven stichter en de vindingrijkheid van haar architect Dinocrates
[...]
Daarnaast zijn er pompeuze tempels met hoge daken, waarvan het
Serapeum het meest opvalt. Geen enkele beschrijvlng doet er recht aan. Het is verfraaid met reusachtige zuilenhallen en beelden die lijken te ademen en met veel meer andere kunstwerken. Op het Capltool na, waarmee het eerbiedwaardig Rome zich haar plaats in de eeuwigheid heeft verzekerd, is er ter wereld niets zo schitterend als dit.
Ammianus Marcellinus Rerum gestorum
| |
ca. 392
Daarop [...] werd de menigte van de onzen [d.w.z. Christenen] gevraagd de aanstichter van de dwaling [d.w.z. het beeld van de god Serapis] omver te werpen. [...] Een van de soldaten, beter beschermd door zijn geloof dan door zijn wapens, pakte een dubbele bijl, richtte zich op en sloeg met al zijn kracht op de kaak van de oude... Hij herhaalde dit nog een paar keer [...] Daarna trok men zijn kop van zijn nek en werd de hoofdtool losgetrokken. Daarna werden de voeten en andere lichaamsdelen met de bijl in stukken gehakt en [de rest] met behulp van touwen gevierendeeld. De oude, versleten [god] werd op verschillende plekken, lichaamsdeel na lichaamsdeel onder de ogen van zijn vereerster, Alexan- | |
| |
drië op verschillende plekken verbrand. De romp is vervolgens verbrand in hat amfitheater.
Rufinus van Aquileia Historio Ecclesctico
| |
392
Op de val van de godes
Als doden hebben ze de stad, eens zo vol leven, de rug toegekeerd. Wij die achterbleven hebben haar nagedachtenis geëerd.
Palladas van Alexandrië Epigrommen
| |
415
Er was een vrouw in Alexandrië die Hypatia heette. Ze was de dochter van de filosoof Theon en had zeer veel talent voor literatuur en wetenschap, disciplines waarin ze al de filosofen van haar tijd overtrof. Als voortzetster van de school van Plato en Plotinus verklaarde ze de grondslagen van de filosofie aan haar gehoor, waaronder er velen waren die van verre kwamen om haar colleges te volgen. Ten gevolge van haar zelfverzekerdheid en manieren, die ze dankzij het haar gecultiveerde geest had opgedaan, vertoonde ze zich niet zelden in het openbaar in gezelschap van hoogwaardigheidsbekleders. Ze schroomde evenmin te verschijnen op bijeenkomsten van mannen, want door haar buitengewone waardige verschijning en ingetogenheid bewonderden die haar er des te meer om. Maar ook zij werd het slachtoffer van het politieke gekonkel dat in die tij gemeengoed was. Geregeld sprak ze met Orestes [de gouvernuer]. Onder de christenen ging de roddel dat zij er de oorzaak van was dat Orestes en de bisschop zich niet met elkaar hadden verzoend. Gedreven door een fanatieke en bigotte geloofsijver versperden sommigen van hen onder leiding van Peter, de Bijbellezer, haar de weg toen ze terugging naar huis. Ze sleurden haar uit haar draagstoel en namen haar mee naar de kerk die het Caesareum werd genoemd, waar ze haar ontkleedden en stenigden. Nadat ze haar lichaam in stukken hadden gescheurd brachten ze haar verminkte lichaamsdelen naar een plek die Cinaron heette en verbrandden ze daar. Deze affaire bracht grote schande over Cyrillus [de bisschop] en de hele Alexandrijnse kerk.
Socrates Scholassticus Historio Ecclesiotico
|
|