| |
| |
| |
Maar wat was het echt?
Laveot, Amsterdam, januari 2001.
| |
| |
| |
Herman Franke
Realisme volgt de waan van de dag
Wacht
Tot het rode licht
Gedoofd is
Er kan
Nog een trein
Komen
Kees Fens
Het dilemma, voor iedere schrijver, is: ga je bij een beschrijving uit van de werkelijkheid en zoek je daar de beste woorden bij of ga je uit van het woord en zoek je daar een werkelijkheid bij.
Gerrit Krol, Kellendonk-lezing 1997
Toen bedacht ze dat datgene, dat niet was gebeurd meer de waarheid kon zijn dan wat wel was gebeurd. Dat dat meer zeggingskracht had.
Marianne Fredriksson, Anna, Hanna en Johanna
Maybe there are times when we slide into another reality but can't remember it, can't concede the truth of it because this would be too devastating to absorb.
Don DeLillo, The Body Artist
Wanneer de werkelijkheid niets voorstelt, moet je er wat van maken. Op zondagavond bijvoorbeeld zet ik, weer of geen weer, de vuilniszakken buiten. Je kunt niet altijd groots en meeslepend leven. Grijze zakken zijn het, maar als je er oog voor hebt, kun je zien hoe mooi het maanlicht erop valt en de plooien van het plastic omtovert in een rotsig Tibetaans landschap dat oeroude geheimen van mens en dier herbergt. Maar die zondagavond vergat ik het. Waarom? Ach, wie kan het wat schelen dat ik van de drank niet meer op mijn benen kon staan, laat staan een trap
| |
| |
aflopen met in elke hand een vuilniszak? De volgende morgen kwam ik te laat uit bed om ze alsnog buiten te kunnen zetten. Tegen het middaguur bedacht ik dat ik ze enkele straten verderop kon brengen omdat de vuilniswagen daar gewoonlijk pas aan het begin van de middag langskomt. Zo liep ik halverwege die dag bleek en kuchend (ik had ook veel gerookt) over straat met twee vuilniszakken. Nu, bij daglicht, vond ik het kille grijze dingen waaraan elke Tibetaanse diepgang vreemd was. Af en toe moest ik ze even neerzetten omdat ik kramp in mijn vingers kreeg. Op dat moment had een mooie, raadselachtige vrouw mij aan kunnen spreken met alle gevolgen van dien, maar dat gebeurt alleen in romans en niet als je verkrampt en katerig met vuilniszakken loopt te sjouwen omdat je de avond tevoren te veel gezopen hebt en 's ochtends van ellende je bed niet uit kon komen. Vaak gaat de werkelijkheid de verbeelding in pracht en praal te boven, schitteren kan ze, zelfs in alle gruwelijkheid, dat geef ik toe, maar nog vaker knapt de werkelijkheid aardig op van een beetje verbeelding.
Bij de eerste vuilniszakken die ik zag, zette ik moe en chagrijnig de mijne neer en rechtte mijn rug. Een romanticus of iemand die koste wat kost weigert het toeval te aanvaarden, zou zeggen dat ik toen opzij móest kijken, of ik wilde of niet, maar dat vind ik allemaal te ingewikkeld, dus ik keek gewoon opzij, want je kunt niet altijd vooruit kijken. Daar zag ik iets staan wat ik op het eerste gezicht niet kon thuisbrengen. Dat maak ik niet vaak mee. Meestal, vrijwel altijd, weet ik wel wat ik zie. Dat kan een fietswiel zijn met tien spaken, een stadswacht die wildplast, een man in de PC Hooftstraat met een dure cowboyhoed, een stijldansend herfstblaadje, een mens met wie het nooit meer goed zal komen, een man aan de bar die zich gelukkig waant door de drank of een opsommerige uitweiding die een verhaal ophoudt, in dit geval het verhaal waarin ik bij het vuilnis iets zag staan dat ik niet thuis kon brengen. Het was een plaat van ongeveer een vierkante meter groot, waarop dicht tegen elkaar aan honderden kleurige, veelvormige dingetjes bevestigd waren die me deden denken aan wat ik wel eens binnenin een computer had gezien. Ik zag condensatoren of hoe die sigaarvormige dingetjes met kleurige streepjes op hun buik ook mogen heten, rijtjes steekpoorten voor grafische kaarten en zo, ronde pluggen, chips en nog veel meer dingen die ik niet benoemen kan. Op enige afstand had het iets van een maquette van een grootsteedse nieuwbouwwijk. Maar wat was het echt? Een reusachtige printplaat? Ik haalde mijn schouders op en liep door. Maar na enkele passen draaide ik me weer om. Het was een intrigerende plaat. Nog nooit had ik zoiets gezien. Aarzelend liep ik er weer naar toe en probeerde het op te tillen. Het was veel zwaarder dan ik dacht. Ik zou er een heel stuk mee moeten lopen en het, met kater en al, twee trappen op moeten tillen. Nee, daar had ik geen zin in. Ik schudde mijn hoofd en liep weg. Toch draaide ik me nog een keer om.
Van veraf was het nog mysterieuzer dan van dichtbij. De prachtige groene kleur
| |
| |
van geoxydeerd koper lichtte op als kattenogen in de duisternis, ook al was het dag. Hier en daar blinkten goudgele vlakken me lonkend toe. Jammer, maar het was te zwaar. Toen zag ik de vuilniswagen aankomen, meedogenloos, metertje voor metertje. Uit de cabine klonk harde popmuziek. Twee gehandschoende mannen in lichtgevende werkkleding liepen grijpgraag op de plaat af. Nog even en ze zouden haar in de laadbak gooien waar ze in stukken gemalen zou worden. ‘Ho, ho, ho,’ riep ik en rende op de plaat af. Ik spreidde beschermend mijn armen en tilde haar op. De mannen keken mij verbaasd aan, ook wel een beetje spottend. Ik lachte schaapachtig naar ze en deed de eerste stappen op de lange weg naar huis. Ik had meteen het gevoel dat ik een belangrijke culturele daad had verricht. Het dragen viel me niet eens zwaar. In plaats van twee vuilniszakken gevuld met het afval van mijn nietige bestaan, tilde ik nu een intrigerend ding, een kunstwerk. De voorbijgangers wierpen nieuwsgierige blikken op de plaat en glimlachten mij toe. Voor ik het wist was ik thuis en boven.
De plaat hangt nu bij mij in de kamer aan de wand. Ik heb er een houten lijst omheen getimmerd. Omdat vrienden steeds vroegen naar de naam van de kunstenaar, heb ik er maar Laveot, Amsterdam, januari 2001 onder gezet. Omdat Laveot niet bestaat, heeft iedereen wel eens van hem gehoord.
Het is een mooi reliëfschilderij geworden. Ik kan er uren naar kijken en er steeds iets anders in zien. Soms lijkt het op een sciencefictionachtige stad, vanuit een vliegtuig gezien. De afgelopen dagen maakte ik vaak wandelingen door de goudkleurige wijk linksonder. Als daar de zon schijnt, verdwijnen de kleinste schaduwen, het licht is overal, zelfs in je hoofd. Vorige week kon ik in het schilderij niets anders dan een futuristische begraafplaats zien. In het midden glinstert de tweedelige tombe van de 140 jaar geworden Mulisch, in het bovenste deel rust zijn lichaam, in het onderste zijn oeuvre. Vandaag verbeeldt het schilderij de complexiteit van het menselijk gevoelsleven. In de goudkleurige villawijk linksonder huizen de vele schakeringen van de liefde. De buurten van barmhartigheid, hoogmoed, hoop, ootmoed, schaamte, schuld, trots, vreugde, moed, levenslust en wat al niet meer, zien groen van jaloezie.
·
Het begon te regenen. Wellicht dat ik daarom mijn hoofd iets boog en een beschreven stuk papier op de stoep zag liggen, half verscholen achter het voorwiel van een ouderwetse herenfiets. Op het gebied van het geschreven woord ben ik een onfrisse gluurder. Ik bukte me, raapte het op en stopte het in mijn binnenzak. Pas dagen later vond ik het daar, op zoek naar een ander papiertje, weer terug. Ik las:
| |
| |
Vanwaar de zucht om te verdedigen?
De verslaving aan pruilen.
Het verlangen naar medeleven.
Waarom niet wat meer genieten?
Al bij mijn eerste brilletje?
Aan deze onverbloemde zelfbespiegeling heb ik eens een beschouwing gekoppeld over de morele kanten van autobiografische literatuur waarin intimi van de schrijver herkenbaar worden beschreven. Maar nu zie ik er louter een gedicht in, een ontroerend gedicht, ik zou het graag verzonnen hebben. Maar heb ik het dan niet verzonnen door het hier op te voeren als gedicht?
Ik was in Parijs. Ik zag dat een beschreven blocnotevelletje probeerde zich even sierlijk te bewegen als het stijldansende herfstblaadje van daarnet, maar het kwam nauwelijks van de grond. Het velletje kon lang niet tippen aan het plastic zakje dat in American Beauty minutenlang voor een miljoenenpubliek zwierde en zwaaide op een door de wind ontworpen choreografie. Ik raapte het op. Het was te zwaar voor windzuchtjes en te hoekig Hollands voor frivole sierlijkheid. En het bevatte een neerdrukkende, met balpen geschreven tekst: een winkelroute, een wandelroute en een verwijzing naar Montmartre. De wandelroute voerde langs de Seine. De winkelroute deed het Centre Pompidou aan. Enkele tips leveren het gedicht ‘Hollandse wandeling door Parijs’ op:
wel roltrap naar bovenste
-Sacré Coeur + Place du Tertre
(afdingen voor ev. portret)
| |
| |
Als je bij slecht weer het Musée d'Orsay binnengaat, zie je het schilderij L'origine du monde van Gustave Courbet. Dat is een zeer realistisch portret van een vagina, met wat buik erboven en dijen eromheen. Ik heb eens urenlang de reactie van bezoekers bestudeerd. Het schilderij van Courbet is zo realistisch dat niemand er goed naar durft te kijken. Japanners beginnen te giechelen. Vrouwen maken dat ze wegkomen. Mannen kijken er met een neutrale blik hooguit enkele seconden naar. Wie er wel goed naar kijkt, wil algauw verder, naar binnen, naar de geheimen die Courbet niet kon schilderen. Pleit dat tegen realisme?
·
Ik las vorig jaar de volgende drie gedichten in de krant:
Als getuige van datgene waaraan
de stad Grozny (wat ‘afschuwelijk’ betekent)
zijn naam te danken heeft
is Aizja's buurvrouw van twee
portiekjes verderop verschenen
Zij heeft de oorlogswinter
in een kelder doorgemaakt
die het niet hebben gehaald
En dit is wat we op de binnenplaats
gevonden hebben, zegt ze.
In haar hand houdt ze een schedel
met harige plukjes huid eraan
Ze denkt dat het een meisje was
Om te voorkomen dat de honden
het aanvreten, bewaart ze
| |
| |
Manshoge, levensechte poppen
hangen aan hun nek aan een kapstok
Er is maar weinig voor nodig
om ze aan het dansen te krijgen
Maar ze komen op dreef in een beulsscène
de onthoofding van een hele dikke man
zo stevig gebouwd dat hij ook
zonder hoofd overeind blijft
Er speelt wat tussen de spelers
Een rondborstige dame met een helblond kapsel
Ze vertrouwt een speler toe
dat ze gevangen zit in haar rol
Wil hij haar niet bespelen?
De speler gelooft elk woord van
haar mooie schuimrubberen lippen
vallen in plaats van dansen
| |
| |
eet voorlopig geen frikadellen meer
Ook hamburgers, worstenbroodjes
en barbecueworsten laat hij
graag aan zich voorbijgaan
Hij heeft sinds zijn onderzoek
visioenen van plastic bakken
waar het bloed van afdruipt
die worden afgeleverd bij de
·
· | Wie niet bereid is van de werkelijkheid kunst te maken, moet schoenen gaan verkopen, in aandelen gaan handelen of op reportage gaan. |
· | Realisme volgt de waan van de dag. |
· | Realistische literatuur is gedateerd voordat je het weet. |
· | Realistische literatuur is een contradictio in terminis. |
· | Wie romans leest voor realistische beschrijvingen van het moderne leven, leest de verkeerde boeken of wil kranten en weekbladen in boekformaat. |
· | Realisme is een ander woord voor niet verder kijken dan je neus lang is. |
· | Realisme is een desillusie. |
· | Realistische literatuur maakt zich illusies over de werkelijkheid. |
· | Realisme is idealisme van de koude grond. |
· | Realisme is het houvast van mensen die bang zijn voor hun dromen. |
· | Realisme is van mensen die in de stierenkop van Picasso een stuur met een zadel blijven zien. |
· | Realisme is een dodelijke blik; als je goed kijkt, blijft er niets over. |
· | Realisme is in feite de verbeelding van de werkelijkheid. |
· | Realisme is voor voeten die zich tegen stenen stoten en voor mensen die dan ‘au’ roepen en zeggen ‘zie je wel hoe werkelijk de werkelijkheid is’. |
· | Voor mensen die stenen willen maken waaraan je je niet kunt stoten, bestaat geen realisme. |
· | Realisme bestaat niet, daar moet je gewoon realistisch in zijn. |
| |
| |
· | Als je realisme diep in de ogen kijkt, smelt het als sneeuw voor de zon. Wat overblijft is poëzie, literatuur, kunst: de werkelijkheid van de verbeelding. |
·
In dit verband schreef ik ergens: ‘DE werkelijkheid bestaat (...) niet. Er is een werkelijkheid die sterft van de werkelijkheden die heel eigenwijs en zelfbewust geen andere werkelijkheid boven zich dulden. We leven in een anarchistisch universum. Mensen delen een schijnwerkelijkheid, of zoals Frans Kellendonk het in een van zijn essays beschreef, een menselijke doorsnee of plak van de werkelijkheid, een smal reepje van een groot en pikkedonker bos zoals dat, vol valse schaduwen en spookachtig verkleurd, oplicht in het schijnsel van een zaklantaarn’. Dit is een heel mooie beschrijving, vooral omdat je meteen inziet dat de zaklantaarn zich ook - in andere culturen, in andere tijden, in andere hoofden - op een ander reepje kan richten. Dat bos is, vind ik, ook nog eens even grenzeloos en uitdijend als het heelal. Brrr, wat een groot en donker bos is dat. Begrijpelijk dus dat we op dat smalle reepje bij elkaar kruipen en ons er maar af en toe buiten durven begeven. Wat kan er in de donkerte van dat oneindige bos wel niet allemaal voor engs gebeuren! Maar misschien is het op sommige plaatsen in dat bos ook wel goddelijk toeven. Het kan allemaal. Maar we weten het niet. Bevlogen grootsprekers willen ons doen geloven dat zij het wel weten. Ze verspreiden al eeuwenlang met wisselend succes godsdiensten en metafysische gedachtesystemen die het donkere bos wat minder donker doen lijken voor goedgelovigen.
De afgelopen eeuw is daar een zeer dominante grootspreker bijgekomen: de massamedia. Zij zeggen niets over het donkere bos maar stellen gerust door het smalle reepje van Kellendonk zo hel te verlichten dat velen nauwelijks meer geloven dat er een donker bos omheen ligt. Aan de dwingende kracht van de voorgebakken media-gevoelens, denkschema's en opvattingen valt steeds moeilijker te ontsnappen. En zo komen mensen er toe zelfs het mysterie van de dood met de grasmat van Ajax te bedekken. Of zij voelen echt verdriet bij de dood van een mediaprinses. Of zij menen dat pedofilie een neiging is tot perverse kindermoord uit botte winzucht. De aarzelende arm van de kleffe oom om de blote schouder van het nichtje is door Dutroux in mediarook opgegaan. En nog veel en veel meer.
Het treurige is dat ook in veel hedendaagse, zogenaamd realistische of autobiografische romans slechts het Kellendonkse reepje betreden en beschenen wordt. Meer en meer uitgevers en schrijvers vinden dat een goede zaak, want aan fictie en fantasie hebben zij en de lezers geen boodschap. Zij willen ‘de’ werkelijkheid. De kranten en weekbladen zijn niet genoeg. En daarom lopen veel schrijvers en journalisten elkaar
| |
| |
tegenwoordig vreselijk in de weg op het smalle reepje in het schijnsel van de zaklantaarn. Journalisten die bij uitstek menen over ‘de’ werkelijkheid te schrijven; schrijvers die hun fantasie niet aanspreken en eigenlijk journalisten willen zijn.’
·
Een filosoof stuurde mij met de beste bedoelingen tientallen kopieën van artikelen en hoofdstukken over realisme en literatuur met de volgende titels:
· | Three studies on the Subject of Realism |
· | General Rules, I: ‘True Novels Must Be Realistic’ |
· | Levels of Reality in Literature |
· | Proust By Samuel Beckett |
· | Essays on Moral Realism |
· | The Many Moral Realisms |
· | Positivismus und Realismus |
· | Realism |
· | On the Current Status of Scientific Realism |
· | Sameness and Substance |
· | Conceptualism and Realism |
· | Realism: The Contemporary Debate - W(h)ither Now? |
· | Ways of Meaning. An Introduction to a Philosophy of Language |
· | Moral Reality |
· | Real Beauty |
· | Aesthetic Realism |
· | Realisme in literatuur en filosofie |
· | Los-vast. Frans Kellendonk in dispuut met Maarten 't Hart |
· | Das Weltbild des Romans |
· | The Sense of an Ending. Studies in the Theory of Fiction. |
· | Literary Fiction and Reality |
· | Realismus |
· | Realism. Introduction |
· | Conscientious Realism |
· | Conscious Realism |
· | Realism and the contemporary novel |
· | The concept of realism in literary scholarship |
· | Der europaïsche Realismus |
· | Kritische Studiën. Kopijeerlust des dagelijkschen levens |
| |
| |
· | Defenses of Dutch Painting and the Theory of Realism |
· | Mimesis. Dargestellte Witklichkeit in der abenländischen Literatur |
Ik heb ademloos naar de stapel kopieën gekeken. Ik denk dat als je al die teksten leest er een wereld voor je opengaat. Maar ik ben gauw weer aan het werk gegaan en probeerde te vergeten wat ik gezien had. Van sommige dingen moet je niet te veel weten. Het realisme redt zich wel zonder mij. Toch is het een mooie lijst van titels, vooral als je haar hardop leest met goed getimede adempauzes, elke titel op een andere toon, van giechelig en spottend tot boos en gedragen, ongeveer zoals Philip Freriks het vreselijkste nieuws leest, inclusief versprekingen. Copuleerlust... eh... neemt u mij niet kwalijk... kopijeerlust des dagelijkschen levens.
Ik bedoel maar: wat nou realisme? Als je goed kijkt, staat zelfs de realistische krant vol gedichten waarin Grozny een trans in de hel van Dante wordt, het requisitoir van een officier van justitie een vegetarische reclametekst en de recensie van een poppenspel een allegorische vertelling in rijmloze meervoetige verzen.
|
|