Willem van Toorn
Twee zinnen
In zijn elders in dit nummer, in de vertaling van Martin de Haan, afgedrukte essay ‘Een zin’ lucht Milan Kundera zijn hart over vertalers in het algemeen (en over de wonderlijke ambities waarmee deze gemankeerde kunstenaars volgens hem teksten te lijf plegen te gaan - maar daarover verderop), en over vertalers van de werken van Kafka in het bijzonder. Hij doet dit naar aanleiding van een aantal Franse vertalingen van twee zinnen uit Kafka's Het slot, waarop hij stuitte toen hij een zin in het Frans wilde citeren.
Het eerste voorbeeld dat Kundera geeft, komt uit een Slot-vertaling van 1938, van de hand van Vialatte; deze kennelijk van de fouten ritselende vertaling werd in 1976 herdrukt in de prestigieuze ‘Pléiade’-reeks, met een gigantisch notenapparaat waarin de bezorger, Claude David, zijn correcties presenteerde. Je moet er maar opkomen. Nijver knip- en plakwerk van Kundera zelf levert de tweede vertaling - Vialatte met de correcties van David. Vervolgens voert Kundera een vertaling uit 1984 op die hij hoger aanslaat.
In Kafka's Duits luidt de zin als volgt (Das Schloß, Roman in der Fassung der Handschrift, Frankfurt a.M. 1991):
‘Dort vergiengen Stunden, Stunden gemeinsamen Atems, gemeinsamen Herzschlags, Stunden, in den K. immerfort das Gefühl hatte, er verirre sich oder er sei soweit in der Fremde, wie vor ihm noch kein Mensch, eine Fremde, in der selbst die Luft keinen Bestandteil der Heimatluft habe, in der man vor Fremdheit ersticken müsse und in deren unsinnigen Verlockungen man doch nichts tun könne als weiter gehn, weiter sich verirren.’
Als de lezer verschillen opvallen met het door Kundera gegeven Duitse origineel, hebben die met verschillende edities te maken. In Kundera's citaat is Kafka's Duits genormaliseerd, terwijl de handschriftuitgave de schrijfwijze van Kafka weergeeft (‘giengen’ in plaats van ‘gingen’, ‘soweit’ in plaats van ‘so weft’). De zeer precies door Kafka gebruikte herhalingen heb ik aangegeven door middel van onderstreping (‘Stunden’), vet (‘Fremde’), romein (‘gemeinsam’) en weer onderstreping (‘weiter’). Die herhalingen geven de lange zin een soort koortsigheid die wonderschoon past bij