De Revisor. Jaargang 27
(2000)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Joan Banach, Blossoming, 2000
Oil on paper | |
[pagina 49]
| |
Charles Baudelaire
| |
I Over geluk en ongeluk bij het debuterenJonge schrijvers die zich met afgunst in hun stem over een jonge collega uitlaten en zeggen: ‘Een mooi debuut, heeft hij even geluk gehad!’, beseffen niet dat er aan elk debuut iets voorafgaat en dat het volgt uit twintig andere debuten die ze niet kennen. Ik weet niet of er op het gebied van reputaties ooit donderslagen bij heldere hemel plaatsvinden. Eerder geloof ik dat elk succes het resultaat is van eerdere, met het blote oog vaak niet zichtbare successen, in een rekenkundige of meetkundige verhouding, al near de kracht van de schrijver. Langzame aggregatie van moleculaire successen is een normaal verschijnsel, maar spontane generatie, die als door een wonder uit het niets ontstaat, dat zie je nooit. Wie zegt: ik heb pech, heeft nog niet genoeg succes gehad en is zich daar niet van bewust. Ik geef toe, de menselijke wil ligt ingebed in duizend en één omstandigheden, die ook zelf weer hun gegronde oorzaken hebben; ze vormen een cirkel waarbinnen de wil gevangen zit; maar die cirkel beweegt, leeft, draait en verandert met de dag, met de minuut, met de seconde van omtrek en middelpunt. Alle menselijke wilsuitingen worden door de cirkel der omstandigheden meegesleept, zodat hun onderlinge speelruimte voortdurend varieert, en dat maakt het wezen van de vrijheid uit. | |
[pagina 50]
| |
Vrijheid en lot zijn tegenpolen, maar van dichtbij en veraf gezien vormen ze een zelfde wil. Daarom bestaat er geen pech. Heb je pech, dan mis je iets. Probeer erachter te komen wat het is dat je mist en bestudeer het spel van de naburige wilsuitingen om de cirkel gemakkelijker te verplaatsen. Een voorbeeld uit duizenden. Onder de mensen die me dierbaar zijn en die ik hoogacht, windt menigeen zich op over de huidige populariteit van lieden als Eugène Sue of Paul FévalGa naar voetnoot2 - je reinste woordenkramers; maar hun talent, hoe oppervlakkig ook, bestaat tenminste, en de woede van mijn vrienden bestaat niet, of liever gezegd bestaat in mindering - want die woede is tijdverspilling, en niets ter wereld heeft minder waarde. De vraag is niet of de literatuur die tegenwoordig in trek is onderdoet voor de literatuur van het hart of de literatuur van de vorm. Dat is maar al te waar, voor mij tenminste. Maar zo'n uitspraak blijft een halve waarheid, zolang je in het genre dat je wilt beoefenen niet minstens zoveel talent hebt als Eugène Sue in het zijne. Wek evenveel belangstelling met nieuwe middelen, ontwikkel net zo'n grote of een nog grotere kracht in tegenovergestelde richting, verdubbel, verdrievoudig, verviervoudig de dosis tot je een even sterk concentraat hebt, en je mag de bourgeois niet meer vervloeken want de bourgeois zal achter je staan. Tot die dag, vae victis!Ga naar voetnoot3 Want er bestaat geen waarheid buiten de kracht, die de opperste gerechtigheid is. | |
II Over honorariaHoe mooi een huis ook is, vóór alles - dus voordat er van schoonheid sprake kan zijn - is het zo- en zoveel meter hoog bij zo- en zoveel meter breed. Net zo is literatuur, een materie waarvan de waarde onpeilbaar is, vóór alles bladvulling. En de literaire architect, van wie de naam alleen geen geld in het laatje brengt, moet zijn werk tot elke prijs verkopen. Er zijn jongelui die zeggen: ‘Waarom zou je je uitsloven als het maar zo weinig opbrengt?’ Ze hadden ook beter werk kunnen leveren. In dat geval waren ze alleen door de noodzaak van het moment, door de wet van de natuur bestolen, maar zij bestalen zichzelf. Ze worden slecht betaald, maar ze hadden daarmee nog eer kunnen inleggen. Ze worden slecht betaald, maar ze hebben zichzelf onteerd. Alles wat ik over deze materie te berde zou kunnen brengen vat ik samen in het volgende maxime, een grondregel die ik ter overpeinzing aanbied aan alle filosofen, alle historici en alle zakenlieden: de weg naar de rijkdom is geplaveid met verheven gevoelens! De mensen die zeggen: ‘Waarom zou je je uit de naad werken voor een schijntje?’, zijn dezelfden die later - als ze eenmaal beroemd zijn - hun boeken voor tweehon- | |
[pagina 51]
| |
derd francGa naar voetnoot4 per feuilleton proberen te slijten en die, wanneer hun eisen worden afgewezen, de volgende morgen terugkomen om ze aan te bieden voor de helft van de prijs. Verstandig is de man die zegt: ‘Ik ben een genie, en daarom wil ik er zo en zoveel voor hebben - maar moet ik een paar concessies doen, dan doe ik die ook, om de eer te genieten tot de uwen te behoren.’ | |
III Over sympathie en antipathieNet als in de liefde ontstaat in de letteren sympathie niet uit vrije verkiezing. Toch moeten genegenheden worden getoetst, en daarin speelt uiteindelijk ook het verstand een rol. Echte sympathie is voortreffelijk, want tweeledig - onechte sympathie is verwerpelijk, want eenzijdig, minus de primaire onverschilligheid, die beter is dan haat, de onvermijdelijke nasleep van bedrog en ontgoocheling. Daarom vind ik kameraadschap toe te juichen, zolang die berust op een wezenlijke affiniteit van denkwerelden en temperamenten. Kameraadschap is een van de heilige uitingen van de natuur, een van de vele toepassingen van het heilige gezegde: eenheid maakt macht. Dezelfde wet van oprechtheid en argeloosheid moet voor antipathieën gelden. Toch zijn er mensen die zich even blindelings aan haat overgeven als aan bewondering. Dat is hoogst onvoorzichtig - zo maak je iemand tot vijand zonder dat dat enig profijt of voordeel oplevert. Wie misslaat, treft de rivaal die het mikpunt was evengoed in het hart, nog afgezien van het feit dat links of rechts een getuige van het gevecht geblesseerd kan raken. Op een dag werd ik tijdens een schermles lastiggevallen door een schuldeiser. Zwaaiend met mijn floret zat ik de man na tot in het trappenhuis. Toen ik terugkwam zei de schermmeester, een vreedzame reus die me zo omver zou hebben geblazen: ‘Wat bent u kwistig met uw afkeer! En dat noemt zich dichter! Filosoof! Nou nou...!’ Ik had de tijd voor twee assauts verspild, was buiten adem, beschaamd, en werd door nóg iemand met de nek aangezien: de schuldeiser, die ik niet eens goed had geraakt. Haat is kortom een kostbaar elixir, een vergif nog duurder dan dat van de Borgia's - want het is gemaakt van ons goed, ons bloed, onze nachtrust en tweederde van onze liefde. Je moet er zuinig mee zijn! | |
IV Over het afkrakenAlleen dienaren van de dwaling mogen worden afgekraakt. Ben je sterk, dan graaf je je eigen graf als je de strijd aanbindt met iemand die sterk is; al zijn jullie het op | |
[pagina 52]
| |
bepaalde punten oneens, bij gelegenheid zal hij nog steeds jouw kant kiezen. Er zijn twee manieren om iemand af te kraken: via de kromme lijn en via de rechte. Die laatste is ook de kortste weg. Van de kromme lijn zijn genoeg voorbeelden te vinden in de feuilletons van J. Janin.Ga naar voetnoot5 De kromme lijn is aardig voor de buitenwacht, maar heeft geen educatieve waarde. De rechte lijn wordt tegenwoordig met succes door enkele Engelse journalisten gebezigd, maar is in Parijs in onbruik geraakt. Zelfs Granier de CassagnacGa naar voetnoot6 lijkt hem alweer te zijn vergeten. Het komt erop neer dat je zegt: ‘X...is een schurk, en een sukkel bovendien. Dat ga ik bewijzen’ - en bewijs het dan maar! Ten eerste, ten tweede, ten derde, enzovoort... Deze methode beveel ik iedereen aan die een rotsvast vertrouwen in de rede heeft, en eelt op zijn vuist. Een mislukte poging iemand af te kraken is een jammerlijk ongeluk. Het is een pijl die als een boemerang terugkeert of op zijn minst je hand ontvelt wanneer hij wegschiet, een kogel die terugkaatst en je dodelijk kan treffen. | |
V Over de methoden om een werk op te zettenTegenwoordig moet je véél produceren, dus moet je snel werken, dus moet je je langzaam haasten, dus moet je zorgen dat alle klappen raak zijn en niet één pennenstreek overbodig is. Om snel te schrijven moet je veel hebben nagedacht, moet je met een onderwerp hebben rondgesjouwd, tijdens de wandeling, in bad, in het restaurant en haast tot bij je geliefde. Eugène DelacroixGa naar voetnoot7 zei eens tegen me: ‘Kunst is een zo ijle, vluchtige zaak, dat het gereedschap van de kunstenaar altijd gebrekkig blijft en de middelen altijd te traag.’ Voor literatuur geldt hetzelfde. Ik ben dus geen voorstander van de doorhaling, want die vertroebelt de spiegel van het denken. Sommige schrijvers, ook zeer voortreffelijke, ook zeer gewetensvolle - Édouard OurliacGa naar voetnoot8 bijvoorbeeld -, beginnen met het vullen van lange lappen papier. De grondlaag aanbrengen noemen ze dat. Die slordige bezigheid heeft ten doel vooral niets te vergeten. Vervolgens wordt de tekst bij elke nieuwe versie besnoeid en bekapt. Hoe voortreffelijk het resultaat ook is, er wordt zoveel tijd en talent verspild. De grondlaag aanbrengen is iets anders dan het doek volschilderen met kleuren, het is het schetsen van een paar grote lijnen, het aangeven van volumes in lichte, doorzichtige schakeringen. Het doek moet - in de geest - bedekt zijn op het moment dat de schrijver zijn pen pakt om de titel neer te schrijven. Er wordt gezegd dat Balzac zijn kopie en drukproeven overlaadt met een ongelooflijke hoeveelheid schots en scheef aangebrachte aantekeningen. De geboorte | |
[pagina 53]
| |
van een roman doorloopt zo een reeks fasen, waarin behalve de eenheid van de zin ook die van het werk als geheel versnipperd raakt. Aan die ondeugdelijke methode moet het te wijten zijn dat zijn stijl vaak iets wijdlopige, iets verwrongens en onafs heeft - de enige tekortkoming van die grote historicus. | |
VI Over dagelijkse arbeid en inspiratieLiederlijkheid is niet langer de zuster van de inspiratie - die overspelige verwantschap hebben we verbroken. De overprikkelde zenuwen en de zwakheid van een paar fijnbesnaarde lieden pleiten niet bepaald ten gunste van dat hatelijke vooroordeel. Een substantiële maar regelmatige voeding, dat is het enige wat een vruchtbare schrijver nodig heeft. Inspiratie is niets anders dan de zuster van de dagelijkse arbeid. Die twee tegendelen sluiten elkaar niet uit, zomin als alle andere tegendelen in de natuur. Inspiratie is gehoorzaam, net als honger, net als spijsvertering of slaap. De werking van de geest berust waarschijnlijk op een soort hemels mechaniek, waar je je niet voor hoeft te schamen maar waar je gebruik van moet maken, ter meerdere glorie van jezelf, zoals artsen gebruikmaken van het mechaniek van het lichaam. Als je je leven vastberaden in het teken van het te scheppen werk wilt stellen, dan dient dagelijkse arbeid de inspiratie - zoals een leesbaar handschrift dient tot helder denken, en een kalme, krachtige denktrant tot leesbaar schrijven. Want de tijd van het slechte schrijven is voorbij. | |
VII Over poëzieDegenen nu die zich met succes wijden of gewijd hebben aan poëzie, wil ik de raad geven daar nooit mee op te houden. Poëzie is een van de rendabelste kunstvormen, maar het is een belegging die pas in een laat stadium rente oplevert - al is die dan wel weer zeer fors. Afgunstige lieden daag ik uit mij goede verzen te noemen die een uitgever hebben geruïneerd. Poëzie brengt in moreel opzicht een dermate scherpe scheiding aan tussen geesten van het eerste en het tweede garnituur, dat ook het burgerlijkste publiek die tirannieke invloed ondergaat. Ik ken mensen die de vaak middelmatige feuilletons van Théophile Gautier alleen lezen omdat hij De doodskomedie op zijn naam heeft staan. Ze doorgronden misschien niet alle finesses van dat werk, maar ze weten dat hij een dichter is. Verbazend is dat trouwens niet. Kan elk gezond mens wel twee dagen zonder eten - zonder poëzie kan een mens geen dag. De kunstvorm die de dwingendste behoefte bevredigt, zal altijd de grootste verdiensten wegdragen. | |
[pagina 54]
| |
VIII Over schuldeisersMisschien herinnert de lezer zich een blijspel onder de titel De Bandeloosheid en het Genie.Ga naar voetnoot9 Dat genialiteit soms met bandeloosheid gepaard is gegaan, bewijst alleen maar dat de genialiteit verschrikkelijk groot was. Helaas drukte die titel voor veel jongelui geen toevallige maar een noodzakelijke samenhang uit. Ik betwijfel sterk of Goethe schuldeisers had; zelfs Hoffmann, de bandeloze Hoffmann, die toch met regelmaat aan geldgebrek leed, vocht er gedurig tegen. Hij stierf trouwens net op het moment dat hij het ruimer kreeg en zo zijn genie een hogere vlucht had kunnen laten nemen. Zorg dat je nooit schuldeisers hebt; doe desnoods alsof je ze hebt, dat is alle raad die ik je kan geven. | |
IX Over minnaressenAls ik me wil houden aan de wet van de contrasten die in het geestelijke en het fysieke leven van kracht is, dan moet ik in de categorie vrouwen die voor letterkundigen een bedreiging vormen de zedige echtgenote, de blauwkous en de actrice aanstippen. De zedige echtgenote, omdat ze onvermijdelijk aan twee mannen toebehoort en voor de tirannieke ziel van een dichter maar een middelmatige prooi is; de blauwkous, omdat ze een gemankeerde man is; en de actrice, omdat ze een tik van de literaire molen beetheeft en Bargoens praat, omdat ze kortom geen vrouw in de volle zin des woords is, want haar hart staat meer naar applaus dan naar liefde. Kan je je een dichter voorstellen die op zijn vrouw verliefd is en haar een mannenrol moet zien spelen? Me dunkt dat hij het theater in de fik zou steken. Kan je je diezelfde dichter voorstellen die gedwongen is een rol te schrijven voor zijn van talent gespeende vrouw? En die ander die zit te zweten op stekeligheden waarmee hij het publiek dat op het podium zit de kwellingen betaald kan zetten die hij door dat publiek om zijn liefste heeft moeten verduren - het wezen dat door oosterlingen achter driedubbel slot wordt gezet voordat zijzelf in Parijs rechten komen studeren? Juist omdat alle ware literatoren bij tijd en wijle gruwen van de literatuur, kan ik me bij hen - vrije, trotse zielen, vermoeide geesten die altijd moeten rusten op hun zevende dag - maar twee soorten vrouwen voorstellen: lichtekooien of domme ganzen, minnekunst of spruitjeslucht. Broeders, moet ik nog uitleggen waarom?
Vertaling Rokus Hofstede |
|