| |
| |
| |
Arjen Duinker
Gedicht
Verslag van een scheidsrechter - inleiding
Geveld door het hoofd van een ander,
Onopzettelijk geveld, zeg ik erbij,
Lag de scheve man in de buurt van de middenlijn.
De verzorger rende naar hem toe,
Boog zich over hem heen en vroeg:
‘William Carlos Williams, of misschien ook
Attila József, of Frédéric Pacéré Titinga, of Alberto Caeiro,’
‘Ik ben er niet zeker van.
Kenneth Rexroth, Leung Ping-kwan,
Rafael Alberti, Homero Aridjis,
César Vallejo, Mzee Haji, Attilio Bertolucci, Vasko Popa,
Jean-Joseph Rabéarivelo, ik weet het niet precies.’
Hij keek de verzorger vrolijk aan
‘Of Nicanor Parra. Of Federico García Lorca.
Maar ik zou ook Jacques Roubaud kunnen heten,
Francis Ponge, Kenneth Patchen, Enrique Lihn,
Kenneth Koch, Lawrence Raab, Carlos Drummond de Andrade,
Of Zhang Er. Of Medbh McGuckian. Of Nahabed Kouchag.’
De aanvoerder van Marathon,
Een kerel van een meter of twee,
Was inmiddels naast me komen staan
En vroeg iets dat ik niet verstond.
De verzorger begon de scheve
Met de magische spons te bewerken.
Uit mijn ooghoeken zag ik
Dat de keeper van de thuisploeg
Op een reclamebord leunde en een sigaret rookte.
| |
| |
Ik weet niet of de scheve
‘Welke kant spelen we op?’
De scheve sloot zijn ogen
En gaf antwoord op een vraag
Die hij zichzelf moet hebben gesteld:
‘Die wedstrijd in Valodara
Werd op het nippertje door India gewonnen.
Zuid-Afrika maakte 282 waarvan Jaques Kallis
Er 80 voor zijn rekening nam.
Maar Ganguly, Tendulkar, Dravid, Azharuddin,
Jadeja, Singh en Joshi maakten 283!
Met nog één bal te gaan!’
De verzorger fronste zijn wenkbrauwen
En ging door met sponzen.
‘Voor Zuid-Afrika namen Strydom,
Kallis, Pollock en Boje de wickets,
Voor India Joshi, Kumble en Srinath.
Schitterend was ook die test in Port-of-Spain.
De West lndies, de Windies in jargon,
Kwamen tegen Zimbabwe tussen de regenbuien door
Niet verder dan 187 en 147, Zimbabwe scoorde eerst 236,
Kon winnen met een schamele 99,
Maar werd voor 63 aan flarden gegooid
Door Ambrose, Walsh, King en Rose!’
Ik wist niet waarover de scheve sprak.
Ik wist niet of de verzorger het me kon zeggen.
‘Vertel op, wat is je naam?’ vroeg ik de scheve streng,
Want ik begreep dat deze situatie
Niet kon blijven voortduren.
| |
| |
‘Brian Lara,’ zei de scheve.
‘Of Saeed Anwar,’ zei de scheve.
Ik noteerde: of Saeed Anwar.
En wenkte de grensrechters van beide ploegen.
‘Of Ricky Ponting,’ zei de scheve, ‘of lnzamam.’
‘Hij heeft iets weg van een zeehond,’
Zei de aanvoerder van Marathon.
De verzorger gaf de scheve
Een paar tikken op de wang en riep vertwijfeld:
‘Je weet toch wel hoe je heet?’
De stem van de scheve klonk onverminderd helder
Toen bij zich bewoog en nieuwe namen noemde,
Namen die ik niet opschreef.
‘Hij kan gewoon verder,’ zei de verzorger.
U zult begrijpen dat ik mijn grensrechters
Inlichtte alvorens het spel te laten hervatten
En tegelijkertijd spelers en toeschouwers taxeerde.
‘Hij kan gewoon verder,’ herhaalde de verzorger.
Ik weet nog dat ik afwezig knikte.
De scheve stond op en deed zijn ogen open.
‘Buffalo, buffalo, AA Gent!’ fluisterde bij, en nog eens:
‘Buffalo, buffalo, AA Gent!’
Ik kon hem bezwaarlijk uit het veld sturen.
De verzorger was op weg naar de zijlijn,
De grensrechters namen hun posities weer in.
De aanvoerders riepen hun mannen tot de orde.
Aan de motoriek van de scheve mankeerde niets.
En leek zich niet voor een tegenstander te interesseren.
Ik hervatte met een scheidsrechtersbal,
Daarna volgde ik een diagonaal.
| |
| |
‘Wat is de stand, meneer?’ klonk het plotseling.
Ik antwoordde niet, de vraag leek me brutaal.
‘Wat u zei over mijn vrouw en over mijn dochter,’
Zei de scheve met samengeknepen lippen,
‘Dat moet u niet nog een keer zeggen.
Dan ruk ik uw hart eruit en trap ik
Ik voelde een drift in mij ontwaken
‘Ook ik weet niet precies hoe ik heet.’
Ik reken mezelf deze uitspraak aan,
Ik maakte een ernstige beoordelingsfout.
De scheve zocht zijn directe tegenstander op
En zei: ‘Jij schenkt zeker thee in een jeugdhonk?’
De rechtsback bedacht zich geen tel
En haalde uit met zijn elleboog.
Ik legde de wedstrijd stil.
De scheve stond te tollen.
Maar zijn heldere stem was onaangetast.
‘Scheidsrechter,’ sprak bij, ‘ik heet
Geen irrationele woorden, dacht ik,
En ik vroeg: ‘Welke kant speel je op?’
‘Die kant,’ zei hij, wijzend,
‘De kant van de blauwgeverfde huizen
Waar Ceulemans en Blomdahl en Jaspers
Hun kunsten vertonen, en Zanetti en Sayginer,
Nelin, Sanchez, Merckx, Caudron, Stroobants...
De kant van de modder en de kwetterende vogels,
De kant van stijfbevroren rivieren vol vis,
De kant van de benoembare grassen.’
| |
| |
‘De kant van muziek bij cowboyseries?’
Het is waar: dat vroeg ik.
‘Niet alleen die kant,’ zei de scheve,
‘Maar ook de wiskunde die erachter ligt.’
Ik begreep dat hij de natuurkunde op het oog had,
Maar voor een schijnbeweging koos.
‘De kant van Texas,’ ging de scheve verder,
‘En van Gona, Postduiven, Laakkwartier, Wippolder,
BEC, Delfia, Tonegido, Monster, Quintus, Quick,
De kant van de zee met haar zinloze tragedies,
De kant van de bergen met hun gewiekste ravijnen,
De kant van de hallucinerende keerkringen!’
Wierpen elkaar de spons toe.
De verzorger bekeek de scheve.
Tegen de rechtsback zei ik:
‘Ga jij je maar douchen.’
En naar de trainer van de thuisploeg
Gebaarde ik dat hij de scheve moest wisselen.
Ik deed dat met tegenzin.
Ik werd verscheurd door de betekenis
Van het ene en het vele, door de betekenis
|
|