De Revisor. Jaargang 27(2000)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Henk van Kerkwijk Gedicht Kippen 1 Al indiaantje spelend geilden we op elke veer die de poelier bezat. Daar stonden we in de winkel, zuiver ribbenkast, de wervelkolom lenig als een wens: twee jongens van oorlogskleuren dromend, terwijl blauwe aders onze witte huid al ondergroeven. De mevrouw aan de kassa stuurde ons het nauwe laantje door, naar de schuur achter. Propvol met levende kippen. Verroest gaas sloot een raam met spinragvitrage af. Licht viel alleen door de open deur naar binnen. Drie mannen zaten daar op driepotige krukken. Elke vogel die naar voren vluchtte werd verblind. Uit het licht greep een hand haar stevig vast. Drie oude mannen. En geen van hen die leven spon: vernietiging vereiste onverdeelde toewijding. Allen sneden af. Allen scheurden wijd open. Allen rafelden het verenpatroon uiteen. 2 Het mes dat rood tussen rode vingers gleed, scheerde de verbazing van het kakelen. Elke gil verdronk. Ik herkende het proesten. Het was het geluid dat ik thuis maakte als ik mijn zere keel gorgelde. Zelfs het lot van mijn vriend is mij onbekend, mijn bloedbroeder, die andere jongen daar, noch voor welke kant hij koos. Allen sneden. Allen scheurden. Allen vernietigden het verenpatroon. Uit die schuur was ontsnapping onmogelijk. Vorige Volgende