De Revisor. Jaargang 26
(1999)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
A.F.Th. van der Heijden
| |
[pagina 37]
| |
ken. Art-movies. op de afdeling special effects legde een beeldhouwer, gespecialiseerd in ijspaleizen, de laatste hand aan de ‘Ice Man’, een op zijn rug liggen de mannengestalte met een onwaarschijnlijk groot in ijs uitgehouwen geslachtsdeel. een actrice mocht dit filmspeeltje alvast uitproberen. Zij kreeg er geen genoeg van zich met open kruis van de Ice Man zijn borst tegen de reusachtige ijspegel aan te laten glijden. ‘Het brandt,’ gilde ze. Terug in de kantine gaf de regisseur tekst en uitleg. Zijn modellen mochten ‘geen gevoelens voor elkaar tonen’. In de door Zora opgezette antieke film meende Movo iets terug te zien van de begeerde weerloze obsceniteit. Het drama snorde voort. de twee meisjes, allebei op de rug gezien met hun kontjes omhoog, kleedden de jongen uit. Movo hielp Zora uit haar kleren. Ze verzette zich niet, werkte evenmin mee. Hij deed het op de tast, onder de in huiskamerstof gevatte lichtbundel door grijpend. Haar lichaam ontspande zich niet. Toen hij met vlakke hand over haar rug streek, voelde hij op nieuw de ruwe bobbeligheid, een soort droge uitslag. Ja, opgedroogde warmteblaasjes waarschijnlijk; misschien had het iets met haar lange kraambed te maken. Movo had haar er niet over horen klagen. Wanneer hij er zacht met zijn nagels overheen kraste, lieten er schilfers los, die de lichtbundel in leken te worden gezogen, en zich daar onder het stof mengden. Movo nam Zora's hand, en leidde hem met zachte drang in de richting van haar buik. Ze weer de hem af. Toen hij zelf haar bovenbenen zocht, kneep ze haar dijen samen, en duwde zijn hand weg, deze ruw in zijn eigen kruis duwend. op de muur ontkleedde de inmiddels naakte jongen het ene meisje, terwijl het andere zich uit haar spijkerbroek wrong. De film was slecht van kleur. Door breken en weer lassen vertoonde de handeling vreemde sprongen. De drie kinderen, spelend met hun naaktheid binnen het verlichte venster op de muur, probeerden hartstochtelijk te kijken, vooral in de plotselinge close-ups, waar de toeschouwer als in een achtbaanwagentje op af leek te schieten, met een duizelingwekkende duw in rug en nek. Hun monden gingen op En en dicht, maar er was geen ander geluid te horen dan het brommen van de projector, die grijs en met hoge rug op de strijkplank stond. Hij soort als een spinnende kat, dacht Movo. De nephuiskamer achter het verlichte venster was nog altijd gevuld met sprinkhanen, die onophoudelijk door het beeld zwermden. ‘Vaak gedraaid zeker, de ze film?’ ‘In het begin. Later nooit meer.’ Wat was er te zien op de koppen van parende dieren? Geen spoor van een | |
[pagina 38]
| |
gepassioneerde uitdrukking. Enigszins weggedraaide, naarbinnen gerichte ogen. Mechanische toewijding. Er diende, blindelings, een karwei geklaard te woreden. Je moest het voor de aardigheid eens vergelijken met de hele poespas en aanstellerij van liefde bedrijvende mensen. Hartstocht in grimas en misbaar vertaald. En deze grotendeels geveinsde menselijke passie moest dan voor de camera's ook nog eens verhevigd worden uitgebeeld. Movo staakte het masseren van zijn gezwollen voeten, en deed wat hij zijn hele jeugd door had gedaan om de pijn te verlichten: zijn broek openmaken en zijn geslacht in de hand nemen. Het verhielp de zeurende pijn niet, en het verlichtte die alleen zolang het duurde. Met een lichte duizeling zag Movo het rossige meisje op zich afkomen. Close-up. Ze keek hem aan met klonterige wimpers, die te zwaar leken voor de oogleden en deze naar beneden drukten tot een zwoele blik. een klein, mollig meisje dat geraffineerd probeerde te lijken, maar haar verlegenheid met de situatie niet helemaal kon verbergen. ‘Dat schatje zou je dochter kunnen zijn.’ ‘Het is in zekere zin mijn moeder...’ The child is mother of the woman. Nee, dan kon de film nooit van eind jaren zestig zijn. Maar ze was het. Movo herkende haar eerder van de jeugdfoto's uit het familiealbum - klein, rond - dan van de gelijkenis met de huidige werkelijkheid. Hij zat, vuist rond zijn geslacht geschroefd, te kijken naar hoe zijn vrouw zich als jong meisje voor de camera gaf aan een pornoacteur. Zijn hand kwam tot stilstand, maar bleef op zijn post. In zijn vlees kroop de hete tinteling verder omhoog. Nee, in godsnaam, niet nu. Hij kneep alles in zich samen. ‘Hoe oud ben je daar?’ ‘Zoor van ons is daar... eens kijken, de film is van '73, februari '73... Zoor van ons was toen vijftien, op vier maanden na zestien.’ ‘Je bent het echt.’ ‘Ik ben ook jong geweest.’ Het was een wonderlijke, pervers zoete gewaarwording, de rijpe vrouw naast hem als jong meisje daar voor hem zo gegeneerd ongegeneerd haar gang te zien gaan op een ruggelings uitgestrekte man. ‘Dik propje was je toen. Vormde dat geen beletsel?’ ‘Zie jij obstakels? Het gaat er heel soepel toe.’ ‘Ik bedoel, om aangenomen te worden voor zoiets?’ ‘Als je vijftien bent, doen ze een moord voor je.’ ‘Zou ik nog steeds doen.’ | |
[pagina 39]
| |
‘Ik wou dat het niet waar was.’ Het rossige meisje op de film, dat nu ineens een naam had, wipte te hoog op en verloor daardoor het geslacht van de jongen, dat glinsterend onder haar billen door tegen zijn buik sloeg. Zora draaide zich om, en plantte haar knieën ter weerszijden van de man in het dek. Het andere meisje hielp het trillende deel weer bij haar naar binnen. ‘Je had toen veel minder stippen op je rug.’ ‘Die komen ook met de jaren. Daar is het raadsel nog in de maak.’ Zoratastte naar zijn hand, en haalde haar wijsvinger onder zijn pols door, bij wijze van aanmaning om door te gaan. ‘Geneer je niet, Mo. Het is maar een pornotrutje dat niet meer bestaat. Zo is ze nog ergens goed voor.’ Zij konden horen hoe het café beneden volstroomde met mensen die van De Teil kwamen. Opgewonden geschreeuw, een agressieve opgetogenheid die alleen maar kon betekenen dat Rotterdam de schaal in de wacht had gesleept. De lui waren hier voor een snelle tussenstop met consumpties, alvorens naar het stadhuis te gaan. Er kwam iemand struikelend de trap op. Een harde roffel op de deur: ‘Zora! Zora-ah? Ze willen bitterballen en vlammetjes, maar ik heb mijn handen vol aan de tap. Kom je?’ Het halve meisje voor hele dagen. ‘Straks,’ riep Zora terug. ‘Ik heb mijn vrije middag. Zet de frituur maar vast op een laag pitje.’ ‘Okee. En, Zora, er wordt ook naar De Honderdman gevraagd. In verband met de huldiging.’ ‘'Ik kom wat later,’ riep Movo. Hier zat hij, zijn bloed warm kloppend in zijn handpalm, te kijken naar bewegende beelden uit de jeugd van zijn vrouw. De gore, betaalde spelletjes uit haar puberteit. Beneden wachtten zijn mannen om door hem geïnstrueerd te worden. Hij liet ze stikken. ‘Aan wie doet die vent me toch denken?’ ‘Aan dezelfde vent op een ander filmpje misschien?’ ‘Dacht ik ook al. Maar ik heb nooit naar films uit die tijd gekeken. Het waren altijd video's. Dingen van veel later.’ ‘Je weet het niet, Mo. Sommige smoelen zijn zo verliefd op de camera, of omgekeerd, dat je ze altijd weer terugziet.’ ‘Weet je nog hoe hij heette, je tegenspeler?’ ‘Peter.’ | |
[pagina 40]
| |
‘Dat haalt je de koekoek. Dan heette jij zeker Heidi?’ ‘Nee, dat was die ander. Ik ben Edelweiss op de aftiteling.’ ‘Natuurlijk. Echte namen streng verboden. Dus je hebt nooit de naam van je minnaar gekend?’ ‘Toch wel.’ ‘Nou?’ De camera zoomde, alweer te snel, in op het geslacht van Edelweiss, waar Peters ballen onder hingen, trillend onder haar bewegingen. ‘Doet het je niets mijn meisjeskontje te zien... mijn kutje van vijftien?’ Weer haakte Zora haar vinger onder zijn stilgevallen pols. ‘Nou?’ Hij liet zich gaan, langzaam, want haar weigerachtigheid had ook hem terughoudend gemaakt. De gesp van zijn broekriem rinkelde. Het was duidelijk dat Heidi, anders dan de titel deed vermoeden, niet de hoofdrol vervulde. Zij gunde Peter zijn pleziertje, en fungeerde daarbij als aangeefster. Heidi probeerde met haar tong bij de parende geslachtsdelen te komen, maar dat lukte niet. een veeg van haar lipstick bleef op de witte bil van Edelweiss achter. Hierop volg de de enige close-up die Heidi tot op dat moment gegund was. ‘Ulbine,’ zei Movo. ‘Ook van de partij,’ zei Zora. ‘Let op. Nu gaat ze Peter onder zijn ballen kietelen. Dat word t hem fataal.’ Een totaalshot liet zien dat Heidi haar hand als een kommetje onder Peters scrotum hield, terwijl Edelweiss roerloos op hem zat. Movo, die het zaad als een hete streng in zich omhoog voelde kruipen, hield zich in. Er begon iets te trillen in de lange benen van Peter. Zijn knieen kwamen omhoog. Hij zette zich schrap. Het was of hij het meisje wilde afwerpen. ‘Volgens mij verspeelt Peter hier zijn come-shot,’ zei Movo met stokkende adem, proberend zijn orgasme terug te dringen. ‘O, hij verspeelt hier wel meer. Let op. Hij gaat zometeen af als een gieter. Vanaf dat moment... De regisseur woedend natuurlijk.’ Close-up van Peters gezicht, waarop snel wisselende grimassen te zien waren, die nog het meest op pijn leken te duiden. Hij zei of riep iets, onhoorbaar, en kneep toen zijn ogen samen. Eerst was het Movo alsof hij in de spiegel keek, in zijn eigen drieëntwintigjarige gezicht. Meteen daarna, dwars door de witte vlam van zijn orgasme heen, had hij de jongere uitgave van de man op het slagveld herkend. Mombarg. Knooppunt Hellegat. Zoals hij, met een van haat vertrokken gezicht, dat ook al pijn leek uit te drukken, zich van Movo had afgekeerd en daarbij het mes in zijn regenjas meenam. Er kwam iets wreveligs over hem, zoals altijd wanneer hij voor het eerst een | |
[pagina 41]
| |
jeugdfoto zag van iemand die hij verder alleen als volwassene kende. Godverdomme, hoe durfde de man ooit zo jong geweest te zijn. Alle foto's die Movo van Mombarg in de kranten had gezien, de uitvergrote beelden van de Rijkswaterstaatvideo... ze gingen een complot met elkaar aan, en toverden deze jongeling tevoorschijn. Hij was het, beneden de twintig nog, zo te zien. Hij leefde, hij paarde en schudde zaad uit zijn lendenen, onwetend van het feit dat hij op een dag in het mes van een concurrent zou lopen. Ook Edelweiss voelde kennelijk wat er ging komen. Zij verhief zich om de cameraman de gelegenheid te geven het come-shot te nemen. Het was al te laat. Bij de uitstoot van zijn zaad, waarvan een pegel door de lichtbundel flitste, was Movo half van zijn stoel opgestaan: het bovenste deel van zijn hoofd was zichtbaar binnen de rechthoek van de film. ‘Consummatus est,’ zei Movo, tegelijk met zijn vochtig losschietende adem. ‘Godallemachtig.’ De walging was al in het orgasme aanwezig, en nam meteen daarna volledig bezit van hem. ‘Vanaf dat moment...’ herhaalde Movo hijgend de woorden van Zora. ‘Wat, vanaf dat moment?’ ‘Vanaf dat moment besta jij.’ ‘Hoezo? Wees eens duidelijk.’ ‘Je hebt naar je eigen verwekking zitten kijken.’ De woorden drongen niet tot hem door; wel bij hem binnen, maar nog niet tot hem door. Hij bleef in verkrampte houding, half opgericht, naar de filmbeelden staan kijken. Het meisje Edelweiss maakte zich los van Peter, op wiens buik het vergoten zaad neerdroop. Peter, uit zijn rol gevallen, wendde zich af. ‘Is dat die vent van Knooppunt Hellegat?’ vroeg Movo. Zijn stem was nu zacht en toonloos. Het zaad werd al koud in zijn schaamhaar. ‘“Die vent...” een beetje meer eerbied, Mo, voor degene die je verwekt heeft. Hoewel, je eerste blijk van genegenheid tegenover je vader was met een mes naar hem uithalen.’ ‘Mijn vader is dood.’ ‘Je vader is dood, ja. Overhoop gestoken bij Knooppunt Hellegat.’ ‘Nee, het was het hart.’ ‘Het hart, ja. Een mes recht in zijn hart. Jouw mes.’ ‘Mijn vader heette Geb. Gerbert Satink.’ ‘Zo heette je pleegvader. Je vader heette Mombarg. Tonnis Mombarg. Je moet de dingen niet door elkaar halen, Mo. Daar schiet niemand iets mee op.’ ‘Ik heb hem alleen...’ | |
[pagina 42]
| |
‘...een trap onder zijn slachtafval gegeven. Ja, Mo, dat deuntje kennen we. Slachtafval, inderdaad, want Mombarg is geslacht. Bij Hellegat. Niet met een schoenpunt, maar met een mes. Zie het nieuwe rapport van de lijkschouwer.’ ‘Nee, nee. Ik wou zeggen... Ik heb alleen... met mijn mes naar hem uitgehaald om te dreigen. om hem af te schrikken. Anders niks.’ ‘Je ziet toch wel of er bloed aan je mes zit.’ ‘Ik was het plotseling kwijt. Ik dacht dat het in de flappen van zijn regenjas was blijven haken. Het voelde niet als een gerichte steek. Het voelde zeker niet als een lemmet dat diep in het vlees dringt. Het voel de als een mes dat niet stevig in mijn hand lag, en dat ik als een speldje in zijn revers schoof, zoiets. Ik speldde hem mijn mes op, zo voelde het.’ ‘Ja, het was me nogal een lintjesregen, daar bij Hellegat. Er werd de koningin heel wat uit handen genomen. Antonius Mombarg, Ridder in de orde van Oranje Nassau, gestorven aan het opspelden van zijn ridderorde.’ ‘Het lemmet...’ ‘...is inderdaad in zijn regenjas blijven haken. Dwars er doorheen. Zonde van de nieuwe stof. Dwars door colbert en overhemd heen. Zonde. Dwars door het hart heen. een flinke winkelhaak. Doodzonde.’ ‘Dus... stel dat ik het ben, die uit kleine gekleurde blokjes op gebouwde man op de video... die een steekbeweging maakt... Ach, kom nou, Zora. Dan zou ik aldoor, beeldje voor beeldje, naar mezelf hebben zitten kijken. Hoe ik een man doodsteek. Zonder mezelf te herkennen.’ ‘Het kan ook een stand-in zijn geweest. Steekmans op de video had precies eendere kleren aan als waarin ik jou voor het eerst zag, diezelfde avond nog.’ De film eindigde met een beavershot. een close-up van het geslacht van Edelweiss, door haar met beide handen wijd opengehouden. In beeld een roze krater van nat, gezwollen vlees, waaruit een stroompje grauwwit lava kwam gevloeid. ‘Jammer dat een projector geen microscoop is. Anders had je kunnen zien dat de bevruchting hier al een feit is. Dan had ik kunnen zeggen: “Zie je die zaadcel daar, Mo, die met zijn grote kop in een eicel vastzit? Mag ik je voorstellen: Reinier van Kralingen, later Tibbolt Satink, verwekt bij Zora Witlox door Tonnis Mombarg”. Het was onze eerste keer, voor die camera's. met een raak. Je hebt naar je eigen verwekking zitten kijken. Vreemd te bedenken, niet? Je hebt je bevredigd bij de beelden van je eigen verwekking. Raar, he?’ ‘Wacht even, Zora. Dat kind was toch in het ziekenhuis gestorven?’ ‘Zo stond het in de krant, ja.’ ‘Lieve Zoor van ons, je ben t in de war. Je hebt het kind kunstmatig in leven gehouden. Gevoed met je fantasie. Totdat de jongen op een dag in levenden lijve | |
[pagina 43]
| |
voor je stond. Volwassen inmiddels.’ ‘Met het bloed van zijn vader aan zijn klauwen.’ ‘Rustig nou even, Zora... Zoor van ons... Er is iets niet in orde met je. Misschien heb je een zoiets als postnatale depressie...’ ‘Ja, al sinds ik jou baarde.’ ‘Nee, wacht nou even. Je bent ernstig in de war. Alles komt goed. door de geboorte van de drieling is alles van toen weer bovengekomen. Het geheim houden van je zwangerschap... de dood van het vondelingetje... alles. We gaan er een goede arts opzetten.’ ‘Geef die arts dan eerst dit te lezen, voordat hij met een verkeerde diagnose komt.’ Op de envelop stonden haar naam en adres elektrisch getypt. Er was geen afzender. De flap was niet dichtgeplakt, maar in de briefomslag gestoken. Er zat een opgevouwen A4'tje in, een gefotokopieerde kwart krantenpagina, op het eerste gezicht een tamelijk willekeurige hap uitgesneden nieuws. Bovenaan: Het Vrije Volk Zaterdag 10 november 1973. Het enige bericht dat volledig leesbaar was: Rectificatie De schaamte van na het masturberen had hem nooit helemaal verlaten, behalve tijdens sommige sessies met Zora. nu was zijn beschaamdheid erger dan ooit tevoren. Zelfs de eerste keer, nadat hij de pukkelige huid van zijn moeders billen, ingelast op haar beschadigde rug, had mogen aanraken, was niet zo beschamend geweest als deze gezamenlijke zaaduitstorting met... met Mombarg. Zijn schaamte, intense walging eerder, werd met een praktisch gebaar bezworen: Movo bracht zijn kleren op orde, ritste zijn broek dicht. Bij het aanhalen van zijn riem, te hard, perste hij bijna een golf braaksel uit zijn maag. ‘Was je toen al met hem, op je vijftiende?’ ‘Zo heb ik hem leren kennen. Onder de zilveren paraplu's. Aardig resultaat, niet, voor een eerste afspraakje?’ | |
[pagina 44]
| |
‘Hoe weet je zo zeker dat je daar zwanger bent geraakt?’ ‘Zes weken later was ik er zeker van. Toen heb ik mijn vrijer van het filmpje opgespoord. Tonnis Mombarg, zeventien jaar oud. Ja, ik kan het ook niet helpen, Movo - bij de belangrijkste gebeurtenissen in jouw leven zijn er kennelijk altijd camera's en filmlampen in de buurt. Behalve bij je geboorte, maar dat werd weer goedgemaakt door de zaklampen van de politie, toen je uit het Kralingse Bos werd gehaald.’ Aan de onregelmatige stap kon hij horen wie er de trap op kwam. Het halve meisje voor hele dagen weer. ‘Zora! Zora! Zora-ah...? Ze moeten bitterballen en vlammetjes. Ik word gek. Kom je even helpen? Ik heb mijn handen vol aan de tap... Zora?’ ‘Ik kom.’ ‘Ik draai de vlam alvast hoog onder de frituur. Goed? Doe jij Ze er zometeen dan in? Doe maar zoveel mogelijk.’ ‘Jij hebt ons bij elkaar gebracht, Tonnis en mij,’ zei Zora. ‘De angst voor de ontdekking van de zwangerschap... de bange toestand rond het te vondeling leggen... dat heeft ons naar elkaar toegedreven. Toen het allemaal achter de rug was, konden we niet meer zonder elkaar. de baby was dood... doodverklaard, en hield ons bij elkaar. We leefden voor het kind dat er niet meer was. We hielden het in leven. We hielden het warm op afstand. op een dag keerde het terug, helemaal van vlees en bloed. Een monster. Het stak eerst zijn vader overhoop, en nam toen anderhalf jaar de tijd om zijn moeder de dood in te drijven. welkom thuis, schat.’ ‘Ik heb hem...’ ‘Ja, onder zijn slachtafval. Best mogelijk. Maar dan pas nadat je hem had afgeslacht. Het wordt al aardig een refrein. - Ja, ik kom.’ De sprinkhanen hadden alles opgevreten, de naakte acteurs, het holle decor, alles. Nu was de zwerm er alleen zelf nog, vallend door een grijze wolk van ondersteboven voorbijdansende cijfers en tekens, en vervolgens alleen nog door het felle licht van een leeggegeten wereld. Bevend stond Movo daar, zijn hoofd zwart geprojecteerd in de rechthoek van licht op de muur. De sprinkhanen leken zich uit zijn haar los te maken. ‘Hier, nog meer post voor je.’ Het pakje dat op tafel had gelegen, zeilde door de lichtkegel en plofte voor zijn voeten. Hij raapte het op. Het was opengemaakt, zag hij nu. Er stak de punt van een brief uit, die het logo droeg van recherchebureau Recter & Cliteur: het vergrootglas van Sherlock Holmes gekruist met de lolly van Kojak. ‘Zora, je kunt zo niet...’ Ze deed de deur open, en stapte naakt de overloop op, waar het halve meisje op haar stond te wachten. Movo las de brief bij het licht van de projector. | |
[pagina 45]
| |
‘Geachte mevr. Satink, Movo bladerde door de bijlagen I en II, en las fragmenten over de eerste levensdagen van respectievelijk Reinier van Kralingen en Tibbolt ‘Movo’ Satink, allebei geboren op zondag 4 november 1973 om tien over half vier's middags, de eerste uit ‘vooralsnog’ onbekende ouders, de laatste als zoon van Gerbert Satink en Ulrike Satink-Tornij. Precies even zwaar, even groot, even ziek. Twee paar gewonde voetjes. Geboorteplaats van de een Rotterdam, van de ander Amsterdam. Excuus. Ik eis dat er een excuus is voor wat ik deed. Ze heb ben me in een doos weggemieterd, bij het vullis gezet. Ze wilden me dood hebben, en ze kregen hun zin. Althans, van een slecht geïnformeerde journalist. Bij Knooppunt Hellegat wilde mijn vader me voor de tweede keer te grazen nemen, dit keer met een heggenschaar. Ik was hem voor. Er was dus een dubbel excuus. Ik kwam verhaal halen, en er was nog sprake van zelfverdediging ook. Maar wat schiet ik op met zo'n wraakexcuus, als ik niet wist dat ik mijn vader tegenover me had? Dit is zelfrechtvaardiging van de kouwe grond. een excuus van lik m'n vestje. Met een ritselend geluid, van het uiteinde van de film dat uit de nu lege spoel losraakte en nog een paar keer om de volle heen sloeg, hield de sprinkhanenplaag op. | |
[pagina 46]
| |
Movo staarde nog even naar de heldere rechthoek van licht op de muur, naar de grauwwitte behangstructuur als van vlokken ongekookte havermout. Hij moest naar Zora. Hij wilde de projector uitschakelen, maar kon de knop niet vinden. Bij het uit het stopcontact trekken van de stekker kwam er een kleine fontein van blauwe vonken los. Movo voelde de schok van 220 volt tot in zijn nek en staartbeen; tot in zijn maag vooral.
Het halve meisje voor hele dagen kwam hinkepinkend de gelagkamer binnen, in tranen. ‘Waar blijft Zoor nou met d'r ballen?’ zei Uilke Kret. ‘Er hangt hier een walm, zeg, maar ballen ho maar...!’ ‘Er is iets helemaal mis met Zoortje,’ zei het halve meisje. ‘Ik was boven om te vragen of ze de keuken wilde overnemen. Ze kwam in haar blootje naar buiten. Ik zeg nog: “Zoortje, trek iets aan.” Ze keek dwars door me heen, echt waar. Ze gooide de deur naar de kinderkamer open. Even later lag ze jankend op haar knieën voor de drieling. Die schatjes sliepen gewoon door haar huilbui heen, en dat was maar goed ook. Sinds de moord op Tonnis had ik haar niet meer zo verschrikkelijk triest meegemaakt. Vooral de afgelopen maanden leek ze supergelukkig. En nu, moet je haar nu zien. Ze trok zich het haar bij bossen uit de kop. Dat mooie rooie haar! Handenvol! Ik stond daar maar. Ja, wat moet je? Je wil het niet weten.’ ‘Dus naar mijn bitterballen kan ik fluiten?’ zei Uilke. ‘En wat denk je? Voor het eerst sinds ze met Movo is, riep ze weer de naam van haar eerste man. Tonnis! Tonnis! Maar Tonnis zei niks terug. Van alles kraamde ze eruit, Zoortje. Ze scholden spuugde op Movo, die zijn eigen vader had koudgemaakt, zei ze. Ik kon mijn oren niet geloven, eerlijk waar. En wat Movo haar had aangedaan, was erger, zei ze, dan dat hij haar verkracht had en had laten tippelen. Snap jij het, snap ik het. “Ik heb drie zwakzinnige kindjes!” riep ze. “En ik heb niet eens het lef om ze in een zak met stenen te doen, en ze als jonge katjes...” Ze durfde haar zin niet eens af te maken. Ik snap dat wel. Maar je wil het niet weten. Allerlei zotteklap sloeg ze uit. Over een kind verwekt onder broedlampen, door een man die daarmee zijn dood vonnis tekende. Snap jij het, snap ik het. een potje vrijen was een levensgevaarlijk karweitje, daar kwam het wel ongeveer op neer. nog nooit ter wereld had een beetje sperma zoveel ellende gezaaid. nou ja, ze noemde het anders, maar dat wil je niet weten.’ ‘Ik denk,’ zei Uilke Kret, ‘dat die bevalling te zwaar voor haar is geweest.’
De stank van verhit vet werd niet langer door deuren tegengehouden. Movo liep, zijn pijnlijke voeten voorzichtig neerzettend, de trap naar de gelagkamer af. In het | |
[pagina 47]
| |
café was het of de vetwalm zich als een film over hem heenlegde. Het was er druk. Straks zou de huldiging zijn. ‘Movo, waar blijft ons bittergarnituur?’ Movo trok de buitenste deur van de keuken open, en duwde de met kunstleer beklede deur naar binnen. De dichte, blauwige mist benam hem het zicht, en bijna de adem. Uit de nevel klonk een geagiteerde mannenstem. ‘...maar terwijl de spelers hun welverdiende schaal een voor een om hoog houden, is de Coolsingel al veranderd in een slagveld. Agenten met getrokken pistool, een mens gelooft zijn ogen niet... Ze voelen zich duidelijk in het nauw gedreven. Ik zie de pistolen opspringen in hun hand. Ja, ze schieten gericht...! Er valt een supporter neer... en nog een... Er ontstaat meer ruimte rond de agenten. De mensen slaan op de vlucht. Een enkeling loopt met omhooggetrokken T-shirt op de agenten af, zo van: “Schiet maar!”... O, o, o! wat is dit uit de hand aan het lopen, mensen.!’ Movo wist niet wat hij het eerst op de tast moest zien te vinden: de juiste knop van het fornuis om het gas onder de frituurpan uit te draaien, of de schakelaar van de tuner, want dit geloei maakte hem nog misselijker. ‘...een complete Kristallnacht, mensen, terwijl het nog donker moet worden.’ De verslaggever stond kennelijk vlakbij een winkel aan de Coolsingel, want uit de boxen klonk het geluid van brekend glas, ongetwijfeld een etalageruit. ‘En jawel, hoor... om de feestelijkheden ten top te drijven, wordt er geplunderd. Er zijn er die diep het donker van de zaak in lopen...’ Ik had daarbij moet En zijn. niet om ze in toom te houden, maar om er een kunstwerk van vernieling van te maken. een eredienst van ontregeling. Dit is mijn failliet als leider. Nee, als Honderdman was ik vanmiddag al kapot. ‘...lijken de rellen zorgvuldig voorbereid. Het ziet ernaar uit dat alle frustrates over de massale arrestaties van twee jaar geleden eruit komen... over het publieke geheim dat de moordenaar van Mombarg nog altijd op vrije voeten rondloopt. Dit is een veldslag van Hooliganië tegen de Rotterdamse justitie...’ In de pan gorgelde het vet als een doodsrochel. Movo draaide de hoog brandende gasvlam uit. Even later werd het gorgelen minder, en begon het venijnige spatten. Er brandde geen elektrisch licht in de keuken. Daglicht viel door twee met kippengaas gewapende, matglazen ramen hoog in de muur naar binnen, waar het in combinatie met de vetwalm iets televisieblauws kreeg. Het café was in een vorig leven een grote slagerij geweest, wat in de gelagkamer nog te zien was aan enkele tableaus van varkens en koeien, uitgevoerd in tegeltjes van Delfts blauw. In de koelruimte, nu keuken, lag een granito vloer met afvoergootjes. De putjes van groen uitgeslagen koper bevonden zich precies onder de stangen met vleeshaken. | |
[pagina 48]
| |
Movo bukte zich naar de stereotoren, die tegen vettigheid en nattigheid met plastic omgeven in een open aanrechtkastje stond. Hij drukte de tuner uit. Voor zijn voeten lag het aluminium keukentrapje. Het was kennelijk omgevallen, waarbij het uitklapbare extra treetje weer naarbinnen gescharnierd was. Er drupte vocht op een groenkoperen putdekseltje. Hij keek omhoog. Het touw waaraan ze hing was een angstwekkend wit nylon koord, iets uit de zeiluitrusting van haar broer misschien. Het glom als gepoetst zilver. Alleen een uiteinde, uit de ingewikkelde knoop tevoorschijn stekend, was tegen pluizen dichtgebrand - obsceen bruin. Het was de eerste keer dat Movo haar gestalte zo perfect in symmetric zag, zo kaarsrecht ook. Hier was geen Mensendiecktherapie meer bij nodig. Alleen het hoofd was enigszins gebogen, eerder uit vormelijkheid dan uit nederigheid, zo te zien, als bij een Oosterse groet. De armen keurig in het gelid langs haar lichaam. Met gestrekte benen, zich enigszins op haar tenen verheffend, stond ze in volmaakte balans op het blok lucht dat haar van de vloer scheidde. Toch had een fysieke onevenwichtigheid ervoor gezorgd dat een deel van de ontsnapte urine zich in een dunne baan rond haar En e been had geslingerd, op de droge huid waarvan een glinsterend spoor was achtergebleven. Een druppel viel tussen twee tenen door in de afvoergoot. Haar wijdopen ogen keken op hem neer, zoals hij daar naast het fornuis met de ziedende frituurpan stond, waarvan de hitte tegen zijn rug opstootte. De binnendeur, die vanwege de slecht afgestelde dranger eerst te langzaam en op het eind te snel dichtzwaaide, zoog zich met een zucht vast in de deurpost. Door de luchtverplaatsing begon het lichaam zacht te schommelen. De borsten hingen zwaar en vol tot bijna op de lege, flodderige buik, waarin zij acht maanden lang haar drieling had gedragen. Heel langzaam begon Zora, zonder zich te verzetten, rond haar as te draaien. Movo strekte zwakjes zijn armen naar haar uit, als om haar te beletten hem de rug toe te keren. op dat moment ontstond er een ondoorzichtig blaasje op de linkertepel, waarna er melk uit begon te lekken. Movo had een paar keer van dichtbij gezien hoe op het huilen van een van de baby's Zora's borsten gingen druppelen. nu antwoordde, omgekeerd, een van de kleintjes in de kinderkamer boven de keuken met ijl gekrijt op het verspillen van melk door de moeder. Misselijkheid drukte zijn maag omhoog. Het oververhitte vet gromde in de pan. Het was niet tegen te houden: Zora wendde zich van hem af. Het duurde even voor hij de kleine vierkanten die in zwarte lijnen over haar rug verspreid stonden als verse tatoeages herkend had. Ze waren voor een deel nog met schilferige roofjes | |
[pagina 49]
| |
bedekt: Zora moest ze kort geleden, niet lang na de bevalling, heb ben laten aanbrengen. Movo had haar in de kraamtijd niet anders dan met een nachthemd aan gezien, alleen gedeeltelijk ontbloot wanneer ze, rechtop in de kussens, de baby's de borst gaf. Nee, het waren eerder rechthoeken, maar dan telkens samengesteld uit twee tegen elkaar aan liggende vierkantjes, die ieder een aantal van haar pigmentstippen omgaven. De in blauwe inkt bij de vlekken getatoeëerde getallen van jaren terug staken bleek af bij de verse tatoeages. Nu zag hij het: volgens een in de getallen verscholen systeem, dat hij met al zijn cijferreeksen op de computer nooit had kunnen achterhalen, waren de pigmentvlekken omkaderd. Tot een soort dominostenen. Braille voor het oog. Drie stippen in het vierkantje links, drie rechts: samen zes. Vier links, drie rechts: zeven. Enzovoort. Zijn ogen zwierven over Zora's stille rug. de walging maakte hem lucide. Elke domino stond voor twee lettergrepen, samen een heel of een half woord. Het laatste raadsel van de Quizmaster, over diens graf heen. Over Zora's lijk. In de pan schuin achter hem siste en borrelde iets; een druppel vet spatte met een korte, droge explosie tegen zijn nek. Movo las de woorden op Zora's rug. Ze kwamen onwillekeurig, zonder dat hij ze wilde uitspreken, uit het diepst van zijn ingewanden omhoog. Hij draaide zich om, en boog zich over de pan. Een felle hitte sloeg in zijn gezicht. Hij gaf over. Een fontein van ijskoude druppels steeg op, en drong in zijn wangen en voor hoofd - een scherpe ijzel die uit gloeiendhete speldenprikken bestond. Met zijn ogen weer open zag hij hoe de braakselslierten onmiddellijk waren dichtgeschroeid tot een soort grillige oliebollen. Samen met zijn pleegvader had hij zich op oudejaarsavond altijd vrolijk gemaakt over de bakprestaties van zijn pleegmoeder. In de van vreemde uitgroeisels en ledematen voorziene oliebollen in de pan wezen ze figuren aan zoals kinderen die in wolken herkennen. ‘Een zeester.’ ‘Een voet.’ ‘Een kies, met wortel en al.’ Was het daar maar bij gebleven. Maar hij had meer gezien. Te veel. de ogen van zijn vader op het moment dat hij hem doodstak. De vochtige plooien van zijn moeder nadat hij haar genot had gegeven. Diezelfde plooien, tot scheurens toe uitgerekt, waaruit zijn kinderen tevoorschijn kwamen. En nu, nu zag hij haar hier hangen in haar allervernederendste dood, met uitpuilende ogen en van stomheid dikke tong. Het enige wat ze nog te zeggen had, stond in geheimschrift op haar rug. De gruwelijkste boodschap die hij ooit onder ogen had gekregen. Als uw oog u hindert.
(zeer vrij naar Sophocles) |
|