M. Februari
De wereld
I
Pompon zit in de geraniums. Pompon is een gevaarlijk wild dier dat genadeloos jacht maakt in een jungle van rode bloemen. Juist heeft hij de aanval ingezet op een glanzende prooi die op twaalf hoge poten voortsnelt (en het staat dus wel vast, denkt Pompon, dat dit een antilope is) of de bloempot valt om, Pompon duikelt achterover en krijgt een bloem op zijn neus.
Nu moet Pompon zijn gezicht redden. Hij denkt een ogenblik diep na en wast zich. Dan bijt hij in mijn schoenveter, schiet omhoog langs mijn broekspijp, rekent definitief af met de derde knoop van mijn overhemd en is pas tevreden wanneer hij na een lang en bloedstollend gevecht mijn pen heeft overmeesterd.
Als ik dit schrijf ligt Pompon op mijn schoot en spint.
En zo komt het dat mijn werk iedere dag meer begint te lijken op de wereld der katten, waarvan Jean Grenier heeft gezegd dat ze bestaat uit stiltes en sprongen.
Ga eens ergens anders liggen, Pompon, als je zo lang met je pootjes over mijn arm heen hangt, gaat die arm nog slapen en is dan straks midden in de nacht als de rest slaapt opeens uitgeslapen en ist'ie wakker, klaarwakker en wil aan het werk. En als hij dan de stapel papieren pakt en verder schrijft waar ik gebleven was, terwijl mijn ogen slapen en mijn hersens slapen en mijn hele geest nog slaapt, komt er zeker grote onzin in de tekst terecht en wordt de redactie boos op me en worden alle geleerde mensen boos en willen ze nooit meer naar me luisteren. En hoe zullen we dan te eten hebben, Pompon?
Ga eens ergens anders slapen, alsjeblieft.