De Revisor. Jaargang 26
(1999)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
[pagina 77]
| |
[pagina 78]
| |
[pagina 79]
| |
[pagina 80]
| |
Pierre Michon
| |
[pagina 81]
| |
schuim rond de mondhoeken, op dat oogwit in de volle zon; hij kwam weer tot zichzelf, nog steeds in gedachten verzonken, zocht zijn zakken af naar een zakdoek, die hij niet vond, en pakte uit mijn hand het blauwe lint dat ik zonder erbij na te denken was blijven vasthouden; hij hurkte neer en zijn vingers, met erop nicotinevlekken, een ambergeel laagje dat me nu nog doet denken aan de woorden ‘heilig krisma’, ‘balsem’ en ‘heilige zalving’, veegden de bevende lippen schoon: het was alsof hij een hemelsblauw titellint ontrolde voor de babbelzuchtige mond van een heilige. Tussen de witte bloemen van de dovenetels, bij het hoofd van het kind dat langzaam maar zeker kalmeerde, fladderde een goudgele vlinder. Toen de pastoor wegliep met in zijn armen het tot rust gekomen, uitgeputte kind, dat hij thuisbracht bij haar moeder, bleef het lint met het spuug erop in het groene gras achter. Na de catechismusles ging ik in mijn eentje terug naar de sacristie: ik was vergeten een boodschap van de onderwijzer over te brengen of het presentieschrift te laten tekenen. De pastoor hoorde me niet dichterbij komen; hij stond met beide handen op het lage raamkozijn geleund, zijn rug lichtjes gekromd, als om uit te zien over het land; hij sprak, en bij het horen van zijn ontwapende, misschien smekende of onthutste stem, bleef ik stokstijf staan. Midden in een zin merkte hij mijn aanwezigheid op, draaide zich naar me om, keek me zonder verbazing aan alsof ik een boom op het land of een stoel in de kerk was geweest en maakte toen op dezelfde toon zijn zin af. Nu, vandaag, meen ik dit gehoord te hebben: ‘Bezie de leliën des velds, hoe ze groeien. Ze arbeiden niet en spinnen niet, maar ik zeg U: koning Salomo in al zijn heerlijkheid ging niet gekleed als een van hen.’ Hij tekende het schrift en stuurde me weg.
vertaling Rokus Hofstede (met dank aan Jan-Pieter van der Sterre) |
|