De Revisor. Jaargang 26(1999)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Hans Faverey Ten eerste: messen, uitrustend in de roestige slaap van een maan. Ten tweede: riffen alleen aan sirenen bekend die het levenslang moeten zien uit te zingen in Duitse, Amerikaanse handboeken. Ten derde: overal gebrek. Gebrek, vooral aan viltschoenen en veren jassen. Om zich onhoorbaar te kunnen verwijderen. Intussen, boven al deze landen: een vuist van verschroeiende stilte, onvermurwbaar als het oog van een sperwer. Hij weet dat ik er nog altijd ben en dat ik er nog zijn zal ook na het tijdperk van zijn verblinding, hij weet dat ik zelf voorzie in mijn behoefte aan kortsluiting; afgeleerd heb naar de lucht te kijken, 's nachts, wanneer ik een wens wil doen; overdag, wachtend op de grote ijsbloem. (uit de nalatenschap) Vorige Volgende