Gürcan Yilmaz voelde opeens de lichte duizeling die hem in de keuken had overmand.
‘Hij moet toch harden?’ ging hij verder. Zijn stem klonk zwak. ‘Hij moet zich kunnen voorbereiden op het harde leven?’
‘Maar dat wil hij helemaal niet op deze manier,’ bracht Vildan daar tegenin, krachtig en vastbesloten. Zij zag de verbazing op het gezicht van haar man niet wegens de schemering in de kamer. Zij ging verder: ‘Hij heeft me, voordat hij in slaap viel, keer op keer gesmeekt om te verhinderen dat jij hem meeneemt. In zijn slaap heeft hij liggen woelen en ijlen en...’ Ze zweeg en hapte naar adem.
‘Neem hem alsjeblieft niet mee,’ vervolgde ze, met een zachte stem om op het gemoed van haar man in te werken. ‘Ik heb zo'n angstig gevoel, een veeg voorteken... Stel dat hem iets overkomt, hem, ons enig kind...’
Gürcan Yilmaz hoorde de rest van de zin niet. Haar stem werd eerst zwakker, later stierf het af, alsof ze zich van hem verwijderde. Hij dacht onwillekeurig aan de droombeelden die hem bij het ontwaken danig van zijn stuk hadden gebracht, aan die kuil en het langgerekte, huilerige geblaf van Al os, en alles om hem heen, zijn vrouw, zijn kind, het leven dat hij leidde, zijn huis, alles kwam hem kwetsbaar voor, alsof het elk moment kon worden vernietigd. Hij staarde voor zich uit, alsof zich een wereldwonder voor zijn ogen had voltrokken.
‘Een tweede kind kan ik je niet schenken,’ ging ze verder op verontschuldigende toon, ‘wees zuinig op hem!’ De stem van zijn vrouw klonk nu opeens helder en hij kon haar weer zien, op de stoel, waar ze zat.
‘Waar ben ik mee bezig?’ zei hij bij zichzelf. ‘Wat overkomt mij? Wat doe ik in deze kamer en in dit huis? Ben ik geen vreemdeling voor hen? Ja, ja, dat ben ik. Geef ik om hen? Ik toon belangstelling voor hen wanneer het me plezier verschaft, als voor een hobby, of als het noodzakelijk is, zonder uiting van liefde. Ze haten me, allebei, vooral zij, zij haat me, terwijl ze’ - hij wierp een blik op de jongen in het bed - ‘voor hem een onuitputtelijke liefde koestert.’
Hij deed een stap in de richting van het bed om het gezicht van zijn zoon te zien. Het jongetje betekende plotseling heel veel voor hem. Hij deed weer een stap.
Als door een wesp gestoken schoot Vildan overeind van haar stoel met een veerkracht en heftigheid die haar man deden verstijven, en wierp zich tussen het kind en hem als een leeuwin die haar jong wil beschermen.
‘Waag het niet,’ zei ze met fonkelende ogen. ‘Waag het niet hem te wekken! Over mijn lijk!’ Het bandje van haar nachthemd gleed van haar arm zodat haar linker schouder volledig werd ontbloot.
Gürcan Yilmaz had zijn reactievermogen grotendeels verloren. Als verdoofd door een injectie liet hij zijn gedachten voortmalen. ‘Zij houdt van hem,’ herhaalde hij. ‘Ze is in staat alles voor hem te doen en mij voor hem op te offeren, ze is zelfs bereid om voor hem te sterven.’ Hij keek werktuiglijk naar het jongetje dat vredig sliep. ‘Daar laat ze geen twijfel over bestaan.’ Hij nam haar nu goed op. Wat een kwieke, strijdlustige indruk wekte ze nu, nog meer dan gisteravond. Opeens kwam zij hem verleidelijk voor. Terwijl hij haar ochtendgeur rook, schoot door hem heen: ‘Ik had niet verwacht dat ik ooit nog eens naar haar zou verlangen.’ Hij pakte haar handen, zij wendde haar hoofd af. Met een zekere spijt liet hij haar weer los. Toen verwijderde hij zich langzaam van haar en verliet de kamer.
‘Ze zag er best aantrekkelijk uit,’ dacht hij, toen hij het jachtgeweer, de weitas, de patronenzak en het proviand oppakte dat de dienstmeid had klaargelegd, ‘haar linkerschouder was helemaal bloot. Wat een mooie aanblik was dat! En ik kon, terwijl ze op de stoel zat, haar borsten zien. Ze geneerde zich daar niet eens voor, of heeft ze niet opgemerkt dat ik zo naar haar keek. Hoe het ook zij,’ vervolgde hij, toen hij het hek achter zich had gesloten, ‘ik vond haar bijna onweerstaanbaar!’