niet meer zag zitten. Dan moesten er nachtenlange gesprekken komen om hem weer over de streep te trekken. Voor het eerst kon ik dat niet meer opbrengen en voegde hij de daad bij het woord. Achteraf heb ik daar wel spijt van gehad, want eigenlijk verbrak ik eenzijdig een traditie. Bovendien vulden we elkaar goed aan: hij was meer een theoreticus, ik had een meer praktische inslag.
Hoe ging je verder te werk?
Ik voerde gesprekken, vooral met medewerkers en gastredacteuren van Soma. Eerder pragmatisch dan programmatisch. De redactie die daaruit voortkwam, Jan Donkers, Peter Verstegen, Paul Beers, Tom van Deel en ikzelf, was dan ook behoorlijk heterogeen van samenstelling. Een hoge kwaliteitsnorm was eigenlijk het enige gemeenschappelijke standpunt. De Revisor werd, net als Soma maar op een hoger peil, een publieksgericht tijdschrift, een magazine, gevarieerd van inhoud, met interviews, vertalingen, geïllustreerde essays, en veel beeldende kunst, meestal voor dat doel vervaardigd. Dit alles naast het proza en de poëzie natuurlijk.
En waren die eerste vijf jaar van De Revisor inderdaad zo vitaal als Polak hoopte?
Na een jaar of twee, drie kwam er in mijn ogen een bloeiperiode. Doeschka Meijsing en Nicolaas Matsier waren intussen in De Revisor gedebuteerd. Hedda Martens en Patrizio Canaponi, de latere A.F.Th. van der Heijden, zouden volgen. Tegelijk begon Frans Kellendonk in De Revisor te publiceren. Matsier en hij namen binnen de redactie de plaats van Donkers, Verstegen en Beers in. Het is de tijd dat de mythe van het Revisor-proza, als zou het een stroming zijn of het product van een groep, werd geboren. Er was helemaal geen groep. Er is niet eens een voltallige ontmoeting geweest, laat staan een inhoudelijke discussie. De onderlinge verschillen, bijvoorbeeld tussen Martens en Canaponi, zijn ook te groot om van een stroming te kunnen spreken. Je kunt een overeenkomst ex negativo onderscheiden: de verschillen met het realistische vertellersproza dat Maatstaf bracht of het experimentele proza waarmee Raster zich profileerde, zijn groter dan de verschillen onderling. Misschien kun je zeggen dat schrijvers van ‘Revisor-proza’ een abstractie zochten in de vorm, eerder dan in de taal, zoals de Raster-auteurs toen. Maar ‘vorm’ is natuurlijk een rijkelijk rekbaar begrip.
En opnieuw zei Polak: de vijf jaar zijn om, we houden ermee op?
Inderdaad. Het eerste lustrumnummer was verschenen. Honderdvierenveertig pagina's op groot formaat. Echt een monument. Vrijwel alle vaste medewerkers hadden hun beste