De Revisor. Jaargang 25
(1998)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Paul Valéry
| |
[pagina 29]
| |
Nieuwheid. De bereidheid tot het nieuwe. Het nieuwe is een van die vormen van prikkelend vergif die uiteindelijk noodzakelijker zijn dan welk voedsel ook; waarvan het nodig is, in het geval dat we eraan verslaafd zijn, steeds de dosis te verhogen en deze op straffe van te sterven dodelijk te maken. Het is vreemd om zich zo aan het verderfelijk deel der dingen te hechten, waarvan het juist de kwaliteit is dat ze nieuw zijn. U weet dus niet dat men aan de nieuwste ideeën een zekere allure van nobelheid moet geven, niet iets gehaasts, maar iets gerijpts; niet iets ongewoons maar sinds eeuwen bestaand en niet iets wat deze morgen gemaakt en gevonden is, maar iets wat alleen vergeten is en teruggevonden. • Uitsluitend de smaak op het nieuwe te richten is karakteristiek voor een verwording van de kritiek, want niets is gemakkelijker dan de nieuwheid van een werk te beoordelen. • Klassieke werken zijn misschien die werken die zonder totaal te verdwijnen, zonder uit elkaar te vallen, kunnen afkoelen; en de wil tot bewaren, dat verscholen zit in het idee van volmaaktheid en voltooide vorm, zou van belang kunnen zijn om ontdekkingen te doen in de principes, regels, kunstwetten of canons van de zogenaamde klassieke periodes. • Onze leerlingen en opvolgers zouden ons duizendmaal meer dan onze meesters leren, indien we tijd van leven zouden hebben hun werken te zien. | |
LiteratuurEen boek is goed beschouwd alleen maar een uittreksel van de alleenspraak van zijn auteur. De mens of zijn ziel praat in zichzelf; de auteur maakt bij deze toespraak een keuze. De keuze die hij maakt hangt van zijn eigenliefde af: soms houdt hij van zichzelf vanwege een gedachte, soms haat hij zichzelf vanwege een andere; zijn trots en zijn belangen bepalen wat wel of niet bij hem opkomt. En wat hij zou willen zijn kiest bij wat hij is. Dat is een noodlottige wet. In het geval dat de hele monoloog ons gegeven zou zijn, zouden we in staat zijn een vrij exact antwoord te vinden op de meest precieze vraag die een rechtvaardige criticus zich met betrekking tot een werk zou kunnen stellen In zoverre de kritiek zich niet beperkt tot het spuien van opinies al naar gelang haar humeur en smaak - dat wil zeggen, over zichzelf spreekt in de illusie dat zij over een werk uitspraken doet - maar in zoverre zij zou oordelen, dan zou de kritiek | |
[pagina 30]
| |
uit een vergelijking bestaan van wat de auteur van plan was te doen met wat hij in werkelijkheid gedaan heeft. Terwijl de waarde van een werk een bijzondere en niet constante relatie is tussen dat werk en een of andere lezer, is de eigen en intrinsieke verdienste van de schrijver een relatie tussen hemzelf en het ontwerp: deze verdienste is naar de afstand daartussen betrekkelijk; hij wordt afgemeten aan de moeilijkheden die men ondervonden heeft om de onderneming in goede banen te leiden. Deze moeilijkheden zelf echter zijn als het ware een voortijdig werk van de schrijver: ze zijn het werk van zijn ‘ideaal’. Dat innerlijke werk gaat vooraf, het hindert, onderbreekt, daagt het tastbare werk, het werk met de handelingen, uit. Hier leiden karakter en verstand soms de natuur en haar krachten zoals de ruiter het paard leidt. Een ideale kritiek zou zich uitsluitend over deze verdienste moeten uitspreken, want men kan van iemand slechts eisen dat bereikt te hebben wat hij zich voorgesteld had te bereiken. Men kan een geest slechts volgens zijn eigen wetten beoordelen, en bijna zonder als persoon tussenbeide te komen, zoals bij een operatie, onafhankelijk van wie het uitvoert, want het gaat slechts om het benaderen van een werk en een intentie. U wilde een bepaald boek maken? - Heeft u het gemaakt? Wat was uw opzet? - Wilde u aansluiten bij een hoge gedachte of ging het om een niet te verwaarlozen voordeel: om de publieke opinie voor u te winnen, om een kassucces? Misschien was er sprake van een indirect doel; misschien mikte u op enige personen uit uw kennissenkring, en misschien zelfs op een enkele, die u via de omweg van een openbaar werk dacht te bereiken?... Wie wilde u vermaken? - Wie verleiden, wie evenaren, wie gek maken van afgunst, welk hoofd nadenkend stemmen en welke nachten beheersen? Zeg 't maar, meneer de schrijver, is 't Mammon, was het Demos, Caesar, zou het God zijn die u diende? Venus misschien, en misschien allemaal een beetje? Maar laten we naar uw middelen kijken, enz. • De syntaxis is een eigenschap van de geest. • Teveel heeft men de kennis van de taal tot het simpele geheugen teruggebracht. Van de spelling het teken van de cultuur maken, is een teken des tijds en van dwaasheid. Maar waar het om gaat is het manoeuvreren met de taal, het aan elkaar knopen van de handelingen, het verwerven van de zelfstandigheid der zieleroerselen; en wanneer die losgemaakt zijn, de vrijheid van hun compositie in de tekst... | |
[pagina 31]
| |
De syntaxis is als een gewoontensysteem te beschouwen dat af en toe best opgefrist kan worden en met overleg herzien. Hierbij moet men zich, zoals altijd, aan de regels van het spel houden, maar ze tegelijk nemen voor wat ze zijn en er niet een overdreven gezag aan toekennen. Er niet prat op gaan zich een hoeveelheid uitzonderingen te herinneren. Niet vergeten dat in de tijd van de grote schrijvers de vrijheden ook veel groter waren. Hun taal was complexer, beter gestructureerd, beter ‘georganiseerd’ dan de onze; maar ik geef toe dat ze nogal verdeeld waren over het overeenkomen in tijd, onzeker waren over het overeenkomen in geslacht en getal, wisselvallig en soms verrassend waren in hun manier om de participia aan te passen. • Een geestesproduct is belangrijk, wanneer zijn bestaan andere, reeds gemaakte of nog niet gemaakte werken bepaalt, oproept, doet verdwijnen. Het maakt de ziel voor heel verschillende werken gevoelig. - Of het doet elke dichtader vloeien of verstoppen. • Wat menselijker is. Sommigen geloven dat de levensduur van werken van hun ‘menselijkheid’ afhangt. Ze proberen waar te zijn. Maar hoe staat het dan met de langere duur van werken die met fantasie geschreven zijn?... Het onware en het wonderbaarlijke zijn menselijker dan de ware mens. | |
BoekenBijna alle boeken die ik waardeer en zeker alle die tot iets gediend hebben zijn boeken die vrij moeilijk zijn om te lezen. Ik kan de draad kwijtraken, ik kan niet alles overzien. Sommige hebben tot iets gediend, hoewel ze moeilijk waren; andere, omdat ze het waren.
Maar sommige boeken zijn opwindend en wekken slechts iets op wat ik al bezit; andere voeden me, waarbij het voedsel een deel van mezelf wordt. Mijn eigen natuur ontleent er vormen van spreken en denken aan; of precieze kundigheden en kant-en-klare antwoorden: we moeten ons de resultaten van de ervaringen van anderen eigen maken en ons verrijken met wat zij gezien hebben en wij niet. | |
Hoe de schrijver zijn werk bekijktOp het ene moment de zwaan die een eend heeft uitgebroed; op het andere moment de eend die een zwaan heeft uitgebroed. | |
[pagina 32]
| |
Elke dichter zal uiteindelijk dat waard zijn wat hij als criticus (van zichzelf) waard is. • Het is de grootheid van de dichters om krachtig onder woorden te brengen wat ze slechts heel vluchtig in hun geest hebben gezien. • Er zijn van die sprankelende mensen, sprekers van de orde der mooipraters, die u verbazen door de oneindige reeks onverwachte plannen en de stortvloed van woorden, wonderbaarlijke ontmoetingen, waarvan sommige zelfs te kloppend, te mooi zijn... en de hoeveelheid is niet minder verbazingwekkend dan het doeltreffende en het bijzondere. Maar dat zo gevarieerde spelen en scheppen geven uiteindelijk de vreemde indruk van automatisme. Heimelijk denkt men aan een kunstmatige vogel in een goudkleurige kooi die zijn voorgeprogrammeerde zangnummer afdraait. Er is wel sprake van vondsten, maar er is de regelmaat van een klok. De opeenvolging van zoveel vondsten geeft het idee van een mechanisch verwekte reeks. • Over een modern schrijver: Zijn toevalstreffers zijn bewonderenswaardig maar waar het bij hem om draait stelt weinig voor. • Inspiratie is de hypothese die de schrijver tot de rol van waarnemer reduceert. • De geest blaast waar hij wil... Hij daalt op het spiritualisme en op de liefhebbers van inspiratie neer om ons uit te leggen waarom deze geest niet in de beesten huist en zo slecht in de dwazen. • Wanneer een vogel precies wist te zeggen wat hij zingt, waarom hij zingt en wat in hem zingt, dan zou hij niet zingen. Hij schept in de ruimte een punt waar hij is; hij laat zich horen, zonder te weten dat hij een rol speelt. Op dat tijdstip moet hij zingen. - Niemand weet wat zijn gevoelens over zijn gezang zijn. Heel ernstig geeft hij zich eraan over, de ernst van dieren, de ernst van kinderen die eten, van verliefde honden, de onverbiddelijke, verstandige fysionomie van katten. Het lijkt wel of dat stipte leven geen ruimte voor lachen laat, voor een moment van spot. | |
[pagina 33]
| |
Andere wereldVermoeidheid laat uiteindelijk een nieuwe wereld zien. Slaap die over het theater komt vernietigt de vormen, maakt de lichten gruwelijk, de dingen wankel, de stemmen bovennatuurlijk en vals. Het lijkt wel of men de wereld die men nog ziet verlaten heeft en of men nu zijn absolute beweging waarneemt, alsof men niet meer op dezelfde boot is. Men vervolgt de reis niet meer, het lichaam der dingen waarop men aanvankelijk was, ziet men uit elkaar vallen. Men begrijpt niet meer. ... Aldus de literatuur in zo'n jeugdige geest, vermoeid van het in twee jaar te veel lezen of te zeer ten prooi aan voorgevoelens. Hij brengt elliptische zinnen voort, extremen trekken; en hij kan niet meer verdragen dan een ongeduldig gebrek aan samenhang... Dat is het nieuwe. Teken van vermoeidheid. • Poëtisch is een idee dat, overgezet in proza, nog de versvorm eist. • De expressie van het ware gevoel is altijd banaal. Hoe echter men is, hoe banaler. Want men moet proberen het niet te zijn. Indien iemand echt onbeschaafd is of het gevoel sterk genoeg is om tot aan de grens van banaliteit te geraken, tot de herinnering van wat vulgair bij de situatie past, dan kan dat blind zoeken in de taal toch bij toeval woorden opleveren die mooi zijn. • Perfectie is een verdediging. De perfectie tussen zichzelf en de ander plaatsen. Tussen zichzelf en zichzelf. • Men moet licht als de vogel zijn en niet als de veer. • ‘Versierde’ stijl. Een stijl versieren. Alleen wie tot een onopgesmukte en duidelijke stijl in staat is, kan echt een stijl versieren. • Wie zich inspant zegt tot zichzelf: Ik wil machtiger, intelligenter, gelukkiger zijn - dan - Ik. • Een groot mens is wie de anderen in verwarring achter zich laat. • De grootste mensen zijn zij die op hun eigen oordelen hebben durven vertrouwen - en evenzo op hun dwaaste oordelen. | |
[pagina 34]
| |
Een kunstenaar kan tot het einde der tijden afgunst opwekken. • Wat men spelenderwijs schrijft, leest de ander met spanning en hartstocht. Wat men met spanning en hartstocht schrijft, leest de ander spelenderwijs. • Roem is een soort ziekte die men oploopt, omdat men met zijn gedachte naar bed is geweest. • Om van roem te houden moet men veel waarde aan mensen hechten; men moet in hen geloven. • De mens die nooit probeerde godengelijk te zijn, is minder dan een mens. • Het standbeeld en de roem zijn vormen van een dodencultus, die op zijn beurt een vorm van onwetendheid is. • Ware trots is de eredienst die men bewijst aan wat men zou willen doen, de verachting voor wat men kan, de lucide, wilde, onweerstaanbare voorkeur voor zijn ‘ideaal’. Mijn God is sterker dan de jouwe. In elke godsdienst verstaat men onder valse goden de goden van anderen; vals worden ze genoemd, niet om hun bestaan te ontkennen, maar om de grootste kracht en macht, die men voor de eigen goden reserveert. • Het begrip ‘grote dichter’ heeft meer kleine dichters voortgebracht dan er redelijkerwijs van de combinaties van het lot te verwachten waren. • De sterkste en meest onontkoombare haat gaat uit naar hen die zijn wat zij zouden willen zijn: en hoe bitterder deze is, hoe meer deze toestand op de persoon zelf gericht is. Diefstal is het om het fortuin of de titel te bezitten, die een ander zou willen; moord is het om het uiterlijk of het intellect of de gaven die iemands ideaal zijn te bezitten. Door een enkele blik laat men hem zien dat dit ideaal niet denkbeeldig is en dat de plaats is ingenomen. Maar deze jaloerse persoon vergeet het grote en echte voordeel om niet te hebben wat men verlangt, namelijk om het van een standpunt te beschouwen dat ontzegd is aan wie het bezit en om te moeten leren het te verachten om te leven! Terwijl de bezitter het veracht in zoverre hij het bezit... Elk ideaal wordt door twee kanten belaagd. Het systeem: ze zijn te groen en het systeem: ze zijn verrot zweren tegen hem samen. | |
[pagina 35]
| |
We houden niet van wie ons belemmert onszelf te zijn; en we houden ook niet van wie ons belemmert om te tonen wie we zijn. Maar we houden van degene die gelooft dat we zijn wat we zouden willen zijn, en dat is het wezen van het genoegen scheppen in de roem waar veel leed en kracht tezamen voor nodig zijn om zich helemaal tegen te verdedigen. • Het toppunt van vulgariteit lijkt me te zijn om zich van argumenten te bedienen die slechts voor een publiek deugen - dat wil zeggen voor een noodzakelijkerwijs op de dwaaste toeschouwer of luisteraar afgestemd - en die niet bestand zijn tegen een koudbloedig en een enkel mens. Maar wat duurt, duurt slechts door de instemming van deze laatste. • Afgunst en minachting zijn de twee vonnissen van het tribunaal van de trots. Je bestaat niet. - Ik ben. Je bestaat te veel. Ik ben niet. • Onze echte vijanden zijn zwijgzaam. • Iemand die u aanvalt is slechts iemand die zijn behoefte doet. Stel u dus het gezicht voor van iemand die op papier een mooi scheldwoord tegen u zoekt en vindt. Hij haalt 't door en vindt nog iets beters... - Plaats dat beeld altijd op de muur van uw geest. | |
UitzinnigenAlle opvliegende naturen in de literatuur komen dicht in de buurt van het komische. Het scheldwoord is het gemakkelijkste en meest traditionele van de lyrische vormen | |
Mechanische wet der scheldwoordenVoor een voldoende verre getuige hecht het scheldwoord zich niet vast aan het punt waarop deze is gericht: elke fluim beschrijft een gesloten curve. | |
Verberg je godMen moet niet de anderen aanvallen maar hun goden. De goden van de vijand moet men treffen. Maar eerst moet men hen ontdekken. Hun echte goden worden door mensen met zorg verborgen. | |
[pagina 36]
| |
Wanneer het ik om te haten is, wordt zijn naaste liefhebben als zichzelf een wrede ironie. • Het is beter beledigingen te vergeven dan ze te vergeten. - Maar de vergeving is nooit echt. Niets kan de pijn van dat moment doen vergeten. Wie in die toestand vergeeft, veinst te zijn wat hij nog niet is. Een nobele komedie. • Men moet zijn vijanden liefhebben. Ik hou van hen die mij opwekken, en hen die ik opwek. Onze vijanden wekken ons op. Elk moment komt voor ons de stemming van dat moment van buitenaf. | |
Het onrecht langzaam proevenHet onrecht is een bittere drank, die aan de eenzaamheid weer smaak geeft, de eetlust van scheiding en bijzonderheid opwekt, die de geest zijn wijde perspectieven biedt, die naar het unieke en ontoegankelijke gaan. • Al bij al is dit ellendige leven het niet waard dat men het wezen aan de schijn opoffert, wanneer men aan de ogen van iemand ziet, voor welke ogen men moet schijnen. | |
BlikkenElkaar kruisende blikken doen vreemde betrekkingen ontstaan. Niemand zou vrij kunnen denken, indien zijn ogen niet andere ogen die hen volgden konden loslaten. Zolang de blikken elkaar gevangen houden, is men niet meer helemaal twee; en er is de moeilijkheid alleen te blijven. | |
Uitwisseling van blikkenDe uitwisseling, het woord is op zijn plaats, wordt in een zeer korte tijd voltrokken, een verplaatsing, een metathesis, een kruising van twee ‘noodlotten’, van twee gezichtspunten. Daardoor voltrekt zich een soort van wederzijdse, gelijktijdige beperking. Jij neemt mijn beeld, mijn uiterlijk, ik neem het jouwe. Je bent mij niet, omdat je me ziet en omdat ik mezelf niet zie. Wat ontbreekt is het ik dat jij ziet. En voor jou is wat ontbreekt het jij dat ik zie. En hoe meer we elkaar leren kennen, hoe meer we over onszelf zullen nadenken, hoe anders wij zullen zijn. En al het overige zal identiek zijn, en misschien... gemeenschappelijk! | |
[pagina 37]
| |
En hoe meer onze blikken uit elkaar zullen gaan, wij elkaar uit het oog zullen verliezen, hoe meer we niet van elkaar te onderscheiden zullen zijn. Ik zie jou, om, Jou niet zijnde, niet jou te zijn Dit soort analyse kan men ook over zichzelf aan zichzelf wijden. | |
GlimlachenTwee personen ontmoeten elkaar. Glimlachjes als was men verrukt om elkaar te zien, en enige tijd volgehouden. Ze ontspannen zich om een of twee ernstige zinnen uit te wisselen. Ze komen weer tot zichzelf, maken zich van elkaar los; en los van elkaar ontplooien zij zich, lossen op... | |
Banaal gesprekBanaal is het gesprek waarin men van de ene mond naar de andere de woorden die uitgewisseld worden zou kunnen overbrengen. Alleen aan het timbre van de stemmen worden deze woorden onderscheiden. Op grond van het timbre van de stemmen vel ik mijn oordeel of volg ik mijn vooroordeel over onbekenden, en zelfs over anderen. Ik vergis me zelden. Over bepaalde geesteskwaliteiten krijg ik via de stem een vermoeden. Dat lijkt nogal op het ontcijferen van de mensen via hun schrift, wat door de grafologen gedaan wordt. Maar mijn fonologie is minder objectief. | |
Onder onsMenselijke relaties zijn op cijfers gebaseerd. Ontcijferen is ontwarren. Dat cijfer heeft het voordeel van iets te zeggen zonder het te zeggen, de wederzijdse mening zwevend te houden, omkeerbaar. Het bespaart ons beslissende en definitieve oordelen te vellen, die alleen op het ogenblik zelf waar zijn. • Alles wat men over ons zegt is ongegrond; maar niet ongegronder dan wat wij ervan denken. - Maar van een ander soort ongegrondheid. | |
BeleefdhedenWanneer alle mensen om ons heen volmaakt beleefd zouden zijn, dan zouden we aan alle kanten slechts onszelf zien, zij het totaal misvormd. Dat is precies wat er in een beleefd gezelschap aan de hand is, waar de gelijkheid van de manieren, de precieze weerkaatsing van de woorden en de lachjes, de schijn van een volmaakte wederkerigheid ons omringen met onze eigen gebaren en woorden. | |
[pagina 38]
| |
IntimiJe wordt alleen echt intiem bij mensen van dezelfde graad van discretie. Al het overige, karakter, cultuur en smaak doen er weinig toe. Waarachtige intimiteit berust op het wederzijdse zintuig voor de pudenda en de tacenda. Daardoor staat ze een ongelofelijke vrijheid toe; alles wat er overblijft kan gezegd worden. Maar er bestaan valse vormen van intimiteit. Weinig vriendschappen zijn volledig. Heel zelden is men totaal bevriend. Daardoor komt het voor dat men verschillende en ongelijksoortige vrienden heeft. ‘Hij heeft evenveel vrienden als er personen in hem zijn.’ Zijn voorkeur gaat niet naar de intiemste relatie uit. Is het waarschijnlijk dat men zich bij degene van wie men het meest houdt het meest ontplooit (of denkt te ontplooien)? Men maakt zich mooier voor zijn favoriete vriend. Als twee personen onenigheid krijgen, dan is dat, omdat ze een beetje te goed samen waren. Oppervlakkige betrekkingen zijn altijd goed. Intimiteit is voor de minste veranderingen zeer gevoelig. Niet vergeten moet worden dat zij een toegestane, aangeboden of opgedrongen indiscretie is, waarvan de grenzen onbepaald zijn, die een allesbehalve constante indruk maakt en die een bijzondere aandacht eist om haar zonder schade en zonder verborgen gevolgen, die zeer schadelijk voor de vriendschap zijn, in praktijk te brengen. • In de relaties tussen fijngevoelige mensen met een intiem karakter bestaat er die buitengewone mengeling van vrees niet begrepen te worden en de grote angst begrepen te worden. - Ik moet begrepen worden zonder dat ik in uw ogen iemand ben die verklaard is. Vergeet niet dat ik mezelf zie in uw houding en ik wil daar niets onverdraaglijks in zien. Uw stilte zij een spiegel zonder gebreken enz. • De echte geheimen van iemand zijn voor hemzelf geheimer dan ze voor een ander zijn. • Het geheim van een mens met geest is minder geheim dan het geheim van een gek. • Dwazen geloven dat grapjes maken het ontbreken van ernst is, en dat een woordspeling geen antwoord is. Hoe komen ze tot die overtuiging? Het is hun belang zo te zijn. Het is staatsbelang, het gaat om hun bestaan. | |
[pagina 39]
| |
Wanneer men aan een dwaasheid heeft gedacht en gevoeld heeft dat het er een was, dan moet men zich niet haasten om haar teniet te doen. Ze heeft bestaan... Hoe is dat mogelijk? Laten we er even bij stilstaan. • Liefde is er om te voelen dat men ondanks zichzelf aan een ander heeft afgestaan wat slechts voor zichzelf was. • Men weet nooit met wie men naar bed gaat. • De mooiste vrouw, het verleidelijke wezen denken: ‘Het overkomt me bijna niet, denken ze, dat iemand me benadert zonder te menen een soort recht op me te hebben en me als een soort jaloers makend bezit te beschouwen. - Ik behoor hun toe omdat ik hen behaag.’ ‘Hun pretentie is voor mij onverdraaglijk... Zonder haar zou ik niet kunnen leven.’ • Er bestaat geen mens die in staat is een ander mens lief te hebben zoals hij is. Men eist veranderingen, want men houdt nooit alleen van een geest. Wat echt is, kan niet begeerd worden, daar het echt is. Ik aanbid je... maar die neus, maar die kleren die u draagt... Het toppunt van gedeelde liefde bestaat misschien in de verwoedheid om elkaar te veranderen, elkaar mooier te maken in een handeling, die te vergelijken is met wat een kunstenaar doet - en wat degene doet die een soort bron van het persoonlijk oneindige aanboort. • Wanneer een geestige of intelligente opmerking zich keert tegen wie hem lanceerde zodat het hem schade berokkent - waarin onderscheidt die zich van een domheid? • Het intellect gaat dwars door gebruiken, geloof, dogma's. tradities, schaamtes, gewoontes, gevoelens en burgerlijke wetten heen, zoals een ingenieur dwars door wouden, bergen en alle oneffenheden en plaatselijke vormen van de natuur heengaat, ze doorkruist, doorsnijdt en erover stapt, met kracht de kortste weg afdwingend.
Bij wat we zeer duidelijk zien maar wat erg moeilijk uit te drukken is, is het altijd de moeite waard ons te dwingen om het proberen uit te drukken. • Zoals er ‘mensen van de wereld’ zijn, zijn er ook ‘mensen van het universum’. | |
[pagina 40]
| |
De heldere geest doet begrijpen wat hij niet begrijpt. • Duidelijkheid in niet-praktische zaken vloeit altijd voort uit een illusie. • Onwetendheid wankelt tussen extreme durf en extreme voorzichtigheid. • Superioriteit als oorzaak van onmacht: niet in staat zijn tot een dwaasheid die ‘voordelig’ kan zijn. • Een mens is oneindig gecompliceerder dan zijn denken. • ‘Intuïtie’ in de taal van zeer veel moderne mensen is de mystieke eenheid van een beeld en een wonder. Wonderlijk beeld. Men bevindt zich in een trieste gevangenis. Een lichtstraal valt naarbinnen en laat de sleutel op de grond zien. Het beeld speelt de rol van een nieuwe dimensie, of van de vertegenwoordiger van die dimensie. Het vervangt de continuïteit van een bepaalde ruimte - door het omgekeerde van een breuk te introduceren - of een breuk. • Intuïtie zonder intelligentie is toeval. • Ik denk niet dat machtige geesten behoefte hebben aan de intensiteit van indrukken. Deze is voor hen veeleer funest, omdat zij het zijn die uit niets iets maken. • Bewustzijn komt voort uit de duisternis, leeft ervan, voedt zich ermee en doet hem weer groeien en maakt hem dikker door de vragen die het zich krachtens en vanwege zijn luciditeit stelt. • Een zeer gevaarlijke toestand: geloven te begrijpen. Misschien zou men ertoe moeten komen onze filosofie de volgende basis te geven: dat we op een helse ingewikkeldheid van elementaire elementen en gebeurtenissen gegrond zijn. Een geest, die in staat is om de ingewikkeldheid van zijn verstand te omvatten, zou dus complexer zijn dan wat hem doet zijn wat hij is... aangezien hij met elk denken het idee over deze altijd veranderende machine zou moeten verenigen, en met elke representatie van deze machinerie de geheel verschillende actualiteit die zijn denken op elk moment is. | |
[pagina 41]
| |
Kleine onverklaarde feiten bevatten altijd iets om alle verklaringen van de grote feiten om te keren. • Ieder heeft iets gezien wat de ander nooit zag. En de som van dat alles is nul. Wat telt is wat iedereen tegelijkertijd heeft gezien. | |
DiepteAlle diepte die wij aan bepaalde toestanden toeschrijven ontstaat slechts, omdat ze van de toestand van het gewone leven verwijderd zijn, en niet doordat ze zeer belangrijke en zeer verborgen zaken dichterbij lijken te brengen. | |
DiepteEen diep idee is een idee of een opmerking die op diepgaande wijze een vraag of een gegeven situatie verandert. Als dat niet zo is, dan gaat het om weerklank te bereiken en zitten we in de literatuur. • Men kan niet te subtiel zijn; en men kan niet te eenvoudig zijn. Te subtiel, omdat de dingen het eisen; te eenvoudig, omdat ons bestaan en onze daden het eisen. • Een waarachtig nauwkeurige geest kan slechts zichzelf begrijpen, en wel in bepaalde situaties. • De meeste mensen houden bij de eerste fases in de ontwikkeling van hun denken op. Heel hun geestesleven zou slechts uit beginnen hebben bestaan. • De werking van kennis is erop gericht om de verwarring tegen te gaan, zoals een mens die onbestemd wakker zou worden en zich onbestemd van de verwarring van zijn ledematen en de verwarring van eerdere gewaarwordingen zou willen bevrijden. Maar sommige mensen schijnen er de voorkeur aan te geven om nog meer in verwarring te raken. | |
Variaties op DescartesSoms denk ik; en soms ben ik. | |
[pagina 42]
| |
Indien een mens geen ander leven zou kunnen leiden dan zijn eigen leven, dan zou hij niet het zijne kunnen leven. Want het zijne is slechts opgebouwd uit een oneindige hoeveelheid toevalligheden waarvan elk tot een ander leven kan behoren. | |
Ideaal van een zielHet verlangen een ziel te hebben en onsterfelijk te zijn als die ziel, dat verlangen moet vreemd verbleken bij het verlangen van een ziel om een lichaam en een tijdsduur te hebben. Zij zou zelfs haar koninkrijk voor een paard prijs geven. Een ezel misschien? • Wie praat het slechtst? Welk wezen moddert maar aan, stamelt, bedient zich onhandig van de minst juiste woorden; wie maakt de meest kromme, de incorrectste, de onsamenhangendste zinnen en wie houdt de meest absurde redeneringen? Wie is de slechtst denkbare schrijver? de slechtste der denkers? Dat is onze Ziel. Voordat die zich herinnert dat er uitwendige oren zijn, getuigen, rechters voor het denkproces; voordat zij de ijdelheid en idealen te hulp roept, ideeën over Helderheid, Zuivere Logica, het Gemiddelde, de Macht enz., is zij op elk moment beneden dit alles. • Wat is er het gemeenste op aarde, is dat niet de Geest? Het lichaam deinst voor vuil en misdaad terug. Gelijk de vlieg raakt de geest alles aan. Walging, afkeer, spijtbetuigingen, berouw behoren niet bij hem; ze zijn slechts onderwerp van zijn nieuwsgierigheid. Het gevaar wekt zijn belangstelling, en als het vlees niet zo machtig was, dan zou hij het in het vuur leiden, gedreven door een of andere gekte en een dwaze en dwingende honger naar kennis. • Het denken vlucht in snikken, in gelach, in de daad, in flauwvallen, in de toegeknepen keel, in de vuistslag, in hartstilstand. Het vlucht ook in spreken, maar dat is een transformatie die herhaling mogelijk maakt en terugkomt bij de oorsprong. Het is een halte. • Elke visie op dingen, die niet vreemd is, is vals. Indien iets echt is, dan kan het slechts door vertrouwd te worden aan realiteit verliezen. Denken in filosofie is van het vertrouwde naar het vreemde gaan en in het vreemde het werkelijke trotseren. | |
[pagina 43]
| |
DuurzaamhedenWat niet bestaat duurt een seconde. De dood duurt een heel leven. In iedere hypothese houdt hij op zodra hij er is. • Het leven, niet de dood, scheidt de ziel van het lichaam. • Op elk moment zijn er zwarte punten in de ziel, die bezig zijn uitte dijen of te slinken. • Vergunning om zichzelf te doden, alleen bij volmaakt gelukkig zijn. • De mens zit met zijn rug naar de dood als een spreker naar de haard. | |
Het IkOp goede of slechte momenten maakt men niet de indruk dat men zichzelf is; maar men gaat zich helemaal te buiten aan of men gaat helemaal op in een of ander onwaarschijnlijk-ik. • Haat en afkeer (a priori) zijn vaak een teken dat men het orgaan of de eigenschappen of de energie mist, die het mogelijk zouden maken de dingen waarvoor men haat voelt naar zichzelf om te buigen, te gebruiken, te besteden enz. Ik ben er niet zeker van of ik je kan overwinnen, onderwerpen, vernietigen, dus ik haat je, ik onderdruk je in mijn geest. - Ik kan niet van je houden. | |
Het ikWij kennen alleen datgene van onszelf wat de omstandigheden ons hebben doen leren kennen (een heleboel van mezelf wist ik niet). Het overige is inductie, waarschijnlijkheid: Robespierre had nooit gedacht dat hij ook zou guillotineren, noch elk ander dat hij tot gek wordens toe zou beminnen. • Het intiemste, het diepste van onze gedachten, ons ware gevoel over de dood, over de persoonlijkheid, de liefde enz. zijn afkomstig van de onbevangenheid van onze voorouders, van hun beeldrijke uitdrukkingen, hun vergissingen, geestesverwarring op fysiologisch gebied, van de taalarmoede enz. En het vervolg dat wij aan deze armzalige premissen geven is dat wat door haast, gebrek aan samenhang, de gemakken en de nerveuze misbruiken van onze vreemde tijd wordt bewerkstelligd. | |
[pagina 44]
| |
Wat een zaken moet men niet weten om te ‘handelen’! • Aan geestelijk voedsel dacht hij nooit. Hij zoekt het zonder het te weten; hij vindt het zonder het te willen. | |
Het IkHoe ‘bewuster’ een bewustzijn is, hoe meer zijn persoon, zijn opinies, zijn daden, zijn karakteristieken, zijn gevoelens hem vreemd lijken - als vreemdelingen. Het zou dus de neiging hebben om wat het aan eigens en persoonlijks bezit op te vatten als zaken die buiten hem en toevallig zijn. Het is echt nodig dat ik meningen heb; gewoontes, een naam, affecties, afkeren, een wereldsysteem, zoals het echt nodig is dat de muur van mijn kamer een bepaalde kleur heeft. Ik ben voor alles wat ik ben slechts wat het licht voor deze kleur is. Het zou wat dan ook kunnen verlichten. - Hoe heet u? - Ik weet het niet. Uw leeftijd?... Ik weet het niet. Uw geboorteplaats? Weet niet. Beroep? Weet niet... Goed: U bent mijzelf.
Elk onderzoek naar het Ik, elk voorval dat maakt dat men gegrepen wordt, elk ongewoon gezichtspunt toont het Ik zoals men het niet kende. Het is niet zeker of zichzelf leren kennen een zin heeft, noch of een mens een ander dan zichzelf kan leren kennen. De aarzeling, de intellectuele arbeid, gewetenswroeging, het zijn allemaal bewijzen van deze vreemdheid. • Wat het moeilijkste ter wereld is: zijn hele intelligentie en al zijn vernuft dienstbaar maken. • Zijn minachting voor de mensen en zichzelf, zijn algemeen verspreide afkeer en teleurstelling brengen de diepe geest ertoe slechts het frivoolste gezelschap te dulden. • Het elegantste, oppervlakkigste, wisselvalligste, onnuttigste wereldje is het milieu dat het meest overeenkomt met het oordeel dat men over het totaal der dingen moet vellen. • Ik stel me dikwijls een mens voor die in het bezit zou zijn van alles wat we weten op het gebied van nauwkeurige berekeningen en procédé's; maar totaal niets zou | |
[pagina 45]
| |
weten van alle begrippen en waarden die geen duidelijke beelden geven, noch uniforme en herhaalbare handelingen doen ontstaan. Hij heeft nooit horen spreken van geest, gedachte, substantie, vrijheid, wil, tijd, ruimte, krachten, leven, instincten, herinnering, oorzaak, goden, noch van moraal, oorsprong; hij weet kortom alles wat wij weten en hij weet niet alles wat wij niet weten. Maar hij weet er niets van tot de benamingen daarvoor toe. Zo laat ik hem met de moeilijkheden en de gevoelens die ze veroorzaken kennis maken, ik construeer hem op die manier, en vervolgens zet ik hem in beweging en laat hem middenin de werkelijkheid los. • Iemand neemt al zijn beslissingen volstrekt willekeurig. Het gaat hem niet slechter dan de anderen die nadenken. • De wereld draait door; het leven en de geest vanwege de weerstand die ons door de moeilijk kenbare zaken geboden wordt. Nauwelijks zou alles ontcijferd zijn of alles zou verdwijnen, en het doorgronde universum zou niet meer dan een aan het licht gebracht geval van verduistering zijn of een goocheltruc waarvan men het geheim kent. • Het denken kan zichzelf niet voorzien, hoewel het zijn terugkeer kan voorzien - en zijn ontwikkeling. Maar deze ontwikkelingen zijn al bijna niet meer dan het denken. • Open het hart van de naaste - die het jouwe is - maar blijf niet stilstaan bij de vuilnis die de schat van elk menselijk hart is. Ga verder en ga door totdat je de onschuld, de noodzaak, de klok en de tijd gevonden hebt, want de schaamte, de verlangens, de spijtbetuigingen, de misdaden in de verbeelding en het feit dat men voor zichzelf houdt zijn alleen maar gruwelijker en verschrikkelijker, omdat ze zich niet tot in alle consequenties hebben ontwikkeld en dat niet kunnen. • Alles berust op enkele ideeën waarvoor men bang is en die men niet goed onder ogen durft te zien. • Ik ga deze brief verscheuren - maar het papier biedt weerstand - en in de tijd van de weerstand verander ik van mening, ik stop ermee. - Hoeveel mensen wilden doden, die het om niets niet hebben gedaan, beschaamd waren, ervan afgeweken zijn... | |
[pagina 46]
| |
MoraalWanneer de principes van een moraal zo goed waren ingeprent dat haar heldhaftigste eisen automatisch gehoorzaamd worden; dat de mens geen arme kan zien zonder zich bijna onbewust uit te kleden en hem aan te kleden; geen mooi persoon zonder afkeer; geen melaatse zonder verlangen naar zijn korsten..., dan betwijfel ik of de moralist tevreden is. De moralist is een liefhebber die zwaar op de hand is. Gevechten en zelfs neergang heeft hij nodig. Een moraal zonder verscheurd te worden, zonder gevaren, problemen, spijt, walging trekt hem niet aan. Het onaangename, de kwelling, de inspanning, de tegenwind zijn onmisbaar voor de vervolmaking van deze kunst. De verdienste is van belang, en niet de overeenstemming alleen. De energie besteed om bergop te gaan telt. Zijn moraal verwordt dus tot trots om tegen te zijn. Het zou er gemakkelijk op uit kunnen lopen dat een van nature moreel persoon, die tot immoreel gedrag overgaat, evenveel waard is als een immoreel mens die zich tot moreel gedrag dwingt. Niets is eenvoudig. Er bestaat evenwel een zekere neiging, die door instincten en behoeftes wordt gemarkeerd. Hier begint het proces van het zenuwstelsel. • De moraal is in zekere zin de kunst van het niet tegemoet komen aan verlangens, van de mogelijkheid om gedachten af te zwakken, van het doen wat niet bevalt, van het niet doen wat bevalt. Indien het goede beviel, het slechte niet, dan zou er geen moraal zijn, noch goed, noch slecht, zodat ten slotte het stroomopwaarts gaan, zo dicht mogelijk langs de begeerlijkheid en de beelden sturen, het morele verschijnsel zou zijn... | |
De op de proef gestelde intelligentieMen moet binnen bepaalde grenzen een onderscheid maken tussen controle op het Ik - zoals verdringing, strijd en overwinning enz. - en bewustzijn dat de mens zijn gang laat gaan, maar de wereld belicht en onderzoekt. Toch kan deze bewuste intelligentie opgeroepen worden om een zekere controle uit te oefenen; hij kan bijvoorbeeld list in plaats van kracht gebruiken; hij kan door zijn analyses de verleiding die het niet frontaal wist te overwinnen afkammen, van verguldsel ontdoen, ontmagnetiseren, ontwapenen. - In plaats van de duivel met grof geweld te verjagen, kan men hem laten zitten; hem uitvoerig zijn koninkrijken, die hij u zogenaamd wil aanbieden, laten beschrijven, lang onderhandelen, belangstelling tonen, terwijl hij zingt en paait, voor de fysieke kant van de wensen die ontstaan - hem vermoeien met vragen; zeer zelden kunnen beloftes en zelfs realiteiten weerstand bieden aan een bekwame en duidelijke blik. | |
[pagina 47]
| |
Dezelfde zorgen zijn van toepassing op de heldhaftige deugden, het is waar... U belooft mij koninkrijken; jij de aarde, en u de hemel. Kunt u mij die goed beschrijven? Laten we wat op details ingaan. Breng mij duidelijk in verleiding. Win mij door middel van exact omschreven beelden. Maar verwacht niet van mij dat ik in troebel water ga vissen. | |
Deugden zonder oorzaakNiet uit liefde moet men van zijn vijanden houden - maar omdat men zichzelf vrij wil bewegen en men aan de natuur wil tornen. - Bovendien zit er verachting in de liefde voor de vijanden. Niet uit nederigheid moet men zichzelf laag schatten, maar uit voorzichtigheid en zelfkennis. En men moet niet geloven in zijn persoonlijkheid, zijn Ik, zijn belangrijkheid; men moet zichzelf niet voor een werk van de natuur houden en speciaal door de Schrijver aan haar opgedragen, allereerst omdat men niet de entiteiten moet vermenigvuldigen, waarin men zo min mogelijk moet geloven, en men slechts waarde moet toekennen aan wie en wat het verdient. Maar ook omdat het nodig is exact te zijn, • Zijn plicht doen uit perversiteit, het ‘goede’ doen om de spot te drijven met hen die het op een dwaze, protserige, heilige manier doen - of uit vrees. Het goede doen als een mens die het kwade kan doen. • De mens kan zich noch oprecht aan de duivel verkopen, noch zich aan God geven. • Waarlijk goed is de zeldzame mens, die de mensen de rampen die hen overkomen nooit kwalijk neemt. | |
London-BridgeIk liep een tijdje geleden over de London-Bridge en hield stil om te bekijken waar ik van hield: het schouwspel van een rijk en drukkend en gecompliceerd water, getooid met een brede vlakte van parelmoer, troebel door wolken modder, met her en der een hoeveelheid boten waarvan de witte stoom, de bewegende armen, de bizarre handelingen die in het ruim balen en kisten in evenwicht houden, de vormen bezielen en het uitzicht tot leven brengen. Ik kon mijn ogen er niet vanaf houden; ik leunde, in de ban als het ware van een ondeugd. De lust om te kijken hield me tegen, een niet te lessen dorst, gebiologeerd door het heerlijk samengestelde licht met zijn voor mij onuitputtelijke rijkdommen. Maar ik voelde achter mij een onzichtbare menigte blinden draven enGa naar voetnoot+ | |
[pagina 48]
| |
eindeloos stromen, eeuwig meegesleept door het onmiddellijke doel van hun leven. Het leek me dat deze menigte nauwelijks uit afzonderlijke personen bestond, met elk zijn geschiedenis, zijn unieke god, zijn schatten en gebreken, een monoloog en een bestemming; maar ik maakte er zonder het me bewust te zijn, in de schaduw van mijn lichaam, beschermd tegen mijn ogen, een stroom geheel identieke graankorrels van, gelijkelijk gedreven naar een soort leegte, en waarvan ik de dove en gehaaste stroom monotoon de brug hoorde overgaan. Nooit heb ik zo de eenzaamheid gevoeld en de mengeling van trots en angst; een vreemde en duistere gewaarwording van het gevaar om temidden van de menigte en het water te dromen. Ik voelde me schuldig aan de misdaad van poëzie op de London-Bridge. | |
Vir BonusDe aard van de mens is ‘goesd’, want hij is vergeetachtig, lui, lichtgelovig, oppervlakkig. Al deze woorden staan voor de verschillende faciliteiten van onze ‘zielen’ om hun indrukken en zelfs hun krachten te laten ontsnappen. Gelukkige faciliteiten. De mensheid zou een verschrikkelijk gespuis zijn, als ze begiftigd was met een onfeilbaar geheugen, met een steeds drukkende dadendrang, permanente tegenwoordigheid van geest, altijd gewapende, kritische waakzaamheid. Een verschrikkelijke toekomst wordt voorbereid, want alle ondeugende deugden die het zware leven aan het leven geven, zullen toenemen en steeds meer in de wereld heersen; - maar niet in menselijke vorm. De machine en wat zij vereist zullen de lichtzinnigste en onzekerste verplichten en dwingexn tot hun discipline. Zij registreert, zij voorziet. Zij preciseert, zij verhardt; zij overdrijft de krachten van behoud en perspectief dat bij levende wezens hoort - van wie zij de grillige duur, de onzekere herinneringen, de verwarde toekomst, de onbepaalde volgende dag neigt te veranderen - in een soort van identiek heden, vergelijkbaar met het stationair draaien van een motor die zijn normale toerental heeft bereikt. |
|