van de redactie
In februari van dit jaar hield Oek de Jong de Kellendonklezing 1998. Daarin bracht hij zijn ambivalente waardering voor het werk van Willem Frederik Hermans onder woorden. De Jongs genuanceerde maar daarom niet minder uitdagende visie viel weg in de weergave die zijn critici van zijn betoog gaven. Kees Fens bijvoorbeeld hekelde De Jongs moralisme. Terecht? De krantenlezers moesten ernaar gissen, want er waren maar weinigen die er kennis van hadden kunnen nemen. We drukken in dit nummer van De Revisor Oek de Jongs betoog af met commentaren van de dichter Jan Kuijper, de filosofe Heleen Pott en de Hermanskenner Smulders.
De Revisor houdt van tegenspraak, van de socratische dialoog, ook binnen de redactie. In het vorige nummer legde P.F. Thomése de narcistische samenzwering bloot, en kreeg in de pers bijval, maar niet in de redactie, waar Anthony Mertens nog wel een paar kanttekeningen wilde maken. Hij liet zich niet zomaar als barbaar uitschelden. Waarom niet? Zijn weerwoord kan men in dit nummer vinden.
Tegenspraak en een nonconformistische kijk op de literatuur, daarnaar verlangde de zittende redactie. Ze nodigde Oek de Jong en P.F. Thomése uit om de discussies te verdiepen en om met hun enthousiasme en literaire voorkeuren een nieuwe wending aan het blad te geven. De nieuwe redactieleden geven in de beide eerste nummers van deze jaargang hun visitekaartje af. Hun invloed deed zich ook gelden in de start van een nieuwe afdeling in het blad: De laatste stelling, waar auteurs in korte commentaren lucht geven aan hun gevoelens van haat en liefde voor fenomenen in de literatuur. Zonder dat hij het zelf wist was Louis Ferron met zijn gelijknamige essay de inspiratiebron voor de titel van deze rubriek.