| |
| |
| |
Lizanne Schipper
Naar het bal
‘Het was weer een beremooie partij,’ concludeerde Arnoud voordat hij opzij zakte en in slaap viel.
‘Zeker,’ mompelde ik, hees m'n strapless op, nestelde me behaaglijk in mijn skijack en overzag het slagveld. De jongens lieten hun schoenen rusten op de banken tegenover hen en staarden lodderig voor zich uit of drapeerden met een laatste krachtsinspanning teder een verfomfaaid rokjasje over de schouders van hun rillerige dame. Een enkeling nam overijverig een voorschot op het galamos, wetend dat het verweer op dit vroege uur slechts zwakjes kon zijn. De meisjeshoofden doken weg in een chaos van blonde pieken, parels, boa's, fluweel en satijn. Lakleren pumps en ludieke corsages hoopten zich her en der op. Het vale ochtendlicht ontnam materialen hun glans, kleuren hun intensiteit.
Plotseling verstoorde een glasheldere meisjesstem de rust die na een half etmaal tomeloze pret en overmatige bierconsumptie was ingedaald. ‘Hoehoe.’ Het meisje stoof met geheven armen de coupé binnen. Het leek of ze juichte. In haar handen hield ze twee colablikjes. Koket schoten haar ogen heen en weer onder de olijke pet en op haar wangen tekenden zich aanbiddelijke blosjes af. Wonderlijk genoeg was het ensemble van pet, bodywarmer en coctailjurk het tegendeel van potsierlijk. Links pikte ze een pochet en snoot er parmantig haar neus in, rechts berispte ze schalks de vent die zijn neus verborg in het decolleté van andermans partner en hier streek ze elegant neer op de knieën van haar opgeveerde vriend. Bij het opentrekken van de blikjes zei hij iets, maar het bruisen van de frisdrank overstemde zijn woorden. Het was in elk geval geestig, want het meisje wierp het hoofd in de nek en produceerde een klaterende lach.
‘We schaduwen iemand op straat. Signaleren we onverklaarbare gangen, dan zorgt één van ons voor bewijs door de verdachte de pas af te snijden, scherp aan te kijken en een vraag te stellen. Hoe laat het is bijvoorbeeld. Of waar de reis naartoe voert. De anderen staan verdekt opgesteld en waarschuwen Flap als de zaak uit de hand dreigt te lopen. Of we bellen aan bij buren voor klusjes. Als binnenkomer suggereren we een afwasje of de keukenkastjes. Dan komen we gelijk te weten hoeveel
| |
| |
mensen er wonen, of het naar honden stinkt en of er praktijken plaatsvinden die het daglicht niet verdragen. Eventueel kunnen we ons verkleden, op zolder. En aan mijn moeder vragen of de baljurken erbij mogen. Maar het is beter om naar buiten te gaan.’
‘Om wat te doen?’ vroeg Lise, die tot nu toe van instemming noch afwijzing blijk had gegeven. Josien liet afwezig haar benen bungelen over de rand van het klimrek en zweeg.
‘We kunnen op het schoolplein kijken of er belangrijke dingen in de containers liggen,’ vervolgde ik. ‘Papieren, knutselwerken of andere aanwijzingen. Met de buit, die houd ik dan wel vast, klimmen we over het hek naar de tuin. Dat is verboden, dus zeker de moeite waard. Je springt zo over het prikkeldraad. Als je maar snel bent, anders komt Rex op je af. Ook als hij opgesloten is en hij heeft je door, moet je haast maken. Zijn geblaf kan de conciërge alarmeren. Anders gaan we door achtertuinen sluipen. Via een gat in het hek bij de kleuterschool kom je in de bosjes achter het huis van mevrouw Van Leeuwen. Dat is veilig, want zij is meestal weg. Daarna kun je met gemak de volgende tuinen af. Het wordt alleen steeds riskanter. Er zitten grasvelden bij zonder struiken. Als er dan iemand naar buiten kijkt ben je erbij. En je moet ook weer terug. Tenzij we heel ver komen, tot de tuin van mevrouw De Wilde. Klim je daar over het hek, dan kom je bij ons uit. Maar eerst moeten we uitvinden of mijn moeder niet in de keuken staat, want die heeft het liever niet.’
Het waren domme plannen. Ik wist dat Lise niet graag vuil werd, haar kleren beschadigde of grote mensen boos maakte.
‘Maar er zijn ook diverse andere mogelijkheden,’ vervolgde ik daarom haastig. Ik hoopte wel dat we snel in actie zouden komen, want ik begon het koud te krijgen.
‘Een van ons doet zijn ogen dicht, de anderen leiden. De blinde moet voortdurend naar links en naar rechts, ronddraaien, bukken en op zijn tenen lopen. Er zitten een hoop schijnbewegingen bij, maar je moet gehoorzamen, anders kun je bijvoorbeeld vallen of je hoofd enorm stoten. Na een hele tijd moet je raden waar je bent. Als de leiders het goed hebben gedaan, lukt dat nooit. Zelfs al sta je op je eigen stoep. Ook kunnen we een speurtocht doen op de fiets. Eerst zetten we alles op papier. We bepalen een beginpunt. Als daar een rode of blauwe auto voorbijkomt slaan we linksaf, anders rechtsaf. Zodra we iemand in de tuin zien staan, gaan we de eerstvolgende weer links, maar passeren we twee of meer voetgangers, dan pakken we de tweede rechts. Staan er bomen langs die weg, dan volgen we die uit tot het einde, komt de zon door de wolken, dan slaan we twee keer rechtsaf. Op die manier. En aan het eind kopen we dropsmiles. We moeten dus eerst aan onze ouders geld vragen. Zogenaamd om naar het zwembad te gaan.’
| |
| |
‘Ja,’ zei Josien, ‘Waarom gaan we niet naar het zwembad?’
Het was moeilijk uit te leggen wat er aan was, aan die spelletjes van mij. En dat het eigenlijk geen spelletjes waren, maar gevaarlijke opdrachten die een verscholen patroon moesten blootleggen. Als dat patroon aan het licht kwam, zou alles wel eens heel anders kunnen gaan uitpakken dan de mensen dachten.
‘Het zwembad vind ik niks,’ zei ik nors.
Wilde Wietske was een echte wildebras, met springerig bruin haar en slordige kleren. Ze had niets geen aardigheid in poppen, hield juist van hoepelen, hard fietsen, de kat en de narrige tuinman plagen. En bij allerlei gelegenheden viel ze gaten in haar knie. Haar moeder was net gestorven en haar vader zat altijd in de studeerkamer. Hij verjoeg zijn smart met wetenschappelijke theorieën. Wietske had ook nog een zusje met zijdeachtig blond haar, een heel klein neusje en een zachte stem. Zij hield wél erg veel van popjes en rustig binnen zitten. Tenslotte was er een stijve juffrouw die op de kinderen paste. Die hield alleen van het poppenmeisje dat zo zoet was en geen leven maakte. In werkelijkheid had dat zusje het achter haar ellebogen. Want telkens als Wietske kattenkwaad had uitgehaald of onvriendelijk was geweest, dan klikte zij het aan de juffrouw die het zoetsappig bij Vader ter sprake bracht. En Vader had toch al zoveel zorgen. In die nare situatie kwam verbetering als tante kwam logeren. Zij begreep Wietske wel en vond het snoezige zusje ook maar zo zo. Op een keer echter, had Wietske iets heel stouts gedaan. Althans, eigenlijk was het juist edel: ze had rozen gesnaaid om op het graf van haar moeder te leggen. Denk maar niet dat het zusje maalde om dat graf. Het werd een hele kwestie. Zelfs tante had er geen fiducie meer in. Wietske verschool zich in de but in de tuin, zodat niemand haar zou kunnen vinden. Ze huilde van verdriet. Niemand hield van haar. En haar moeder was dus dood. Hoewel het er verder helemaal niet leuk was, zou ze als het aan haar lag voorgoed in de but blijven.
‘Je bent morgen jarig hè?’ had ik geroepen, terwijl ik, geknield, graspollen uit het grind verwijderde. Met haar hockeystick duwde Lise een opening in de heg. Blond en gebruind keek ze op mij, haar negatiefje, neer.
‘Ga je nog wat speciaals doen?’ vroeg ik argeloos.
‘Ik geef zaterdag een fuif.’
Ik zweeg nadrukkelijk.
Onrustig trok Lise met haar gymschoentje figuren in het zand. ‘Ik moet opschieten,’ zei ze, ‘Mijn elftal wacht op me.’ Ze trok haar stick terug en morrelde aan de sloten van haar fiets.
‘Je gaat lekker hockeyen,’ constateerde ik, om maar iets te zeggen. Achter het
| |
| |
groen kwam de felrode joggingbroek in beweging, maar minderde vaart aan het eind van het pad.
‘Je kunt anders ook wel even komen, zaterdag,’ riep Lise.
‘Ik zie wel,’ schreeuwde ik terug en zwaaide toen ze langs onze tuin reed.
Iedereen mocht het weten, de volgende dag. Dat ik uitgenodigd was bij Lise. Maar nog niet wist of ik ging. 's Avonds mestte ik koortsig mijn klerenkast uit. Op zoek naar een ensemble dat de indruk zou wekken dat ik tussen mijn eigen drukke, boeiende bedrijven door alleen maar even mijn neus kwam laten zien.
Ik wist dat er met mijn verschijning iets aan de hand was. Op één of andere manier klópten ze niet, de kleren die ik droeg. Ik had mijn moeder kleedgeld afgedwongen, net als Lise had. Aanvankelijk dook ik op de verkeerde koopjes, maar na verloop van tijd schoof, in de lachspiegel van de boetiek, Lise's beeld over het mijne. Eenmaal thuis bleek dat de dure zalmroze polo mij, bleek en dun, afkleedde als een lijkwade.
Josien schokschouderde en sprong van het klimrek. ‘Laten we gaan,’ zei ze en slenterde over het schoolplein. Lise en ik volgden zonder protest haar voorbeeld. Dat Lise de liefste was, daar was iedereen het stilzwijgend over eens. Maar Josien was vier jaar ouder en dat legde gewicht in de schaal. Na veel gesoebat was haar verlossende woord uiteindelijk wet. Hoewel het me iedere keer weer op een standje kwam te staan, griste ik in het voorbijgaan een paar roze tulpen mee, voor mijn moeder. Josien zette koers naar mijn huis, dat wist ik, want bij ons kreeg je het meeste lekkers bij de thee. Bij Josien mocht je al blij zijn met een kaakje. Voordat we het grindpad insloegen, passeerden we het huis van Lise. Tersluiks loerde ik langs de manshoge spar naar binnen, in de hoop een glimp op te vangen van Lise's voorname mamma.
Ze woonden er nog niet zo lang: de moeder die haar deftige meisjesnaam had aangehouden, de afwezige vader, de brommerbroer die Flip heette, wat nu eens klonk als Flep, dan als Flap, en Lise, stilletjes, gereserveerd, blonder dan kaas en met de gelaatstrekken van een popje: het neusje van de zalm. Hun huis, identiek aan het onze, blies zich op tot formidabele afmetingen en verkeerde in de villa waar ik altijd van had gedroomd. Het onze slonk tot een rijtjeshuis. Naast mij woonde het geluk dat mij toebehoorde. Ik wierp lijnen uit - met de kabelbaan die van mijn raam over de heg naar hun overloop liep, had ik Lise in zekere zin tuk - en haalde het net van mijn vriendschap geduldig strakker aan. Ik hield van verboden terrein, maar speelde verbeten haar gezelschapsspelen mee: halma en menserger-je-niet. Ik investeerde in Lise. Op een dag zouden we onafscheidelijk zijn en haar wensen de mijne.
| |
| |
‘Nee. Geen spelletjes vandaag,’ besloot Josien vriendelijk. Geconcentreerd tuurde ze in de koektrommel, schudde hem nu eens als een zeef, dan als een centenbak om te controleren of ze niets over het hoofd zag en schraapte, voor ze een keuze maakte, met de nagel van haar wijsvinger eerst haar kiezen schoon. Mijn moeder keek licht verwijtend op van haar krant. Zelfs haar tolerantie kende grenzen. Geschrokken keek ik naar Lise. Die lichtte haarscherp een wenkbrauw op.
Zoekend keek ik om me heen. Lise had het druk met het uitpakken van top 40-singles en gekleurde, naar fruit geurende balpennen. Om haar heen gingen enkele meisjes met hun gejoel de competitie aan met de cadans van Donna Summer. Ik schuifelde naar de drankentafel, waar een klasgenote geroutineerd een coctail samenstelde. Toen ik een bierflesje uit een krat trok, reikte ze me een opener aan.
‘Wist je al,’ hakkelde ik, ‘dat we maandag het eerste uur vrij hebben. Stromer is ziek.’
‘Dat is bekend,’ reageerde het meisje niet onwelwillend en schonk me een lachje. Ze verdween naar de zitkamer. Ik keek haar na en ontdekte een lege plek op de bank. Met enige nadruk plofte ik neer. Klasgenote twee, naast me, keek op. ‘O, hoi,’ zei ze vlak en hervatte, overgebogen naar haar gesprekspartner, het vertrouwelijk gesmiespel. Ik spitste mijn oren.
‘Hij zei toen dat Elsbeth het kon shaken. Ontzettend gaaf,’ ving ik op. Beheerst viste ik een sigaret uit het borstzakje van het oversized overhemd van mijn vader. Een jongen die losjes tegen de schoorsteenmantel stond geleund, ving mijn hulpeloze blik op en hield me gedienstig een vuurtje voor. Daarna draaide hij mij zijn lambswoolen rug toe, legde zijn hand op de rug van een meisje in een overdreven feestelijke bloemenjurk en leidde haar richting serre. Zonder omhaal verdwenen ze in de donkere tuin. Zelfverzekerd overzag ik het samenzijn. Nergens liet ik mijn blik te lang rusten. Als iemand beleefd knikte, glimlachte ik uitnodigend. Maar het bleef bij een enkele lauwe blijk van herkenning, nauwelijks verholen verbazing. Na een kwartier dat uren duurde, nam ik de pose aan van een dromer die zich bewust afzondert en niet gestoord mag worden. Ik wist dat ik faalde. Mijn ooglid trilde. Met een rukje ging ik rechtop zitten. Mijn buur keek verwonderd opzij.
‘Lekker dat we maandag het eerste uur vrij hebben,’ probeerde ik nog maar eens.
‘Hm hm,’ beaamde ze. ‘Inderdaad.’
Ik drukte mijn peuk uit, stond op en zocht Lise. ‘Zoals ik al zei,’ zei ik, ‘Ik kan niet lang blijven. Ik heb nog een afspraak.’
‘Vond je het wel leuk,’ vroeg Lise, talmend in de deuropening. In haar stem klonk verlegenheid door. Een ragfijn gouden kettinkje lichtte op in de halsopening van haar zijden blouse.
| |
| |
‘'t Was erg gezellig,’ verzekerde ik haar.
Lise verloor nooit of te nimmer haar beminnelijkheid. Ook niet sinds we op dezelfde school zaten. Toen het gymnasium haar te zwaar was gebleken en ze over zou stappen naar mijn school, had ik nog in mijn handen gewreven. In mijn visioenen troonde ze me mee in haar glorie, terwijl ik haar wegwijs maakte. Maar Lise behoefde geen gids. Via haar elftal kende ze meisjes in de hoogste regionen. Meisjes die onvoorwaardelijk met haar dweepten. Lise kon dat niet helpen.
‘Qui?’
‘Thyssen. Zit in de club van Pof. Je hebt vorige week de lichten met hem gehaald in de Fuik.’
‘Toen was ik lam.’
‘Kan wezen. Misschien weet-ie niemand anders.’
‘Maar hoezo Leiden?’
‘Hij zit in de lustrumcommissie. Die kerels gaan alle gala's af. Om Utrecht te promoten ofzo, geen idee. Maar een beetje slijmen en je hebt die uitnodiging binnen.’
‘Daar gaat het om.’
‘Exact. Ik ga je hangen, ik moet zo naar m'n repetitor. Die Thyssen zal vanavond wel bellen. Ik heb niks gezegd.’
Opgewonden stoof ik naar de keuken. Maaike en Wibbien namen in stilte reclamedrukwerk door.
‘Gewéldig,’ riep Maaike, ‘Leen die paarse van me, die is perfect.’
‘Maar eh... is het wel een leuke vent? Onwijs belangrijk. Anders zit je ermee. Kutavond. En daarna de tegenprestatie. Verwacht natuurlijk dat-ie je zonder meer in kan checken,’ theoretiseerde Wiep moedeloos.
Crisis. Ik had maar twee dagen om alles te organiseren. Om te beginnen belde ik een werkgroep af, besprak bij een wantrouwige studiegenoot flemend de aantekeningen van een belangrijk college ‘wegens persoonlijke omstandigheden’ en verwijderde enkele aangebroken zakken chips uit mijn kamer. Stak de ogen uit van een jaarclubgenoot en opteerde in het voorbijgaan voor haar dubbele parelsnoer, controleerde mijn kousen op ladders, regelde een kennismakingsles bij aerobicstempel Razen en reserveerde een zonnehemel. Toen hij 's avonds belde was ik net bezig met het benenwerk. Beroerde timing. Met watten tussen mijn tenen strompelde ik naar het toestel en trok op het zeil een spoor van kwakjes scheerschuim.
‘Met Arnoud.’
‘Qui?’
‘Arnoud Thyssen.’
‘Oh hoi. Natúúrlijk,’ riep ik warm. ‘Gezellig dat je belt.’
| |
| |
Het bleek een man van weinig woorden.
Strak stak hij op de avond van het bal zijn hand uit. ‘Zèg,’ proestte ik, neerzijgend op de achterbank van de taxi, ‘Niet zo formeel. We hebben laatst toch uren staan integreren in de Fuik?’
Op de borrel die aan de trip voorafging, hing een wat landerige stemming. ‘Gék word ik van al die gala's,’ riep een vermaarde clubtijger blasé en zette berustend een bierfles aan haar mond. Mijn maag kromp samen toen ik het blonde meisje opmerkte dat zich, gehuld in een sober zwartje, bij de bar een spa inschonk. Ik herstelde me, jubelde ‘Lise!’ en snelde naar haar toe. Bedaard draaide ze zich om. Even leek het of ze me niet herkende. Toen trok ze minzaam haar mondhoeken op.
‘Tijd niet gezien. Wat een toeval. Grappig. Naar Leiden. Leuk,’ ratelde ik, maar poogde mijn enthousiasme af te zwakken toen haar blik onmiskenbaar blanco bleef. ‘Je krijgt er zo langzamerhand wat van, die gala's. Dat wel. Met wie bén jij eigenlijk? Zit hij ook in de luco?’ Lise maakte een vaag gebaar naar een groepje jongens.
‘Willem,’ antwoordde ze, ‘Hij bestuurt het busje.’
Om mijn opwinding te verbergen rommelde ik druk in mijn tasje en diepte een pakje sigaretten op. Geen commissieman. Dat verklaarde de zure reactie. Lise aan de arm van een chauffeur. Met bevende hand hield ik haar het pakje voor.
‘Ik rook niet,’ zei ze met een afwerend handgebaar.
Ik kronkelde tussen groepjes ingewijden, omcirkelde hen, werd opgenomen, zweefde weer weg. De rond mijn benen dartelende, vlammende stroken gaven me vleugels. Onnadrukkelijk deelde ik sigaretten uit, maakte vlotjes kennis, doseerde mijn lachjes, liet halfvolle glazen achter op vensterbanken, schudde sierlijk mijn haar naar achter en bediende me van hapjes die noch mijn lippenstift aantastten, noch halverwege de gang van schaal naar mond uiteen vielen. Lise week niet van haar positie bij de bar en bestudeerde ingekeerd haar nagels. Wat een sof. Die Willem had het niet getroffen, zelfs niet voor een lakei.
Pijn: net als bij het assepoester-spel. Niet omdat ze met Lise samen wil zijn, maar met haar samen wil vallen, in plaats van haar naar de kroon te steken. Als zij deze ronde wint, haalt dat de perfectie van Lise - waarin ze wil blijven geloven - naar beneden. Daarmee maakt ze de illusie kapot dat zo te zijn als Lise haar naar Floris kan voeren, a.h.w. een ontmaskering van de ‘oplossing’.
‘Welke wil je het liefst?’
‘De lichtblauwe.’
Mijn moeder scharrelde bereidwillig in de kast, terwijl Josien, Lise en ik bedeesd op de drempel van het vertrek bleven staan. In de slaapkamer mochten we niet
| |
| |
komen, wat Josien ‘gek’ vond. De baljurk was zo lang dat ik de hanger hoog boven mijn hoofd moest houden om niet te struikelen. Ondergedompeld in het schuim van de lichte, naar lavendel geurende tule, strompelde ik de trap op, drapeerde het gewaad zorgzaam over de leuning en opende de oude dekenkist.
‘Hier kunnen jullie uit kiezen,’ zei ik met een royaal gebaar. Josien dook met een kreet op de kist af en gooide de kledingstukken en attributen stuk voor stuk op de grond. Lise bleef schoorvoetend staan.
‘Ik wil die jurk wel,’ zei ze.
‘Nee,’ zei ik langgerekt, meteen al met een huilerige uithaal, ‘Ik ben de prinses.’
Fronsend liet Josien een oude bontjas zakken. ‘Kom óp zeg,’ zei ze, ‘We doen toch al jouw zin. Geef Lise dan die jurk.’
‘Prinsessen zijn trouwens altijd blond,’ voegde Lise er fijntjes aan toe.
‘Niet waar,’ schreeuwde ik, ‘Ze hebben juist zwart haar. Dus ik ben de prinses en anders doe ik niet meer mee. Dan zoeken jullie het maar uit.’
Josien en Lise vormden een dreigend front.
‘En trouwens, alleen ík mag die jurk van mijn moeder aan, want hij was heel duur en anders gaat hij stuk,’ piepte ik.
‘Je liegt,’ snauwde Josien.
Maar Lise haalde haar schouders op en siste laatdunkend. Tsss. ‘Kan mij het schelen,’ zei ze, ‘Als jij hem zo nodig moet, ga je gang. Dan ben ik wel de stiefzuster.’
De lol was eraf. Lise's grootmoedigheid paarde aan de onmiddellijke schaamte om mijn gedrens een zwaar gevoel van vergeefsheid. Zwijgend zochten we onze vermommingen uit en scherp klonken de commando's van Lise, terwijl ik in lompen aan haar voeten kroop. We speelden een uitgekauwde geschiedenis na.
‘Vooruit, boenen die vloer. Harder. Schiet op. Ik kan ook níets aan je overlaten. En strijk mijn jurk want ik moet nog naar het bal van de prins.’
‘Hoe kan ik nou petemoei spelen zonder puntmuts,’ riep Josien. Giechelend tikte ze met een gordijnrail de trouwhoed van mijn vader van een hoge kast. Dat was eigenlijk niet de bedoeling. Maar de stemming kwam er weer wat in.
Mijn rug en mijn benen brandden van al het sloven en mijn handen waren zwart van het poetsen van de haard. Treurig keek ik op naar Lise die behaagziek ronddraaide voor de spiegel en haar juwelen schikte. Ik mocht niet mee. Zelfs al zou ik alle beproevingen die ze me had gedicteerd doorstaan, dan nog zou ik me niet kunnen vertonen. Ik had geen eens een fatsoenlijke jurk.
Toen geschiedde het sprookjeswonder. Josien dirigeerde met haar toverstaf een denkbeeldig orkest en zei: ‘Je mag nu de jurk aantrekken. Alles komt goed. Je zult de mooiste zijn van het bal. Wat zal ze opkijken, die akelige stiefzuster van je. Net als al die anderen die je zo slecht hebben behandeld.’
| |
| |
Met golvend hart gooide ik de vodden af en liet de jurk over mijn hoofd glijden. Het tule ruiste, knisperde en danste al en het glanzende satijn van de onderjurk plooide zich koel rond mijn lichaam. Josien wikkelde monter fluitend een lint in mijn haar.
‘Draai maar eens rond,’ zei ze, ‘Kijk in de spiegel. Vanaf nu zijn de rollen omgedraaid.’
En ze tikte ten overvloede nogmaals met haar staf op mijn hoofd. Verrukt staarde ik naar mijn spiegelbeeld. Ik was de schoonste van het land. Josien vloog weg om de pofbroek en het vest die al op haar lagen te wachten, aan te schieten. Maar de prins kon me niet eens zoveel schelen. Vol leedvermaak draaide ik me om naar Lise die zich amuseerde op het bal. Ze lachte, wirrelde om haar as en hield haar armen sierlijk zijwaarts gestrekt. Nog even en niemand zou meer notitie van haar nemen.
Het was tante die Wilde Wietske vond. Zij had het van de tuinman. In al zijn eenvoud was de oude brompot een schrander man met het hart op de juiste plek. Hij was de enige die Wietske's droefheid doorgrondde en had intuïtief aangevoeld dat ze de rozen alleen maar had weggenomen om op het graf te leggen. Tante nu, nam Wietske troostend in haar armen en richtte het woord tot de Here. Ook vader zag in dat zijn dwarse dochtertje veel meer liefde verdiende dan het mooie exemplaar, stuurde de juffrouw de laan uit en trouwde tante.
Het beduimelde boekje, ‘Kerstfeest 1943’, gleed uit mijn hand en snikkend verborg ik mijn gezicht in de zonnig gele sprei. Beneden wachtte de cerise. Grootmoeder had allang geroepen.
Mamma keek glimlachend op van haar thee. ‘Maar het is toch goed afgelopen?’ zei ze sussend. Mijn moeder kon je niet foppen.
‘Het was een beremooie partij,’ zei Arnoud en zijn ogen vielen dicht.
‘Zeker,’ antwoordde ik dun en zag moedeloos toe hoe hij de andere kant opzakte. Zijn zweterige, dubbele onderkin boezemde me vagelijk afkeer in. Toch had ik het gevoel dat zijn hoofd tegen mijn schouder de knagende holte in mijn middenrif had kunnen opvullen. Met misplaatste nuffigheid had ik geobserveerd hoe hij de ene kroket na de andere verorberde in de mistroostig hel verlichte snackhoek op het feestterrein. Nu speet het me dat ik zelf geen vette bek had gehaald. We waren druk naar kennissen op zoek geweest, trappen op en af gegaan, hadden ons rusteloos verplaatst tussen de diverse vertrekken, ons in rijen voor de wc's gevoegd en elkaar weer op afgesproken punten getroffen. Hij had een gokje gewaagd in het casino, ik had oh's en ah's geslaakt en glamoureus over zijn schouder geleund waarbij mijn boa kietelde tegen zijn wang. Arnoud was weinig spraakzaam. Met een half
| |
| |
oor had hij geluisterd naar mijn sprankelende teksten. Ten slotte had ook ik maar gezwegen. Om te voorkomen dat mijn huidkleurige bh in het zicht kwam, moest ik elke seconde die opzichtige jurk ophijsen. Ik had me danig verkeken op het tietenwerk van mijn gulle huisgenoot.
Het zat erop. Ik voelde me in zekere zin voldaan. Toen verscheen Lise. De perfectie van haar verschijning was bijna pervers. Fris en fel dook ze op in een ruimte waar alles hing: de verschaalde bierlucht, verlepte corsages en mondhoeken van uitgebluste feestgangers. Het bal had geen vat op haar gehad. Lise schaterde en Arnoud schrok op uit zijn dommeling. Hij sloeg geboeid het lachen gade en het daarna sierlijk overbuigen van het gouden hoofdje, de getuite lippen, de colaslokjes, de guitige pet die ze met een zwaai en een minder uitbundig, maar evengoed klokkend lachje op Willems hoofd plantte, het beeldige profiel.
‘Die Lise blijft in elk geval een beetje normaal,’ zei hij gedempt. De scherpe uithaal die met het uitspreken van dat ‘Lise’ gepaard ging, verried ontzag.
‘Hoezo?’ vroeg ik neutraal en voelde hoe mijn wenkbrauwen tot op mijn oogbollen zakten.
‘Nou, ze krijgen meestal capsones.’ Hij stootte me geanimeerd aan. ‘Je wist toch wel dat ze volgend jaar praeses wordt van het Bestuur?’
|
|