bezwijmend in een maagdelijk gloren van goddelijke kleuren afdaalde, in een betoverend vocht van het zuiverste lazuur.
O, dat opklaren van het oogvlies, o, die invasie van licht, o gezegende lente, o vader... Soms stond vader op en ging weg. Dan bleef ik alleen met het Boek, de wind trok door zijn bladzijden en de beelden stonden op.
En wanneer de wind zo stil met de vellen bladerde en kleuren en figuren omhoogwoei, voer er een rilling door de kolommen van de tekst en stegen tussen de letters zwermen zwaluwen en leeuweriken op. Zo vloog het boek weg, bladzijde voor bladzijde verstrooiend, en werd zachtjes in het landschap gezogen, dat het met zijn kleurenpracht verzadigde.
Volmaakte literatuur is een levende structuur die de oneindigheid en eindeloosheid van de wereld doet ervaren en deelachtig maakt, de grenzen tussen binnen en buiten opheft, de werkelijkheid verandert en met haar verandert.
Maar nu een heel andere vraag: is zulke ideale literatuur in de betere boekwinkel verkrijgbaar? Bestáát het Boek? In het eerste hoofdstuk van Sanatorium Clepsydra, dat ik hier als een gelijkenis over ideale literatuur opvat, beschrijft Jozef de hier geciteerde ontmoeting als een herinnering uit zijn vroegste jeugd. Plotseling verdwijnt het Boek evenwel. Als hij het later, hoewel nog steeds kind, terugvindt blijkt het niet meer dan een ingenaaide stapel geïllustreerde advertentiebladen te zijn! Iedere dag worden er bladzijden uitgescheurd om het vlees van de markt en vaders middagboterham in te verpakken.
Nog steeds oefent het Boek een meeslepende magie uit op de jongen, maar er is wel wat veranderd. Iets kunstmatigs is in het leven geslopen dat het Boek voortovert. Er is een verschil aan het ontstaan tussen Jozefs dagelijks bestaan en de visioenen die het Boek laat zien. Desondanks blijft hij het Boek vereren als het Origineel.
Hoe onverschillig waren alle boeken me geworden. Want gewone boeken zijn als meteoren. Elk heeft zijn moment, het moment wanneer het met een schreeuw opvliegt als een feniks, brandend in al zijn bladzijden. Voor dat ene ogenblik, dat ene moment houden we later van ze, hoewel ze dan nog slechts as zijn. En in bittere berusting trekken we een enkele keer laat door die afgekoelde bladzijden en nemen klepperend als met een rozenkrans hun dode regeltjes door.
De exegeten van het Boek stellen dat alle boeken naar het Origineel streven. Ze leven slechts een geleend leven dat op het moment van de vlucht naar zijn oude bron terugkeert. Dit betekent dat er boeken verloren gaan, terwijl het Origineel groeit. We willen de lezer evenwel niet met een uiteenzetting van de doctrine vermoeien. We zouden slechts op één ding de aandacht willen vestigen: het Origineel leeft en groeit. Wat volgt hieruit? Welnu, wanneer we ons geschrift de volgende keer openslaan, wie weet waar Anna Csillag en haar getrouwen zich dan zullen bevinden!