- Ach, wat zou het, hoor ik vanaf de legerstede, indien ik mij ook dáár nog toe zou moeten lenen, met iets te zéggen! Alsof met schrijven niet alles zou zijn gezegd, ook wanneer er zogezegd niets is gezegd, ja dan juist!
Waarna weer iets dichter bij huis gekomen: Michel, excuus, ik bedoel Butor, mijn generatie. En zijn uitgever hem maar pramen, deze onuitputtelijke: ‘Alsjeblieft, Michel, om de liefde Gods nogeens een roman, een kasstuk zoals La Modification destijds.’ Maar de heer Butor vertikt het: hij is een schrijver van watervallen, van hogere aardrijkskunde in poëzie, poëet van namen en meridianen is hij, wat zal hij nog met een roman?
- Zelfs niet nu het met de Schone Letteren definitief bergaf dreigt te gaan, definitief-definitief indien we niet ingrijpen, de gevaren ontgaan je toch niet? Michel, hé!
- Beste mensen neem mij niet kwalijk, zo wordt het misschien weer eens goed voor een keertje, de dingen des schrijvens opnieuw op hun juiste plaats: echte teksten in een nongepolueerde oplage voor echte lezers. Trouwens niet getreurd, het Woord vergaat niet, het klampt aan waar het niet verdwijnen kan, ook zonder papier is het er, zoals het er lang geleden tijdens de Grote Verteltijden altijd is geweest. (Ik kan hem niet laten herhalen wat ik zopas zelf heb neergeschreven: Het zwijgen met het woord op de keel tot zwijgen gebracht!)
God zij dank is er nog de jongste lichting, onder meer het Spaanse schrijfwonder Julian Rios van wie Juan Goytisolo zegt: ‘Een gezegend voorbeeld in deze tijd van creatieve misère’, en de Encyclopedia Britannica zegt: ‘Zonder twijfel het meest onstuimige originele Spaanse proza van de eeuw’, en Carlos Fuentes zegt: ‘De vindingrijkste en creatiefste schrijver in de Castiliaanse taal’, en Octavio Paz zegt: ‘Een assimilatie van de meest radicale tradities’, en The Washington Post zegt, en Severo Sarduy zegt, en van wie plusminus iedereen het courante dagwerk zegt: Ziedaar de nieuwe Joyce en het boek Larva de nieuwe Finnegans Wake.
- Ha, zegt Julian, Joyce nogeens, die met zijn Dublin, zijn draagbare meedragertje.
- Zijn ze wel te lezen, of helemaal niet om te lezen, deze boeken, die van jou, de zijne?
- Zijn ze er al niet om te lezen dan zijn ze er alvast om te lessen, de dorst van de hongerigen, de onverzadigbaren. Escrivivir, zie je de paring? Escrivir (schrijven) en vivir (leven). Het seksuele leven aan het woord, daar is het mij om te doen. La vida sexual de las palabras.
En hij doet het zowaar: hij schrijft geen roman à clef ofte sleutelroman maar een roman à Klee. Paren maar.
Zo zit ik na mijn rondgangetje voor mijn computerscherm en tast de ruimte af. De boeken op mijn schoot zijn weggegleden, de namen zijn er nog, ook andere, die van Rushdie bijvoorbeeld en zijn betoverende bastardering, en Glissant, en Chamoiseau, de ‘metissen’ van de Cariben waar het mengsel troef is en de kleur troef, en alles troef wat zingt en danst, een dynamiek die vanzelf ook een nieuwe esthetiek aanboort en Rios heeft gelijk,