de missers en glijders. Haar pen waar die uitschiet - wel of niet lelijk - buiten haar weten om. Het staren naar een plek die nog niet volloopt van betekenis, omkomt in bekentenis, nog niet geduid...
‘Voor de draad ermee,’ decreteert haar de stoottroep, dit tribunaal.
‘Schroom niet!
Kom er gerust mee voor de dag!’
Dit korps te hoop gelopenen dat het aandringen maar niet moe wil worden.
‘Toe liefje steek van wal!’
Malkander de hielen schraaltrappend wanneer men, na uitdrukkelijk zwijgen van haar kant, als één man, als één op scherp staand peloton bedacht op mijnen, zijn twijfels afvuurt.
‘Alles goed en wel, toch voor de goede orde, wat heeft dit te betekenen? Wat heeft het ons te mélden? Al dit... (royale armzwaai) naar wij terstónd van jou aannemen... zeer kunstig ge-con-ci-pieerde! Zeer kúnstig in mekaar gefabriekte!
Nu puntje bij paa- toe lief... hélp ons een handje...
Voor de draad ermee!
Verklap het ons!’
Ontgoocheld probeert men, als de maakster zo weinig sportief die medewerking weigert, haar maaksels, de beelden vers, van nabij nog iets zinnigs te ontfutselen:
‘Spreek!
Zeg op!
Zég iets!...’
En beurs zwelt die plek op, voorzichtige weglating, die aanzet voor het spraakorgaan had kúnnen zijn. Meetlat in de aanslag, knuppelt men liever monddood hetgeen dat in weerwil van zo'n klemmend beroep tot spreken stommetje blíjft spelen. Dit werk dat, hoezeer men er ook op gebrand is dat het zijn geheimen prijsgeeft, zich daarvoor niet laat lenen. Dit werk, waarmee men zich geen raad weet, dat hen aanvliegt, dat... stronteigenwijs, zich niet eenduidig uiteen láát zetten, wordt liever met onmiddellijke ingang ieder recht van spreken ontzégd.
Liever het stuk de mond gesnoerd dan dat men lijdelijk moet aanzien hoe op herhaald doch vríndelijk verzoek tot spreken geen sjoege wordt gegeven. Het ding nog te stóm om voor de duvel te dansen, dat in de vorm van waterdicht attest geen enkele uitspraak doet! Geen krimp geeft, bijgevolg geen enkele soelaas biedt!...
Liever dan leeg... open (iets dat gelijk staat aan: géén porum), is hun een ordentelijk op(en)gehaald gezicht. Gefatsoeneerd! Een zwelling de mond, geprononceerd tot stijf opeengepaste lippen, hun tien keer liever dan het gissen ernaar (de kwelling dat er op tal van plaatsen een zweem van mond oplicht).