Jan Kuijper
Het genie van de toekomst
Zijn velen geroepen tot de poëzie, weinigen zijn ertoe uitverkoren iets te brengen wat werkelijk origineel is, wat de lezer in een blijde jubel van zijn stoel doet vallen als hij voor het nieuwe geluid ontvankelijk is. Vandaar de neiging (een neiging die niet van vandaag of gisteren is) te denken of toch minstens te beweren dat alles al is geprobeerd, dat de nieuwe poëzie niet meer kan zijn dan een hergroepering van bekende elementen. Vandaar ook dat ik hier niets van dat nieuwe geluid kan laten horen: dan zou ik de luide heraut van een nieuwe lente zijn, het genie van de toekomst.
Eén ding zal ik toch proberen: aan te geven waar ik het niet zou zoeken als ik dat genie was, dan blijft er vanzelf een aantal richtingen over waar het uit zou kunnen kiezen. Een veel gehoorde klacht over de tegenwoordige poëzie is immers dat het niet duidelijk is waar ze voor dient, dat ze geen functie vervult die niet evengoed door het proza zou kunnen worden waargenomen. Hoewel het makkelijk valt aan te tonen dat die klacht overdreven is, is het al even makkelijk een oog dicht te doen en alleen nog maar gedichten te zien die er niet aanmerkelijk door zouden veranderen wanneer ze als proza werden gezet. 't Zouden wat ademloze verhaaltjes zijn misschien, wat puntloze aforismen, een enkele keer ook wel meesterlijke miniatuurtjes of maximes - maar geen gedichten. In die richting, de richting van de poëzie die zich alleen in de typografie onderscheidt, zou ik het niet zoeken als ik een genie was - en nu ook niet trouwens, want je moet al een genie zijn om op de inhoudelijke kant van je talent blind te mogen durven willen kunnen varen.
Wat dan wel? Rijm en maat? Dat is tegenwoordig het domein van de toegepaste poëzie, opgezouten beledigingen verzoet door bijgeleverde geschenken, teksten van liedjes, kunst met een kleine k. Toch geloof ik vooral van het metrum niet dat het al tot de grond is afgebrand. Ook in gedichten die niet gezongen worden kan het een bijzondere functie vervullen, en in die functie is het niet door een goed surrogaat te vervangen: door het natuurlijke spraakritme en het metrum op syncopische wijze met elkaar te laten interfereren bewerkstelligt de dichter buitengewone accenten in de tekst, accenten die de ontroerende kracht aanmerkelijk kunnen vergroten juist doordat ze een ongezochte en vanzelfsprekende indruk maken. Met andere, bijvoorbeeld typografische middelen is zoiets nooit te bereiken.