De Revisor. Jaargang 24(1997)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] Antoine de Kom Gloeiend groener nog ...man is a fire... (Chāndogya Upanishad V, vii; R.C. Zaehner) Poëzie is beweging en beweging poëzie mits zij trópisch bewogen is. Die poëzie speelt zich af tussen keerkringen, is aldus natuurlijk en ijskoud zet zij zich daartegen furieus af. Binnen haar keerkringen is zij nadering en het lijkt telkens wel alsof zij haar eigen koers miskent door elke nadering als echec te laten slagen. Poëzie is wendend wending en zo haar eigen richting en ook haar beweging vreemd. Daarom alleen al, omdat zij, tropisch gebonden, zich moet laten verteren om te kunnen opbloeien. In oerwoud woekert het verval en louter op die voorwaarde kan ook zij bestaan. Hierin ligt het werkzame beginsel van deze poëzie: dat zij zichzelf vreemd is en van iedere vaste identiteit ontdaan. De woorden kruipen uit haar weg. Het zijn slaven die de wet van de plantage, van wat gedicht en verstikt dreigde te worden, ontvluchten. Bloeiende poëzie is een vervallende poëzie. Oerwoud is aangetast. Op opengelegde plekken vonden weglopers hun wet en kostgrond opdat zij die weer konden opgeven. Juist in de ontbinding van wat maak- baar leek ontkiemt deze poëzie. Zo komt zij, zich aan eigen wet onttrekkend, tot haar bestaan een zich steeds opnieuw omvormende wildgroei van denkbeeldige zichzelf vernietigende vegetatie loze bizarre en verlaten aanplanting gloeiend groener nog: ondenkbaar als gedicht? Het verkreukelde wit van een onbeschreven vel papier is al zo'n verlaten plek. De woorden die daarop het nieuwe gedicht zouden vormen, moeten hun wet nog zien te ontkomen. Hun nieuwe ritme en rijm mogen in de stilte wegsterven. Wat rest? Een stille, verschroeide plek en het papier is al verast voordat er ook maar één woord op geschreven kon worden. De hand van de dichter omklemt nog steeds een pen, die vochtig [pagina 76] [p. 76] is van zijn zweet. Naarmate hij langer op het punt van schrijven stond, is het vocht op zijn pen steeds verder tot zout ingedroogd. Hij zou wel als zijn as op de rode grond tussen de ontspruitende zaden verstrooid willen raken. Het gedicht is zoek zolang de dichter streeft. Juist wanneer hij opgeeft en zich door zijn tropen laat verzwelgen, dan dient zich op onverwachte ogenblikken poëzie aan. De dichter meent na lange tijd zijn open plek weer overwoekerd aan te treffen. Die is door garimpeiro's in bezit genomen. Zo verhouden zich woorden die een gedicht worden tot elkaar: als verloren rovers en weggelopen slaven. Hun orde is strijd, hun strijdigheid is toch van elk belang ontdaan geraakt; roofbouw en anarchie bepalen de dichterlijke wereld en daarmee wordt die verteerd en al rottend verrijkt. inverrottingleefttropischepoezie. Te Medellin incorporeert zij nachtelijke slachtpartijen; de dichter is een lepralijder, zijn lichaam verliest eigen vorm, handen slinken en hij kan zijn pen niet langer vasthouden. Dichter, stamel hese woorden vanuit je hangmat. Je zinnen zijn vreemde regels geworden in verminkt ritme, in verhaspeld rijm, straks bijna zonder talige ordening. Toch zongen ze in de resten van je oren zo mooi dat je ze niet meer wilt opschrijven. De dichter is zijn gedicht en zijn gedicht dichter nu zowel dichter als gedicht het voorwerp worden van mijn tropenspel maar wat blijft er over als maker en maaksel elkaar opheffen? niets ja nee maar niets dan deze lege kom een halve kalebas meen eens meen lege bruine kalebas en neem dan toch zo'n onbestaanbaar gladde kalebas gevuld met gras vocht gloeiend groener nog mocht ooit zulk bocht vervet zijn tot het stug savannegras Dit gras [pagina 77] [p. 77] volste plotseling ontvallen vorm verdrogend smeulen tot. totdat de steekvlam flits een daar een slaaf zo een aan hand & voet gebondene in olie laaiend omgeklede hurkt slurpt assig uit zijn kalebas waarin gras nooit vettig was tuiten bruin verhoute lippen dor en droog en weer savannegras zo stug gewezen gras: hier as. ook hij en hij als kleumend omgevallen kromp hij laaiend al verrrrrrrrrrrrrast tot boordevolle gene halve kalebas de zijne was alsnog verschoot en alweer hij oplaaiend hij op zwart springt hij op kringelen & walmend: wit het zwart asachtig sissend dit is hier is halve vulling en zo innig urne kalebas Vorige Volgende