René Huigen
Horror poëticus
Ik las in het boekje Horror Metafysicus van de Poolse filosoof Kolakowski dat we het universum alleen in zichzelf kunnen denken. Als een steen in de palm van een hand, die tegelijkertijd te groot is om te omvatten, zoiets stel ik me erbij voor. Datzelfde geldt voor het bewustzijn, ook dat kunnen we alleen in zichzelf denken. De opmerking ik denk, dus ik besta is waar, maar de opmerking jij denkt, dus jij bestaat is onwaar.
Wat de poëzie met de horror van deze metafysica gemeen heeft, is dat ieder gedicht een wereld op zich wil zijn, een micro-kosmos. Aan dit sterk naar zichzelf verwijzende, tautologische karakter ontleent de poëzie haar voornaamste kracht, namelijk dat ze, door dit sterk naar zichzelf verwijzende karakter, waar kan maken wat niet per se waar hoeft te zijn. (Want liegen immers niet de dichters.)
De beroemdste tautologieën zijn natuurlijk van Pessoa, die dichtte ‘God zij dank dat stenen slechts stenen zijn,/ En rivieren niets dan rivieren,/ En bloemen alleen maar bloemen.’
Hiermee gaf hij de poëzie aan de wereld en de wereld aan de taal terug, en zo werd mettertijd de poëzie steeds meer een wereld op zich; een zelfvoldaan, aan zichzelf genoeg hebbend universum.
In een stukje, dat ‘Racine is Racine’ heet, noemt Roland Barthes de tautologie een bij uitstek burgerlijke stijlfiguur, en wel omdat het geen enkele ruimte voor enig discours openlaat. ‘A horse is a horse is a horse of course’!
In navolging van Barthes dichtte ik ‘Huigen is Huigen/ en poëzie is poëzie,/ het is de zalige veiligheid van het niets.’ Tautologieën maken het immers onnodig ideeën te hebben. Dat is het vervelende - natuurlijk niet voor wie geen ideeën heeft - aan het tautologische karakter van de poëzie, dat ze, hoe verleidelijk ze ook is, de poëzie dreigt uit te hollen. Het zou in ieder geval veel te ver gaan om te veronderstellen dat de poëzie thans het toneel van een interessante intellectuele discussie is. Eerder lijkt het zo te zijn dat omdat de poëzie aan zichzelf genoeg heeft, iedere dichter al even verzadigd en zelfvoldaan is, verworden - om maar eens dat door Gorter in diens ‘school’ gebruikte woord van stal te halen - tot een bourgeois van de taal.
Het is niet anders. De andere weg waarnaar Gorter in diens ‘school’ tastte, is uiteindelijk dezelfde weg die gegaan wordt. Wij dichters moeten hierover niet al te zeer wanhopen