De Revisor. Jaargang 24
(1997)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| ||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||
Matthijs van Boxsel
| ||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||
den. Ten slotte zijn migranten uit andere dorpen het doelwit, bijvoorbeeld de inwoners van Furna die uit de bergen naar het dal trokken.
Over het algemeen gedijt de plaatsspot het best waar de territoriale versplintering het grootst is, in een feodale maatschappij van gesloten gemeenschappen die relatief autonoom zijn in politiek, cultureel en economisch opzicht, waar elke plaats van enig belang zijn eigen handel of nijverheid heeft, en iedere plaats zijn identiteit demonstreert in idiotismen als eigen klederdracht, wapenkleuren, bijzondere feesten en religieuze gebruiken, drink- en eetgewoonten, architectuur, en een vaak zorgvuldig gecultiveerd dialect. Grenzen werken kortom plaatsspot in de hand. Maar opmerkelijk genoeg geven de kaarten uit de Zwitserse atlas een totaal ander beeld. Om de reikwijdte van hun faam aan te geven heeft Weiss verbindingslijnen getrokken van de domplaatsen naar de steden waar de spotverhalen zijn opgetekend door medewerkers ‘in het veld’. De kaart is gedrukt op doorzichtig papier dat de gebruiker kan leggen op volkskundige kaarten die de kantonale, religieuze en taalkundige grenzen van Zwitserland tot onderwerp hebben. Op die manier valt een opmerkelijke conclusie te trekken. Waar de spot gedijt bij grenzen, blijken deze volgens de kaarten nu juist een belemmering te zijn! Het odium van de plaatsen houdt halt voor kantongrenzen, die vaak ook taal- en geloofsgrenzen zijn. En als de roep verder reikt, bijvoorbeeld in het geval van het katholieke Gersau, dan wordt de stad wel bespot in de katholieke exclaven, maar niet in de protestantse buurgebieden. De verklaring is dat veel steden slechts bekend zijn uit negentiende-eeuwse schoolboekjes als min of meer willekeurig toneel van domdaden. Centraal staat niet de domheid van de inwoners, maar bespotting van het komische van de mens in het algemeen. Waar agressieve plaatsspot wijkt voor meer universele satire, treedt het verhaal op de voorgrond ten koste van de stad die steeds meer een lege naam wordt, een willekeurig decor, een alleen nog formele tegemoetkoming aan de behoefte van lokalisering. Het noemen van een legendarische plaatsnaam maakt een uitvoerige expositie overbodig. Er valt echter nog een geheel andere reden aan te voeren. | ||||||||||||||||
Concordia discorsLaten wij beginnen met de geboorte van een natie, wanneer de economische en politieke ontwikkelingen een eind maken aan de feodale samenleving van relatief gesloten gemeenschappen, souvereine gewesten en boerenrepublieken. De steden worden losgerukt van hun wortels, en gedwongen samen te leven, handelswaar te ruilen en elkaars taal te spreken. Dit gaat ten koste van de lokale cultuur. De idiotismen worden in ere gehouden, maar alleen als aspecten van de nationale veelzijdigheid. | ||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||
Dit proces gaat van de weeromstuit gepaard met een groeiend lokaal patriottisme en oplevende plaatsspot. De tweespalt is schijnbaar de keerzijde van de eenwording, een symptoom van vervreemde sociale omstandigheden. Er is echter geen weg terug naar het mythische feodale evenwicht waar ieder zijn plaats wist. De ontworteling is structureel. Daarenboven vormt het antagonisme geen obstakel voor de eenheid, integendeel: de tweespalt gaat vooraf aan dat wat wordt verdeeld. Een levenskrachtige natie wordt gedefinieerd door ruzie. De eenwording mislukt per definitie en heeft alleen dan kans van slagen. Om dit te begrijpen, moeten we eerst bepalen wat nu eigenlijk een echte Nederlander is. | ||||||||||||||||
Nederland is bijna klaarWat is een Nederlander? Wie zich als Nederlander identificeert, onderscheidt zich bijvoorbeeld van de Belg, de Duitser of de Engelsman in taal, kleding, eetgewoonten enzovoort. De verschillen met andere landen bakenen het ‘wezen’ van een land af. De nationale identiteit wordt kortom gegarandeerd door een buitengrens. Maar Nederland kent ook een binnengrens, want wie binnen Nederland is een echte Nederlander? Wij denken de echte Nederlander te kennen met al zijn goede en al zijn slechte kwaliteiten. Maar wie heeft zijn adres? Behalve een paar typische eigenschappen als zuinigheid, betweterigheid en koningsgezindheid weten wij niets van hem. Alles wat echt is aan een mens als lengte, leeftijd of kleur haar, is aan de echte Nederlander onbepaald en onbepaalbaar. En wanneer een mens als echte Nederlander wordt gekenschetst, dan heeft hij misschien een of meerdere, maar nooit al die typische eigenschappen in dezelfde mate. Bovendien wisselt de definitie van de ware Nederlander per tijd en plaats. Welke Nederlander beantwoordt er dus volledig aan het begrip ‘Nederlands’? Goed beschouwd niemand. Iedere empirische Nederlander bevat iets on-Nederlands. De grens van Nederland is kortom Nederland zelf. Het Nederlanderschap is onbereikbaar. Het Nederlanderschap belet zelf van binnenuit het Nederlanderschap. Dat is de | ||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||
domheid van Nederland. Nederland zelf verhindert de Nederlander Nederlander te worden, net als de volledige landkaart: wie een exacte kaart van de wereld wil tekenen, schaal 1 op 1, moet in die kaart ook de kaart zelve karteren, en daarbinnen de kaart van de kaart enzovoort. Het gaat er niet om dat de kaart de wereld niet kan karteren, de kaart krijgt geen greep op zichzelf. | ||||||||||||||||
De vliegende HollanderDe drijfveer van een natie is niet liefde voor de steden, hun inwoners of de lokale folklore, bij de integratie van de steden gaat het de natie om de natie. Centraal staan niet de stedelingen, maar de burgers los van hun lokale banden. Het gaat de natie om de ware Nederlander. En dat is niet een mens met zijn of haar idiotismen. De natie is niet gevormd naar het evenbeeld van een concrete mens, maar naar dat van een harteloze abstractie. De natie omarmt alle inwoners, zonder aanzien des persoons, zonder oog voor ras, geslacht, religie, rijkdom, sociale status enzovoort. De ware Nederlander is een mens zonder eigenschappen. De grap is natuurlijk dat die ware Nederlander ‘onhaalbaar’ is; de individuele belichaming van de Nederlander bestaat niet, reden waarom de natie gedoemd is eeuwig te jagen op de echte Nederlander, van stad naar stad. De oneindige reeks pogingen de ware Nederlander te identificeren, getuigt van de dwaasheid van de natie. Het ontbreekt Nederland niet aan inwoners, maar aan Nederlanders. Wat de inwoners ontsnapt is niet een of ander transcendent Nederlanderschap. De natie stuit op zichzelf. Nederland is zijn eigen onbereikbare grens. Vergeefs poogt de natie greep te krijgen op zichzelf. Nederlander is wat de inwoner zou moeten zijn, maar nooit volledig kan worden. De ware Hollander is een vliegende Hollander; een niet in te lossen gelofte drijft hem verder. Hij moet zichzelf steeds opnieuw bewijzen. Maar juist daarin is hij een ware Hollander. Hij lijkt op Jack of Dover die in The Quest for the veriest fool of England na alle omwegen uiteindelijk zichzelf vond. De echte Nederlander bestaat niet, maar dat is geen probleem, want hetGa naar margenoot+ Nederlanderschap valt samen met het falen voor het Nederlanderschap. Identiteit bestaat alleen in de reeks kleurrijke, maar per definitie mislukte pogingen zichzelf te bewijzen als Nederlander. Domheid definieert zijn identiteit. | ||||||||||||||||
Wie Neêrlands bloed...De Nederlander is niet een mislukte imitatie van een onbereikbare identiteit; zijn identiteit is in wezen niets dan een mislukte imitatie. En de Nederlander die beweert dat een allochtoon een zwakke afspiegeling vormt van een Nederlander, suggereert dat er zoiets als een ‘echte’ Nederlander zou bestaan buiten de mislukking. | ||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||
Maar aan iedere Nederlander kleeft een smet, en deze smet is juist zijn bestaansvoorwaarde. Daarom heeft het ook geen zin te zeggen dat er geen echte Nederlanders bestaan, van vreemde smetten vrij: de Nederlander is in essentie iemand die in het reine poogt te komen met zijn eigen tekortkomingen. Zonder smetten geen Nederlanders. | ||||||||||||||||
Het gat van NederlandDe steden danken hun identiteit aan het verschil tot andere steden; daarom vormen ze nimmer een harmonieus geheel. Iedere stad poogt zichzelf te bewijzen als exclusieve woonplaats van de ware Nederlander. Het Nederlanderschap blijkt een obstakel dat onenigheid veroorzaakt, kortom het Nederlanderschap verhindert. Ziedaar de domheid. Maar de ruzie opent het gat van Nederland... waar Nederland kan plaatsvinden. Nederland valt samen met het gat waar de ruziënde steden in een kringetje omheendraaien. De steden willen hun Nederlanderschap bewijzen; ze zitten ernaast; maar Nederland valt samen met de mislukking. De natie is niets dan een reeks vergeefse pogingen greep te krijgen op zichzelf. Nederland is een monument voor de misser die ze in wezen is, een articulatie van het gat van Nederland, van de ongrijpbare ruimte die de natie eeuwig van zichzelf scheidt. De Nederlander leeft in een tussenruimte. Hij dankt zijn identiteit aan de afstand tot zichzelf. Er bestaan geen Nederlanders buiten degenen die wanhopig trachten zichzelf als Nederlanders te identificeren. Dat geeft Nederlanders iets hypothetisch... Iedere stad poogt op de haar particuliere wijze in het reine te komen met het Nederlanderschap, met nieuwe idiotismen als resultaat die bijdragen tot verdere tweespalt. Maar Nederland bestaat alleen in die boeotische, onderling tegenstrijdige pogingen zichzelf te bewijzen als Nederlander. Onvrede definieert de natie. De idiotismen zijn geen blijk van de mislukking van de eenheid. De natie is niets dan een reeks onderling tegenstrijdige pogingen in het reine te komen met de tweespalt. De tegenstelling tussen de natie en de tweespalt zit kortom alreeds in het ont- | ||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||
werp van Nederland zelve, als een noodzakelijk bestanddeel. De Nederlanden zijn zelve gespleten, gestructureerd rond een antagonistische kern. De idiotismen zijn een reeks provisionele antwoorden op dezelfde idiotie die integratie weerstaat. Ze worden samengehouden door wat hen splijt: de domheid... | ||||||||||||||||
DomheidIedere natie structureert zich rond een domheid. Hoewel de domheid nergens valt te grijpen, functioneert zij niettemin in haar ongrijpbaarheid zelve als het punt dat ons in staat stelt alle steden te plaatsen en hun idiotismen in een zinvol verband te zien. Dit wil niet zeggen dat wij de idiotismen moeten zien als evenzovele manifestatieso van de domheid op lokale schaal. Domheid is niet een duistere transcendente macht die achter de schermen de eenheid verhindert. Alle particuliere conflicten van de steden zijn niet terug te voeren op de Domheid als de eigenlijke boosdoener. Integendeel. De domheid is de positivering van een immanente beperking ten gevolge waarvan iedere poging de steden en hun idiotismen op éen noemer te brengen nu juist gedoemd is te mislukken. Ten gevolge van de domheid zullen de steden het ook nimmer eens worden over wat domheid is. Domheid wordt alleen gedefinieerd door de tegenstelling tot wat niet dom is, terwijl de inhoudelijke betekenis van dit begrip per idiotisme wisselt; wat het ene idiotisme als de waarheid over de domheid beschouwt, ziet de ander als leugen. De domheid geeft aanleiding tot steeds nieuwe pogingen haar te integreren of te domesticeren; maar tegelijk zijn deze pogingen tot mislukken gedoemd ten gevolge van de domheid...
Wij moeten het perspectief omdraaien. Nederland is niets dan het resultaat van een reeks vergeefse pogingen greep te krijgen op de domheid. De natie draait om het obstakel dat eeuwig de sluiting tot een harmonieus geheel verhindert. Het einde van de domheid betekent dan ook niet het einde van de tweespalt; het einde van de domheid zou het einde van de natie betekenen! Wij moeten de domheid leren kennen in haar verbijsterende dimensie en er vervolgens mee leren leven. De enige basis voor een relatie tussen de steden is de erkenning van domheid als grondslag van de natie. Dit ik-ben-dom is geen antwoord op het raadsel van de domheid, maar een megarische truc waardoor de vraag zijn eigen antwoord wordt. De erkenning van de eigen domheid is geen annulering: domheid behoudt haar kracht, maar wij ervaren hoe de domheid die de eenheid verhindert tegelijk een voorwaarde is: de orde groeit tegen de verdrukking in. De natie bestaat alleen in de vergeefse pogingen de domheid te bestieren die haar ondermijnt. Zonder domheid geen orde. | ||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||
Goed beschouwd is het probleem van Nederland niet de domheid te bereiken, maar zichzelf; het ontbreekt de orde aan orde. De grens die de natie scheidt van de domheid is inherent aan Nederland. Nederland loopt zichzelf mis, en de domheid duikt op in het gat van Nederland dat door de misser wordt geopend. Domheid is kortom de positivering van de ongrijpbare binnengrens die de natie verhindert harmonie te bereiken met zichzelf. De domheid ‘is’ niets dan de leegte die wordt geopend door het mislukken van de lokaliseringen, een bepaalde grens die alleen achteraf kan worden gereconstrueerd, als het verbijsterende punt dat aan de idiotismen ontsnapt. Domheid is een oorzaak die alleen in de gevolgen bestaat, in de mislukte pogingen haar te plaatsen en de utopie te stichten waarbinnen iedere stad haar plaats kent. | ||||||||||||||||
WijsheidsstedenPlaatsspot groeit met toenemende welvaart, getuige Vlaanderen in de Middeleeuwen en de Noordelijke provincies in de zestiende eeuw. Iedere stad bevecht zijn eigen particuliere strijd op economisch, cultureel en religieus gebied. Ze verkeren in het ongewisse over de onderlinge samenhang, en over hun eigen plaats en rol binnen het geheel. De Nederlanden vormen een heterotopie, een samenraapsel van steden met botsende idiotismen: Maanblussers leven naast Rogstekers en Kaaskoppen. Hoe de steden met hun heterogene idiotismen tot een rationele eenheid te smeden? Hoe een eind te maken aan het particularisme? Het domste wat de inwoners kunnen doen is om - naar roemrijke voorbeelden uit het verleden als Athene, Rome, Jeruzalem, Alexandrië of Parijs - een Nederlandse stad aan te wijzen die de wijsheid in pacht zou hebben, die bij uitstek het Nederlanderschap zou vertegenwoordigen. Alsof de steden iets gemeen hebben wat in de ene stad zou zijn belichaamd. Alsof deze stad de sleutel bezit tot de oplossing van alle conflicten waar de steden mee te kampen hebben. Maar de pogingen de idiotismen onder één noemer te brengen zijn gedoemd te mislukken; de steden hebben niets met elkaar gemeen. Iedere poging de tweespalt te bezweren, leidt tot nieuwe spot. Zo verwijderen de wijsheidssteden ons steeds verder van de harmonie. De natie kent geen eigen stad die haar wijsheid geheel en al vertegenwoordigt. Iedere stad is onherroepelijk misplaatst, een karikatuur van de natie. De mislukkingen dreigen Nederland tot een klucht te maken. Maar als alle pogingen de eenheid te stichten mislukken, dan moeten wij de mislukking zelf tot uitgangspunt nemen. Ziedaar het dwaze gebaar waarmee de orde haar eigen wijsheid weet te funderen: niet door te zoeken naar een wijsheid die alle dwaasheden zou overwinnen, maar door de domheid een plaats te geven. Wij moeten niet langer zoeken naar eenheid, maar de tweespalt centraal stellen. | ||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||
De domplaatsenDe natie slaagt alleen in de mislukking. Maar dit werkt natuurlijk alleen ongezien. Esse est non percipi. Domheid is de voorwaarde voor ons bestaan, maar die onthulling is fataal voor de moraal. Daarom stichten wij domplaatsen als Kampen, Dokkum of Eis. Wij doen alsof de eenheid wordt gefnuikt door de sufheid of koppigheid van enkele steden die hun plaats niet kennen. Op het eerste gezicht lijkt de kwestie zich te herhalen, want ook de domheid kent geen ‘eigen’ stad die haar geheel en al zou vertegenwoordigen. Iedere plaatsing is een misplaatsing. Een gelokaliseerde domheid is een extra wijsheid. En omdat iedere lokalisering mislukt, gaan de spotters verder op zoek, met nieuwe slachtoffers en een groeiende wanorde als gevolg. Om een eind te maken aan die vruchteloze omwegen moet ook hier het perspectief worden omgedraaid. Kampen herbergt niet de Domheid, ook zij zit ernaast... maar juist zo is zij een succes. De plaatsing volgt de logica van de megarische paradox: als misser maakt Kampen de ongrijpbare domheid tastbaar. In haar absurditeit is Kampen een monument voor de eigen domheid en die van de orde welke hierom draait. De utopie bestaat niet buiten de reeks vergeefse pogingen haar te stichten. De utopie valt samen met haar eigen onmogelijkheid. De utopie ‘is’ niets dan het gat dat wordt geopend door de missers. En als plaats van de misplaatsing staat Kampen dichter bij de utopie dan de andere steden die vergeefs poogden de utopie te stichten... | ||||||||||||||||
Het mechanisme van de spotAchter de domheid waar Kampen schijnbaar bol van staat, moeten wij allereerst de holheid van de spot herkennen, de dogmatische domheid die de vorm van een tautologie aanneemt: Kampen heet een obstakel voor de eenheid te zijn, niet omdat Kampen dom is; Kampen heet dom omdat de andere steden hun missers wettigen met een beroep op Kampen. Wil de spot succes hebben, dan is er bovendien nog enige weerstand nodig: ‘Ja maar de inwoners van Kampen zijn niet dom!’ Op kleinere schaal herhaalt zich het argument: karakteristiek voor domoren is dat ze met alle macht proberen normaal te doen, en daarin zijn zij komisch. Juist hun niet dom zijn gaat getuigen van hun wel dom zijn, zelfs hun wijsheid wordt een blijk van hun stompzinnigheid. De vermeende domheid van Kampen is iets van niets, een positivering van de holheid van de spot, reden waarom wij in de stad vergeefs naar bewijzen zoeken.Ga naar margenoot+ | ||||||||||||||||
De grenspostKampen wordt ten tonele gevoerd als stad van de domheid, maar maakt in feite de idi- | ||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||
ote keerzijde van de schijnbaar redelijke natie tastbaar. Kampen vertegenwoordigt niet de domheid in de natie, maar de domheid van de natie. Kampen belichaamt de utopie zelve als grootste dwaasheid tussen de dwaasheden, de natie als een idiotisme dat oneindig veel komischer is dan alle andere idiotismen te zamen. De barbaarse domsteden die worden gesitueerd aan de ‘grens’ van de beschaving, bevatten kortom de idiote kern van de orde. De domstad die systeem brengt in de gekte, positiveert de gekte die zetelt in het hart van het systeem. Maar die kennis is taboe. Reden waarom de toegang tot Kampen ernstig wordt bemoeilijkt, bijvoorbeeld door de windbarkmolen bij de Hagenpoort: ‘Elk die hij raakt wordt... stapelgek, - Wilt gij hier tot dien prijs passeeren?’ | ||||||||||||||||
De pacificatie van KampenIedere natie ent een plaats waar de steden hun onvermogen de utopie te realiseren, hebben vertaald in het onvermogen de Domheid tot de orde te roepen. Wij doen alsof Kampen de vorming van de natie in de weg staat; in feite verhindert de dom plaats een eenheid die immanent onmogelijk is. Sterker nog: de natie is gefundeerd op de ontkenning van zijn mislukking. De heterogene steden vinden elkaar in de spot jegens de domplaats die schijnbaar dwarsligt, maar die in feite het falen van de orde tastbaar maakt, het eigenlijk utopische van de utopie, de onmogelijkheid tegen de achtergrond waarvan de natie mogelijk is. Kampen herbergt de mislukking die de natie in wezen is. De stad die de eenheid lijkt te bedreigen, weet de natie juist te verenigen door de structurele onenigheid een plaats te geven. De ‘pacificatie van Kampen’ betreft in feite de pacificatie van de nationale domheid. Via Kampen wordt de immanente grens van de natie een transcendente garantie. De natie wordt een eenheid in de vergeefse strijd met de ene stad die de structurele onenigheid tussen de steden herbergt. | ||||||||||||||||
De kar vol dorpenIn de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen. Onze Lieve Heer en Sint Pieter reden met een kar vol dorpen over de wereld. Toen zij de Dender overstaken, destijds een smal riviertje, schokte de wagen en het plaatsje Teralfene viel eruit. ‘Wij zullen het maar zo laten’, sprak Onze Lieve Heer, ‘al moestGa naar margenoot+ het eigenlijk naast Geel liggen.’ De sage suggereert dat de steden niet op een bepaalde plaats op aarde zijn ontstaan, maar pasklaar uit de lucht zijn gevallen. Zo illustreert het verhaal het proces van natievorming waarin de steden worden verlost van de traditionele banden met een bepaalde plek, teelt, taal, en getransformeerd tot nationale | ||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||
steden die volgens een plan over de Nederlanden zijn verdeeld. Dat dit nooit helemaal lukt, toont de val van Teralfene. Het dorp vormt een obstakel voor de orde, maar juist als zodanig weet het de steden te verenigen. De orde groeit tegen de verdrukking in. De orde wordt gestructureerd door een eeuwige strijd tegen de domsteden. Zonder domsteden die de orde verstoren, zou de orde instorten. De domplaatsen zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. Sterker nog: de regel bestaat bij de gratie van deze uitzonderingen. Zonder domplaatsen zou de natie boeotisch blijven. Het land zou ten onder gaan aan binnenlandse twisten over de vraag wie de echte Nederlander is. Domsteden zijn een kwestie van staatsraison. | ||||||||||||||||
De ommekeerKampen is het ene stadje dat de eigen natie van binnenuit afbakent door deze te ondermijnen. Door hun conflicten te identificeren met Kampen, door hun idiotismen te zien in het perspectief van de domheid, worden de steden binnenstebuitengekeerd van bekrompen wereldjes die elkaar bestrijden tot gefnuikte onderdelen van een utopisch geheel. In vergelijking met de koppige Domheid van Kampen verkeren de overige idiotismen van komische dwaasheden, oorzaak en doelwit van de spot, in min of meer geestrijke bijdragen aan een harmonieuze orde van goede en slechte eigenschappen die elkaar in evenwicht houden. De elkaar bestrijdende steden worden opeens begrepen als door Domheid gesaboteerde topoi van Nederland. In hun vergeefse pogingen Kampen tot de orde te roepen, herkennen de inwoners elkaar als typisch Nederlands. Plotseling spreken de omstandigheden voor zich. Alles valt op zijn plaats, de stupor wordt vervangen door een gevoel van oriëntatie. De Nederlanden worden hun eigen kaart. De steden worden hun eigen gemeenplaatsen. Het verborgen plan van de natie is geopenbaard. Let wel: hier is sprake van een retroactieve, epimetheïsche causaliteit. De stichting van Kampen is een dwaze handeling die met terugwerkende kracht een ratio blootlegt welke voordien nergens voor zich sprak. | ||||||||||||||||
Het potemkindorpNederland is niets dan het gat dat wordt geopend door de onderling tegenstrijdige pogingen van de steden hun Nederlanderschap te bewijzen, ‘invulling te geven’. De natie valt samen met haar eigen onmogelijkheid. En de stichting van Kampen onderdrukt niet de verschillen tussen de steden, integendeel. Kampen is een potemkindorp waar het gat van Nederland wordt verhuld én gecelebreerd. Kampen geeft ruimte aan de mislukking tegen de achtergrond waarvan de natie kan slagen. Zij opent het gat waarin de Nederlanden kunnen plaatsvinden. (Zoals een voetballer die een gaatje | ||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||
trekt opdat een ander kan scoren.) Kampen bakent de grenzen af waarbinnen de steden zo eigenzinnig kunnen doen als zij willen, en verhindert tegelijk dat een van de idiotismen het laatste woord heeft. Dankzij Kampen worden de steden deel van het plan waarin ze een vaste plaats en functie krijgen die voordien nergens uit de feiten sprak. De steden hoeven alleen de hun toegewezen plek en taak binnen het geheel te verwezenlijken. Iets wat ze per definitie nimmer zal lukken, behalve Kampen. Kampen wordt verantwoordelijk gesteld voor alle mislukkingen, inclusief die van Kampen zelf. Niemand kan zijn domheid bewijzen, maar die mislukking definieert de domheid. Domheid is de enige eigenschap die zichzelf fnuikt, die bestaat in de mislukking. Kampen is de enige stad die slaagt in haar opdracht door te falen. | ||||||||||||||||
WegwijzersTwee pas in Kampen aangestelde wegwerkers kregen de opdracht alle verkeersborden in het zojuist ontruimde bos weg te halen. Toen de taak geklaard was, vroeg de een zich af hoe de weg terug te vinden. De ander antwoordde geruststellend dat dit geen probleem was: ze hadden immers alle borden bij zich. | ||||||||||||||||
De cultus van de domheidHet voordeel van domme steden boven bijvoorbeeld kwaadaardige, is dat ze niet tot rede te brengen zijn, want te dom. Zo garanderen ze dat het gat van Nederland openblijft. Anders dan de zondebok die, opgezadeld met onze problemen, de woestijn wordt ingestuurd, is de domplaats juist gesticht om het probleem in de buurt te houden. In Kampen cultiveert de natie de domheid waar zij om draait. Het einde van de de domstad betekent het einde van de natie. Blijf daarom met je rotpoten van onze rotdommen af. Kampen is de ene sta die de rol van spelbreker vervult, zodat wij, om de eenheid te garanderen, niet steeds nieuwe vijanden van buiten de schuld hoeven te geven van de mislukking. | ||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||
Om te herinneren aan de zuiver formele rol van de domplaatsen is het noodzakelijk dat de keuze van de stad volstrekt contingent is. Domplaatsen zijn door het lot aangewezen. Het zijn toevallige steden die bij de gratie van het gat van Nederland gaan functioneren als belichaming van de domheid. Natuurlijk kan het zijn voorgekomen dat de inwoners een domheid hebben begaan, maar dit is niet van belang, integendeel. Zolang een plaats niet is uitverkoren, kunnen de inwoners zo dom doen als zij willen, nimmer zullen ze het onderwerp van spot worden. Strikt genomen is het niet eens van belang dat Kampen verwijst naar een bestaande plaats in Nederland. De spot getuigt niet van vijandigheid jegens een stad, veeleer is het een uiting van verbijstering zonder duidelijk object. De stad tuimelt in de val die op een slachtoffer wacht. Het gevaar is groot dat de komische, evident onjuiste verdachtmakingen een eigen leven gaan leiden; ze wachten op feiten om tot een overtuiging uit te kristalliseren. De inwoners hoeven alleen nog maar iets doms te doen, om te worden wat ze in het licht van de spot toch al zijn. | ||||||||||||||||
WegwijzersVlak buiten Kampen stond een wegwijzer waarop viel te lezen: ‘Voetpad naar Zwolle. Die niet kunnen lezen, doen maar het best de grote weg te volgen.’
Nederland is Kampen De status van de domplaatsen is dubbelzinnig: ze maken deel uit van de natie, maar tegelijk vallen ze hierbuiten. Daarom voldoet het niet te zeggen dat de domplaatsen worden gezien als Fremdkörper die de eenheid saboteren. Ten eerste vormt het Nederlandse karakter zich met verwijzing naar dit obstakel. De burgers van een land bakenen hun identiteit af door de verschillen met de domoor te cultiveren. Het gevoel van eigenwaarde wordt versterkt door vernedering van degene waarmee men zich niet kan of wil identificeren. Maar het gaat om meer dan een simpele tegenstelling. Nederland is in zichzelf mislukt, tweespaltig, en de stagnerende domplaats is een belichaming van die immanente mislukking. Ten koste van het slachtoffer worden de tegenstellingen tussen de omliggende gemeenten verhuld met gelach. Maar wij moeten nog een stap verder gaan: het geheim van de natie schuilt in de paradoxale identiteit van land en domplaats: Nederland is Kampen. Dat wil zeggen: de natie groeit alleen tegen de verdrukking in. De eenheid bestaat bij de gratie van domsteden die de eenheid frustreren. Zonder Kampen geen Nederland. Reden waarom de bespotting van een van de eigen steden de utopie niet in gevaar brengt, maar verstevigt. | ||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||
Het voldoet kortom niet de domplaats als een symptoom van de mislukking van de orde te beschouwen. De natie weet dat zij mislukt en heeft de mythe van Kampen geschapen om haar falen te ondervangen. Meer nog: de domplaats is gesticht om de idiotie tegelijk in en uit de buurt te houden, de gekte in reactie waarop de staat is gevormd. De stichting is een bewuste domheid: wij doen alsof Kampen de eenheid verhindert, zelfs als wij weten dat ze niet dom zijn. Dat is de kracht van de natie; zij weet dat haar grens in haarzelf ligt, in haar binnenlands antagonisme. Het enig leefbare nationalismelaat ruimte voor steden waar een land zichzelf dom vindt. | ||||||||||||||||
Lieux de stupiditéDe lokale plaatsspot is niet meer wat zij was. ‘Scheldnamen zijn het heden niet meer; men heeft elkaar wat beter leren verdragen. De gezichtseinder heeft zich verbreed en de geest van provincialisme, zo sterk in vervlogen eeuwen, toen de gemeenschapsmiddelen nog schaars waren, is zeer afgenomen’. (Aug. Gittee) De natievorming ging gepaard met de opkomst van een speciaal soort domsteden als bijvoorbeeld Kampen, Dokkum en Weert, wier faam is doorgedrongen tot ver voorbij de naaste buren. Niet langer waren het de grenzen tussen de steden en provincies die aanleiding gaven tot spot, maar centraal stond de binnengrens van de natie: wat is een ware Nederlander? Ging het in de plaatsspot om het verschil met de ander, in de beotiana draait het om het verschil met zichzelf. De spot ging een andere functie vervullen. Niet langer bevestigden de steden de eigen identiteit door zich af te zetten tegen de buren, maar de plaatsen vonden elkaar in de gemeenschappelijke spot jegens de stad waar de natie haar immanente onmogelijkheid een plaats had gegeven. De natie bestaat bij de gratie van steden waar zij heimelijk haar eigen domheid celebreert. Voorzichtigheid is hier de zaak:
Ligt sloeg een enk'le wiekslag raak, - Dit is de Kamper molen heeren! En 't is gevaarlijk in zijn trek: Elk die hij raakt wordt.... stapelgek, - Wilt gij hier tot dien prijs passeeren! | ||||||||||||||||
BeotianaDe opkomst van deze bijzondere steden ging gepaard met de opkomst van een speciaal soort spotverhalen, de beotiana of Kamper uien. In tegenstelling tot de plaatsspot leren de beotiana ons niets over de steden in kwestie. De grappen vallen juist op omdat ze over honderden steden verspreid over de hele wereld worden verteld. De beotiana illustreren niet de domheid van de inwoners, maar geven een idee van de dwaasheid die schuilt in het hart van de natie... | ||||||||||||||||
[achterplat]
| ||||||||||||||||
|
|