De Revisor. Jaargang 24(1997)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Anne Vegter Particuliere tijding · Je ziet er niets van en ook niet besmettelijk. Maar... uw leeftijd, zegt u, twintig? Het melkwegstelsel keert zich om, dunkt het achter mijn ogen. Deze godin legt boven geen haarbreed in de weg: laat het maar gieten. Of vallende sterren. Hoop, op een koopje: u kunt er oud mee worden. ‘Hoe breng je zoiets?’ Die in die witte jas telt verpletterend zonder nut zijn schema's na: ze heeft het, ze heeft het niet, ze heeft het niet, ze heeft het. Dat zeker weten nog een leugen afdwingt in de gedaante van ontroering: het zonnetje prikt feestelijk door de ramen der kliniek. De oude man, een arts nog, had, immers, ook, liever niet. Zijn hondenbaan. Twintig zijn, idem. 's Middags dan maar een park in? Berkje verkrachten? Of na de metro de maag bij prettig v&d gevuld met borden schnaps en strijkkwintet ‘Correct’? Mevrouw Vegter betrapt een autonome oorlogszin. Nu niets gezegd en paginaatje wit & messen wetten tegen in de Here gaan. Want wenselijk. [pagina 12] [p. 12] De kosmos puilt al van spoorzoekers uit, maar even een generatie overslaan? Wat breng je ze, je dotjes? Een aanstaande en allang geleefde toekomst? (verzet, eigen kinderen, twijfelen, twijfels, vergissing, hartstocht. echte vraag, keuzen) Het woont best onder het uitbottend universum van sterfamilie thuis: het vijfde kind op komst, het vierde op paps' arm, het derde groot al zelf naar school en pa en moe betreuren elkaar moe in moeders bed: wat breng je ze? Niets. Sap, wellicht. Die kijken Starwars en of jij daar vroeger ook naar keek. [pagina 13] [p. 13] Van geen nevel gehoord, met Erwin K. ‘Dat belooft een dág!’ Als dit de koningin zou zien, zou dit de koningin best laten wenslachen. Zij blijft te Urk. ‘Ook dit jaar inspecteert onze koningin, bijgestaan door drie oude zonen, de nieuwste haring.’ Hun Soort Mensen trippelt over het grasparket. (Bij gelegenheid verwijderen) En wat wordt uit het gras gevist na de gelegenheid? Wij zijn haar onderdanen: wat ik niet uitgevreten heb daar op dat gras, ik sproeteneus! Mijn parkiet slaat aan. Ik wil alles meemaken, dat blijkt. [pagina 14] [p. 14] Je kunt het beste maar met plezier doen wat je anders ook met plezier zou doen. Als er geen maaltijd tussen zou zitten! Er is vroeger nooit gesproken over de maaltijd als een zaak. Een netelige zaak? Maar sinds de kinderen! Die eten ook werkelijk niets van wat wij vinden dat zij te eten hebben. En al die oude koek, daar lachen zij om. Courgettes, jij durft! Of aubergines, het moet niet gestoorder worden. ‘Zoon snijdt gezicht uit raapje.’ (Er stak een tong door, zijn tong en tot zover was de maaltijd overzichtelijk bedorven.) Maar zie de schaapjes eens in bed te krijgen zonder volle maag, die mekkeren. De ene heeft zijn guldens dreigend belegd in ‘De Berehap’, daar frituurt men maagvulling. Ik vind het goed, wat ben ik er voor eentje? Doe mij ook maar, met. Ja, met! Ook voor de andere. Ja, met! Ja, met met met met met! Vorige Volgende