Het gebeurde dus daar en toen (aan de Prinsengracht 145 op 9 december 1962). En een hele reeks ‘Gebeurens’, gedocumenteerd en ongedocumenteerd, zouden volgen. Te zamen maakten ze de periode van verwarring, chaos, opstand, rebellie, revolte en revolutie die nu de jaren zestig worden genoemd. Deze omwenteling voltrok zich op het gebied van de muziek en de beeldende kunst, en werd al zichtbaar in de twee mooiste exposities die het Stedelijk Museum ooit heeft gehad: Bewogen Beweging en Dylaby in respectievelijk 1961 en 1962. De happening-gebeurens van Robert Jasper Grootveld in zijn antirook-tempel en rond het Lieverdje culmineerden in Provo en daarmee kreeg de omwenteling een politieke kleur. Maar omdat ik niet zo politiek was ingesteld, maakte ik die revolutie van een gepaste afstand mee. Provo sloeg over naar Parijs en Mai Soixantehuit sloeg weer over naar Amsterdam. Daarmee was de omwentelingsgolf naar de universiteiten overgewaaid. Maar ook daar heb ik me afzijdig van gehouden. (Denk eens aan al die marxisten en communisten die later hun Apologie moesten schrijven.)
Timothy Leary preekte nog weer een andere revolutie, die van de psychedelica: ‘Acid is ecstasy, and ecstasy is good for you.’ Zijn boodschap vond gehoor in de tempels van de tegencultuur, Paradiso aan de Weteringschans en Fantasio aan de Prins Hendrikkade.
Daar zakte je weg in de matrassen op de grond, rookte je een joint, liet je je wiegen op de psychedelische muziek en raakte je sowieso al stoned van de lichtshows waar halfnaakte nimfen hun buikdansen voor opvoerden. Dat was de scene (lees: sien).
Uiteindelijk vond de laatste omwenteling die nog helemaal bij de jaren zestig hoorde plaats toen Fantasio in het najaar van 1969 was gemetamorfoseerd in meditatiecentrum De Kosmos. Ter gelegenheid van de opening van het nieuwe centrum schreef Ruud Tegelaar, de meest calvinistische freak uit die tijd: ‘Het is uit met de pret, knip je haren maar af, trek mensenkleren aan, scheer je en gooi die rommel die om je nek hangt maar weg. Het slaat nergens op.’ Nu werden we uitgenodigd om onze blik naar binnen te keren en onze hoogste bewustzijnstoestanden te onderzoeken. Daar waren de cursussen en workshops van het centrum op gericht. Binnen de kortste keren was het bevolkt door allerhande yogi's, boeddhistische monniken, magiërs, theosofen en antroposofen, xoelapepelaars, tarotleraren, l-Chingmeesters, Zenmeesters, tai-chimeesters, kabbalisten, hermetisten, rozekruisers, sarangispelers, tablaïsten, soefi's, krishnamurtianen, macrobioten, Hare Krishna-adepten en astrologen. Ik heb ze voor een deel zelf naar binnen getroond.
De jaren zestig - en dan heb ik het alleen nog maar over Amsterdam gehad terwijl het overal plaatsvond - waren dus een periode van mentale revolutie. Maar, vraag je je nu af, waar is het allemaal goed voor geweest? En wat is ervan overgebleven? Zeker, het geloof in extase, hogere bewustzijnstoestanden en verlichting is achteraf natuurlijk allemaal vlucht gebleken - overigens wel een aangename escape. Maar daarmee kan die hele-