| |
| |
| |
Dirk van Weelden
IJsberend aan dek
Herman Melville's The Piazza Tales verscheen in 1856 als de bundeling van vijf verhalen die de afgelopen drie jaar waren verschenen in Putnam's Monthly Magazine, aangevuld met het titelverhaal The Piazza. De verhalen stammen uit een periode waarin Melville er slecht aan toe was. Nog maar voor in de dertig werd hij soms maandenlang geveld door heupjicht. Leven van zijn herculeïsche literaire arbeid (zeven lijvige romans in zes jaar) kon hij niet. Hij was voor het onderhouden van zijn gezin afhankelijk van giften en leningen van zijn schoonvader. Ook het comfort van een gerespecteerde positie als literair auteur was hem niet gegund. De heersende opvatting in literaire kringen was dat hij beeldend en bevlogen kon schrijven over avonturen in de Stille Zuidzee en over de walvisvaart, maar dat hij onbegrijpelijke en zelfs aanstootgevende onzin voortbracht wanneer hij probeerde meer te zijn dan een schrijver van avonturenverhalen. Moby-Dick or the whale, te vreemd om gewoon als roman over de walvisvaart gelezen te worden, was gemengd ontvangen en verkocht matig. Het daarop volgende Pierre, or the Ambiguities ruïneerde hem. De reacties waren vernietigend en het boek bleef zo goed als onverkocht, zodat Melville bovendien bleef zitten met flinke schulden bij zijn uitgever. Sommige scribenten twijfelden eraan of de overijverige autodidact en ex-zeeman, eenzaam op zijn boerderij in Berkshire, nog wel geestelijk gezond te noemen was.
Schrijven voor Putnam's en Harper's Monthly Magazines was lucratief. Het waren wijdverspreide en populaire bladen met een oplage tussen de 100 en 200 duizend exemplaren. Melville had nog nooit zoveel verdiend met zijn werk en nog nooit zoveel lezers gehad. Er was wel een keerzijde. Ten eerste vermeldden maandbladen in die tijd zelden de naam van auteurs. De meeste lezers wisten niet eens dat de verhalen van Melville's hand waren. Ten tweede golden er voor een auteur als Melville strenge beperkingen met betrekking tot de inhoud van de bijdragen. In de redactionele richtlijnen was te lezen dat ‘bijzondere zorg zal worden besteed om te verzekeren dat niets in het Magazine ook maar in de geringste mate indruist tegen de goede zeden, de goede smaak en de religieuze gevoeligheden van de lezers.’ Melville stond bekend als angry young man, die in zijn boeken spotlustig stelling nam tegen de hypocrisie van de heersende seksuele moraal en religie, die geen geheim maakte van zijn afkeer van kolonialisme en slavernij en opschudding gewekt had met een boek dat de barbaarse lijfstraffen aan boord van marineschepen aanklaagde. Schrijven voor
| |
| |
Harper's en Putnam's betekende dat Melville zich begaf op vijandelijk terrein. De bladen waren vurige pleitbezorgers voor het puriteins christelijke, patriottische burgerfatsoen van de Amerikaanse middenklassen. Alles wat voor Melville het schrijven zinvol en meeslepend maakte stond haaks op de smaak en denkwereld van het publiek en de redacties van de maandbladen; dat gold zowel voor zijn avonturen met stijl en literaire vorm als voor zijn onderwerpen en overtuigingen. Wilde Melville met enig succes in Harper's en Putnam's publiceren, dan moest hij zichzelf opnieuw uitvinden of zichzelf verraden.
De lezers kregen een verzameling verhalen voorgeschoteld die hen op het eerste gezicht ruim voorzag van de door hen gewenste mix van huiselijkheid, avontuur, tragiek, humor en horror. Luchtig vermaak was het werk zeker niet, het sneed met ernst grote menselijke ondeugden en misdaden aan en werd gepresenteerd in een onmiskenbaar literaire stijl, compleet met motto's van Spenser en citaten van Shakespeare.
Met The Piazza Tales toont Melville zich een literair uitvinder en een overlevingsdeskundige. Wat we lezen verschilt ingrijpend van wat we kennen uit Moby-Dick en Pierre. Het was gedaan met de vrijheid om erop-los te schrijven zoals het hem beviel. In The Piazza Tales verovert Melville zijn vrijheid door ondergronds te gaan. De verhalen zijn geschreven om op het eerste gezicht een aangepaste, gemoedelijke indruk te maken. En dat deden ze, anders konden ze onmogelijk geplaatst worden. Vanuit een andere invalshoek dan die van het brave maandblad-publiek en bij herlezing tonen dezelfde verhalen een tweede, verborgen gezicht. Het contrast tussen die twee belevingen van het verhaal is zo groot, dat je gerust van hardhandige ironie kunt spreken. Of bedrog. Het is een werkwijze die Melville op de spits zou drijven in zijn volgende roman, The Confidence-Man, his masquerade, die verscheen op 1 april 1857.
The Piazza Tales is een verzameling bedrieglijke verhalen, bevolkt met paradoxale karakters, wemelend van de slinkse (interne en externe) verwijzingen en dubbelzinnigheden. Zoals alle schrijvers verborg Melville alleen iets in zijn verhalen om het de lezer te kunnen laten vinden. Het boek opent dan ook met een gidsverhaal dat dienst doet als voorwoord, The Piazza. De verteller doet uit de doeken dat hij woont op een 70 jaar oude boerenhoeve in de heuvels aan de voet van Mount Greylock in Berkshire Massachusetts. Altijd al wilde hij een pleintje bij het huis, een piazza om buiten te kunnen zitten en van het landschap te genieten. Hij laat er eentje aanleggen, na ampel beraad op het noorden, vanwege het uitzicht. Het valt hem moeilijk om te genieten van zijn aanwinst, ziekte en melancholie bederven zijn levenslust.
Maar wanneer hij in de verte op een tegenover het huis gelegen heuvel een felle schittering waarneemt, worden zijn nieuwsgierigheid en verbeelding gewekt. Nadat de ziekte geweken is besluit hij te paard op onderzoek uit te gaan. De tocht op zoek naar het geheimzinnige lichtpuntje probeert hij zichzelf voor te spiegelen als een tocht naar ‘fairyland’, waar hij iets of iemand zal aantreffen die hem weer oplaadt met energie, plezier in het
| |
| |
leven en oog voor de schoonheid van de wereld. Hij vindt de oorzaak van de schittering: een vermolmde blokhut, in de ramen waarvan de zon weerkaatste. Er woont een jonge vrouw, Marianna, die in sombere apathie haar dagen slijt, wachtend op de thuiskomst van haar norse, hardwerkende broer. Eenzaam is ze, omringd door een natuur waar rotting en dood overheersen en kinderen, vogels en bloemen ontbreken. Haar enige gezelschap zijn de verglijdende schaduwen, die ze als zelfstandige wezens benoemt. Soms tuurt ze naar de hoeve, daar beneden, en stelt zich gelukkige mensen voor. De verteller bekent maar niet dat hij daar woont.
In plaats van een sprookjesachtige opkikker treft de verteller dus de verpersoonlijking van zijn ‘weariness’ aan. Hij spoedt zich naar huis, zichzelf bespottend om zijn naïviteit. Niet dat hij nu genezen is van zijn sombere kijk op de wereld, maar hij weet zich toch gesterkt. Het schrikbeeld van Marianna is geen reden zich te verschansen in het huiselijk leven, hij blijft zijn piazza trouw. Hij beleeft er de volmaakte illusies van de dag en de donkere waarheid van de nacht. Weer of geen weer, de piazza is zijn standplaats, hij ijsbeert er als een kapitein aan dek van een schip, dat bij zwaar weer Kaap Hoorn rondt.
Behalve een symbolische weergave van Melville's levensgevoel in de jaren na het voltooien van Moby-Dick, biedt The Piazza een sleutel tot de verhalen die volgen. Wie sprookjes en idylles zoekt zal oplopen tegen de dood-in-het-leven, die de depressieve Marianna verpersoonlijkt. De auteur geeft precies de positie aan van waaruit hij zijn verhalen vertelt: op de grens tussen de veilige en gezapige wereld binnen, en de blinde en meedogenloze krachten daarbuiten, gesymboliseerd door het adembenemende en soms afschrikwekkende beeld van Mount Greylock. De verhalen hebben een dag en een nachtzijde. ‘Yes, the scenery is magical - the illusion so complete’. Wie bij de auteur blijft ziet dat zonnige theaterstuk ook eindigen. ‘But, every night, when the curtain falls, truth comes in with darkness.’
In The Piazza benadert de stem van de verteller het dichtst die van de auteur. In de andere verhalen is Melville's hardhandige ironie werkzaam in de gapende kloof tussen auteur en verteller. Daar zet hij de val op waarin de lezer bedrogen wordt of een tweede verhaal ontdekt. Het beroemde verhaal Bartleby the scrivener lijkt te gaan over een raadselachtig persoon, een klerk, die zijn baas, de advocaat die ons het verhaal vertelt, tot wanhoop drijft met het weigeren van iedere nuttige activiteit. I prefer not to, is zijn standaardzin. De verteller legt omstandig uit dat hij Bartleby sympathiek vindt en eerlijk en dat hij hem helpen wil. Maar wat hij ook verzint, het helpt niet, totdat hij genoodzaakt is de politie te roepen. Zelfs in de gevangenis probeert de advocaat nog iets voor hem te doen, maar Bartleby gaat in hongerstaking en overlijdt.
Zoals in de meeste verhalen in The Piazza Tales heeft de verteller maar een oppervlakkige notie van wat er zich om hem heen afspeelt. Het verhaal weet veel meer, en vooral, het verhaal bulkt van de aanwijzingen die de voorstelling van zaken van de verteller ondermijnen en zelfs verachtelijk maken. De advocaat stelt zich voor als een kalm, braaf man, die
| |
| |
pal staat voor gezond verstand, christendeugd en veiligheid. Hoe meer hij vertelt over zijn ervaringen met Bartleby, hoe meer hij zich in de kaart laat kijken en zonder het te willen laat kennen als een schijnheilige lafbek, die zich met hand en tand verzet tegen het besef dat Bartleby's gedrag zijn hele leven, zijn deugdzaamheid en zakenpraktijk ontmaskert als miezerige, kleingeestige, bangelijke nep.
Bartleby is honderd procent authentiek, maar in Melville's genadeloze logica onherroepelijk een misanthropische, zichzelf verheffende en vernietigende held. Zijn verlangen naar werkelijke onafhankelijkheid en oprechtheid in de wereld van Wall Street, oftewel de moderne maatschappij ten tijde van Melville, is heroïsch. Hij is onaantastbaar voor omkoperij, medelijden, dreigementen, isolement, gezag en geweld; maar hij kan zijn vrijheid alleen bevechten door alles te weigeren, als een onvermurwbare gevangene. Hij staat boven de lafheid, hebzucht en schijnheiligheid maar ten koste van zijn menselijkheid; hij is onverschillig, eenzelvig, onbereikbaar. Of doods. Vanaf het begin van het verhaal beschrijft de advocaat hem als behept met een ‘kadaverachtige bleekheid’. Niets komen we van Bartleby te weten, hij heeft geen leven, geen biografie. Dat vertelt ons de advocaat trouwens, zonder te beseffen wat hij zegt (het is juist de kracht van Bartleby) en noemt het ‘an irreparable loss to literature’.
Melville's wrange ironie culmineert aan het einde van de vertelling. Staande bij het lijk van Bartleby, die in foetushouding op de grond ligt, mijmert de advocaat: ‘He is asleep, with kings and counsellors.’ Hij bedoelt het als vrome platitude, dit bijbelcitaat uit het boek Job. Maar Bartleby's foetushouding verwijst naar de context: Job beklaagt zich er in de bewuste passage over ooit geboren te zijn, wenste zich dood in de moederschoot. Als de advocaat besluit met de uitroep ‘Ah Bartleby! Ah humanity!’ is het toppunt van Melville's sarcasme bereikt. De kwezelachtige vroomheid van de verteller en de beschuldigende kreet van de auteur vallen samen. Tweestemmig schrijven en spreken met gespleten tong tegelijk.
In Benito Cerreno is een alwetende verteller aan het woord, die zich grotendeels richt naar het perspectief van de goedgemutste, nuchtere Amaso Delano, kapitein van een Amerikaans vrachtschip. In een windstille baai voor de westkust van Zuid-Amerika treft hij een stuurloos Spaans slavenschip aan. Er is averij en volgens de uitgeputte en overspannen kapitein Benito Cerreno heeft hij met zwaar weer een deel van zijn bemanning verloren. Tijdens zijn verblijf aan boord, wachtend op de proviand, wordt Delano heen en weer geslingerd tussen achterdocht en zelfverzekerde nieuwsgierigheid voor het curieuze tafereel. De zwarte slaven lopen vrij rond, Benito Cerreno steunt letterlijk en figuurlijk op zijn zwarte assistent Babo en de Spaanse matrozen lijken hem veelbetekenend aan te kijken.
Als Delano vertrekt, nog verbijsterd over de onverklaarbare doem die over Don Benito leek te hangen, springt die aan boord van de sloep, gevolgd door een op moord beluste Babo. De Amerikaan blijkt gefopt te zijn door een gruwelijk toneelstuk. Onder leiding van Babo waren de slaven in opstand gekomen en hadden de kapitein gegijzeld en zijn vriend
| |
| |
Aranda, de slavenhandelaar, vermoord. Zijn geraamte blijkt, gemaskeerd door een zeildoek, aan de voorsteven dienst te doen als boegbeeld. ‘Follow your leader’, staat eronder. Babo was van plan om terug te varen naar Senegal. Dat is nu van de baan en de Amerikanen herstellen met harde hand de orde. Er vallen twintig doden en Babo wordt aan de wal berecht en onthoofd. Benito Cerreno's getuigenis voor het gerechtshof krijgen we in extenso te lezen. Het is een even onvolledig verhaal als dat van Delano. Delano blijft maar niet begrijpen waarom de Spaanse kapitein zo van slag is. Cerreno herstelt zich niet van zijn zenuwinzinking, neemt zijn intrek in een klooster en overlijdt. Het slotbeeld is Babo's afgehakte hoofd: ‘the head, that hive of subtlety, fixed on an pole in the Plaza, met, unabashed, the gaze of the whites.’
Het avontuur lijkt voorbij, de orde hersteld. Maar Melville heeft van het verhaal weer een mijnenveld gemaakt. Het is een aanschakeling van maskeringen, bedrog en omkeringen. Babo, de slaaf die leider van de opstandelingen wordt en hun vrijheid belooft, was in Afrika ook een slaaf. Aan boord commandeert hij Atufal, die een koning was in zijn geboorteland. Hij heeft Don Benito in zijn macht, maar kan zonder hem de vrijheid nooit bereiken. Zo draait alles in cirkels rond. Alle ogenschijnlijk duidelijke verschillen tussen schijn en wezen worden bij nader inzien tot hetzelfde teruggebracht. Delano, die zich democraat waant en er prat op gaat zwarten als medemensen te zien, herstelt de orde voor de slavenhandelaren. Benito Cerreno, weer in vrijheid, blijft onder de doem van Babo's terreur, die hem dwong een machteloze parodie van zijn racistische autoriteit te spelen, onder bedreiging van iets dat erger is dan moord: kannibalisme, waaraan Cerreno's vriend Aranda de slavenhandelaar ten prooi gevallen is. Het is iets dat Benito Cerreno tot zijn dood blijft verzwijgen en Delano niet lijkt te hebben begrepen, of te hebben willen begrijpen.
Babo, met zijn triomferende zwijgzaamheid en trots, heeft iets van een cynische vrijheidsstrijder, maar sympathiek kan hij niet worden. Zijn gezag over zijn lotgenoten stoelde op hetzelfde als zijn macht over de gegijzelde Benito Cerreno: terreur. Heersen door angst, dat is macht. Follow your leader. Babo is een broer van Bartleby. Hij betaalt met zijn leven om een vreselijke waarheid te onthullen. Hij doorbreekt de cirkels van angst en is immuun voor het gezag, de angsten en illusies die de andere mensen sturen. Daarboven verheft hij zich en komt alleen te staan. Sterk en onafhankelijk, maar ook geobsedeerd, wreed en zelfvernietigend.
Melville sluit het boek, dat nog The Lightning Rod Man en tien korte schetsen over de Galapagos eilanden The Encantadas bevat, af met The Bell Tower, een allegorisch verhaal dat speelt in renaissancistisch Italië. Een van paria (vondeling) tot geniaal ingenieur uitgegroeide man, Bannadonna, bouwt in opdracht van adellijke machthebbers een toren met een reusachtige klok. Een mechanische man, Talus genaamd, naar de onverslaanbare ijzeren man met de ijzeren vlegel uit Spensers The Fairy Queen, moet de klok met een hamer tot klinken brengen. Bij het gieten van de klok begaat een arbeider een fout en Bannadonna
| |
| |
slaat hem dood. Zijn opdrachtgevers voorkomen een berechting. Alleen Bannadonna weet dat de klok waardeloos is door de fout. Hij verzwijgt het. Bannadonna, in de ogen van het volk een held, een van hen, terwijl hij in werkelijkheid het volk even hard veracht als de edelen, wordt het slachtoffer van Talus. In zijn perfectionisme (op het laatste moment nog wat verbeteren aan de klok), raakt hij tussen bronzen klok en Talus’ ijzeren hamer. Bannadonna sterft. De klok scheurt, de toren stort in. De edelen begraven Talus in het geheim.
Men las het verhaal als een waarschuwing tegen overmoedig, ja, goddeloos geloof in techniek en mechanisering. Zorgvuldiger lezers ontdekken dat Talus geen robot is, maar gesmoorde kreten slaakt en lijkt te leven, ook al roept Bannadonna dat hij geen ziel heeft. Zwart is Talus en hij wreekt de onbestrafte moord op de arbeider. De klok met de fout heeft nu opeens verdacht veel weg van de Liberty Bell uit Philadelphia, gegoten ten tijde van de onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten. Drie keer opnieuw werd hij gegoten, maar steeds kwam er een barst in. Nog steeds is het een nationaal symbool met een barst. Op de klok staat ‘Proclaim liberty throughout all the land unto all the inhabitants thereof’. Melville suggereert wat die barst in de klok is, die verhindert dat vrijheid door het hele land kan worden verkondigd: dat mensen elkaar als vervangbaar gereedschap gebruiken; de slavernij in het zuiden en de mensonterende levensomstandigheden in de fabrieken en sloppenwijken in het noorden.
In The Piazza Tales zijn de vertellers onbetrouwbaar, de gebeurtenissen bedrieglijk, de citaten dubbelzinnig en de stijl soms regelrecht tegenstrijdig aan het vertelde. De stem van het fatsoen, het gezonde verstand en de conventie keert zich tegen zichzelf zonder dat te beseffen. De sterkste en invloedrijkste personages blijven zwijgzaam, slechts fragmentarisch getekend, ondoorgrondelijk. De lezer kan zich bedrogen en beledigd voelen. Hij kan ook opnieuw gaan lezen en zien hoe ook de vermomming en het bedrog iets vertellen. Wat? Ze vertellen van Melville's ontroerende worsteling om te overleven, om zich niet de mond te laten snoeren door de wereld, maar ook niet ten prooi te vallen aan de verstarring door wanhoop en teleurstelling. ‘I pace the sleety deck, weathering Cape Horn.’
Dan zijn we bij de auteur, die 's nachts storm en regen trotseert op zijn piazza, tussen de veilige knusheid thuis en de schijnheilige kannibalistische maatschappij daarbuiten. Op die zelf vervaardigde vrijplaats, dat schip, waarop hij als eenzame kapitein over het dek ijsbeert en zich vastklampt aan de futiele, maar voor zijn overleven noodzakelijke toverij van het vertellen. De ironie van de verhalen in The Piazza Tales is niet gemakkelijk of gezapig. Het bewaren van het evenwicht, het overleven dat ze bewerkstelligen gebeurt maar ternauwernood. Wie dat inziet voelt de noodzaak, de volle kracht van deze verhalen. Ik schrijf dit alles opdat ook anderen de schrik, de kleine aardverschuiving in hun buik voelen wanneer het plezier om de virtuoze ironie in The Piazza Tales overgaat in de stilte van Bartleby, Babo, Bannadonna.
| |
| |
| |
| |
|
|