Mark Baltser
De kus van Pessoa
Je zat op een steen. Je trilde. Waar je vandaan kwam, weet ik niet. Ineens zat je daar. Ik leunde tegen een magnolia aan die net in bloei stond. Je was nog mooier dan op de foto's die ik van je kende. Vooral je ogen die half open stonden, nu eens blauw kleurden en dan weer groen, vond ik onweerstaanbaar.
Zou ik dichter bij je kunnen komen ook al weet ik niet wat ik tegen je moet zeggen?
Je hebt de steen even verlaten. Waarom zit je nooit stil? Je bewegingen zien eruit alsof ze voor het eerst ontstaan. Vind je het vreemd als ik zeg dat ik je nooit helemaal zie? Zou dat komen doordat jij je voortdurend beweegt?
Eigenlijk dacht ik maar één ding. Maar hoe kan ik je overhalen? Je hebt met je mond en je tong al zo vaak in de geile nectar van anderen gezeten, de liefde al op zo veel verschillende manieren bedreven, geproefd en eraan gezogen. En toch zou ik je willen kussen, misschien wel zoals jij jezelf lijkt te kussen. Is dat soms de reden waarom je zo trilt, zowel van voren als van achteren, waardoor je lippen voortdurend op en neer bewegen?
Als ik je zou kunnen aanraken, zou ik je bewegingen beter kunnen begrijpen, nu volg ik je bewegingen zonder er deel van uit te maken.
Ze zeggen dat wezens zoals jij geen genot kennen, niet zuchten en kreunen, dat je alleen in bent voor een nummertje striptease, waarbij je met gemak zowel van kleur als van plaats kunt veranderen. Je lijkt me dan ook verwant aan de Portugese dichter Fernando Pessoa die zichzelf opdeelde in verschillende personen. Hij was voortdurend een ander die hij niet was.
Ik las vanochtend in zijn liefdesbrieven aan de enige geliefde die hij ooit heeft gehad. De brieven zelf zijn vrij stuntelig van aard, maar door hoe hij zijn brieven steeds besluit, vooral als je ze achter elkaar leest lijkt het net een gedicht, zijn ze meesterlijk en heeft hij een kus tot leven gewekt, getoverd bijna, die er daarvoor niet was. En al die kussen, een heel regiment, duizenden en miljoenen kussen, kussen in alle maten, die hij zijn geliefde toewenst, monden uit in die ene, onmogelijke, kus die hij nooit zal kunnen geven.
‘Dag schat, kussen, kusjes, smakkerds, pakkerds, zoenen en zoentjes van jouw,