windschermen. Wisse staat op, loopt naar het water, tuurt naar de ijscoventer.
‘Gini?’ roept hij.
Ze likt aan haar ijsje.
‘Gini...’ Hij aarzelt, trekt tenslotte vloekend zijn broek aan en rent naar het hotel. Zodra hij uit het zicht verdwenen is gooit Gini het stokje van haar ijsje op de grond en gaat languit op zijn handdoek liggen.
‘Verdomme, waar was je nou?’ Met een rood aangelopen hoofd staat Wisse voor haar.
‘Hier.’
‘Ja nu, maar zo net was je niet hier.’
‘Jawel.’
‘Jezus, ik word gek van je.’
‘Best, dan ga ik wel weg.’ Gini rent het water in en begint met vastberaden slagen richting Frankrijk te zwemmen. Ze zwemt voorbij de door het hotel bevestigde veiligheidslijn, voorbij de oranje boei.
‘Gini, kom terug! Giniiiiii...’
Na enkele minuten begint Wisse driftig haar kant op te crawlen. Zodra hij bij haar is klampt Gini zich als een drenkeling aan hem vast. Hij gaat kopje onder en slaat met zijn armen in het rond.
Venijnig stoot Gini met haar knie tegen de bobbel in zijn zwembroek.
's Nachts hoort Gini ze weer hijgen. Ze kan er niet van slapen. Het is een irritant geluid. Alsof dat niet ‘onhebbelijk’ is, zo'n rotherrie in een hotel maken. Ze staat slaapdronken op en gaat in de gemeenschappelijke badkamer door de kier van de deur staan kijken. Thalia kruipt op handen en voeten over de groene vloerbedekking, terwijl Wisse haar van achteren bestijgt. Net als de pony's bij de buren doen. Als het luide gekreun begint, gaat Gini weer in haar bed liggen. Met haar vingers stijf in haar oren wacht ze totdat het gekerm voorbij is.
‘Als je niet ophoudt met zeuren, is dit de laatste keer dat ik je mee naar het buitenland neem.’
Het regent pijpenstelen. Gini is uit haar humeur; haar moeder had beloofd dat ze mee mocht naar Genève maar nu het weer zo slecht is gaat ze alleen een oude vriendin in Montreux opzoeken.
‘Vakantie? Noem je dit soms vakantie? Ik heb me te pletter verveeld.’
‘Gini, doe niet zo ondankbaar...’
‘Jou werd niets gevraagd, meneer de psycholoog.’
‘Als je zo onhebbelijk tegen Wisse doet, blijf je vandaag alleen in het hotel.’
‘Des te beter, hij stinkt.’
Plotseling haalt Thalia uit.
‘Zo is het genoeg, vervelend wicht.’
Strak kijkt haar moeder haar aan. Ze heeft weer eens te veel rouge op haar gezicht. Ze is oud. Oud en lelijk. Ze is een hoer. Trillend van woede loopt Gini naar haar slaapkamer. Eenmaal alleen barst ze in snikken uit.
‘Vuile hoer, vuile vieze hoer.’
Naast haar wordt gelachen.
‘Dag engel, ik blijf niet lang weg.’
‘Maak je geen zorgen, ik red me wel,’ antwoordt Wisse vrolijk.
De deur wordt met een klap dichtgedaan.
Gini trekt de gordijnen dicht en gaat op bed liggen. ‘Ik haat je, ik haat je,’ bijt ze het kussen toe.
‘Kleed je aan dan gaan we met de bus naar Lausanne.’
Wisse staat in de deuropening en strikt zijn das.
‘Ik voel me niet lekker.’
‘Onzin, je voelt je prima. Kom nou, Gini, laten we iets leuks gaan doen.’
‘Ga maar zonder mij, ik heb geen baby-sitter nodig.’
‘Ik ben geen baby-sitter.’
‘Dat ben je wel, je hebt het zelf gezegd. En je hebt ook gezegd dat ik zielig ben omdat ik geen vader heb en dat ik extra aandacht nodig heb en...’
‘Het is niet netjes om mensen af te luisteren.’
‘Val dood, klootzak.’
Met een zucht draait Wisse zich om. Gini komt