De Revisor. Jaargang 23
(1996)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
Rudi Laermans en Carine Meulders
| |
[pagina 79]
| |
lijkheid ervan symboliseert. We verzoenen ons met de ons uitsluitende zoen als hij de begeleidende suggestie van een ‘meer’ ontkracht, ja ‘de-suggereert’.
Het lijkt alsof de tongkus ontsnapt aan woorden. De fysieke acrobatie van de om elkaar heen kronkelende tongen, het zich vermengen van speeksel, het ademen via de neus... - misschien is dit alles inderdaad te lichamelijk voor de literaire taal en ontkracht de ‘fysicaliteit’ van de tongkus zelfs de meest geciseleerde metafoor. Het valt hoe dan ook op dat, enkele spreekwoordelijke uitzonderingen daargelaten, poëzie noch roman treffende beschrijvingen van ‘de kuservaring’ hebben opgeleverd. Of is het kussen inderdaad een specifieke vorm van sociale uitwisseling, een bijzondere manier van ‘contact maken’ en communiceren, ja een eigen taal die, net als bijvoorbeeld de akt van het omhelzen of het ontkleden, met elke ontmoeting wordt geherdefinieerd. Niet iedere kus is uniek, wel het kussen met déze partner. In elke liefdesverhouding of seksuele relatie moeten de betrokkenen opnieuw ‘leren kussen’, een gemeenschappelijke bewegingstaal uitvinden in en doorheen het zoenen. Eerst improviseren ze nog, vaak onwennig, tastend en zoekend in de mondholte naar ankerpunten. Al gauw weten ze elkaars spierbewegingen ongemerkt te leiden, tot ten slotte hun tongen op een vast ritme dansen. De stilte die het kussen in de woordcultuur omgeeft, heeft de klassieke Hollywoodfilm ondertussen gevuld met tientallen, ja honderden scherpe close-ups van naar elkaar toebewegende gezichten, van op elkaar gedrukte lippen, van meer of minder snel bewegende kaken. De censuur op het tonen van seksueel geladen handelingen (de beruchte Hayescode) zorgde er mede voor dat zich tot aan het einde van de jaren vijftig rond de tongkus een eigenstandige beeldcultuur ontwikkelde. Kussen was in de Hollywoodfilm altijd een geladen, hoogst betekenisvolle akt, vaak zelfs een beslissend moment in het uitgebeelde verhaal. Niet zelden vormde de tongzoen het romantische slotakkoord. Want hoevele films eindigen niet met het beeld van een elkaar kussende man en vrouw, waarover een onzichtbare hand vervolgens in grote sierlijke letters ‘The End’ schrijft? Deze beeldcultuur kende inderdaad haar codes en conventies, en vooral haar fantasmatische gemeenplaatsen: bij elke in beeld gebrachte tongkus konden de kijkers het nooit getoonde vervolg er zelf bij fantaseren. Hollywood was noch is een droomfabriek maar veeleer een producent van droomstimuli. In de klassieke Hollywoodfilm bezat de bewegingstaal van het kussen een welhaast choreografisch karakter. Camera-standpunt, belichting, houdingen van de acteurs (uiteraard leidde de man de dans)... - niets werd aan het toeval overgelaten. Maar de getoonde gezichtsbewegingen verkregen vooral een welbepaalde expressiviteit door de combinatie met de ten gehore gebrachte muziek, meestal een variatie op het laat-romantische idioom. Vaak kondigde de muziek de komende tongkus aan, om dan in tweede instantie de in het beeld besloten suggestie van intimiteit en affectiviteit te intensiveren, op te stuwen | |
[pagina 80]
| |
naar een hoogte die zelf nooit in beeld kwam. Want de Hollywoodkus was beschaafd, gesublimeerd, van alle mogelijke wildheid ontdaan. De kussende protagonisten versnelden nooit hun kusbewegingen, ze zoenden elkaar nimmer op een uitzinnige manier. De wervelingen van de gewoonlijk dramatisch aanzwellende muziek moesten de gelijkmatigheid in het beeld compenseren. De kijker diende te horen wat hij niet zag (maar wellicht wel droomde).
De post-Hollywoodfilm is expliciet: het fantasma dat in het beeld van de kussende helden ligt besloten, wordt open en bloot geënsceneerd. De tongkus laat niet langer iets te raden over. Hij is thans een obligaat signaal, de voorbode van beelden van naakte, copulerende lichamen. Vaak moet de begeleidende muziek de hardheid van de beelden alsnog verzachten en suggereren dat wel degelijk liefde, romantiek, Grote Gevoelens in het geding zijn (die op een directe manier representeren lijkt meer dan eens het utopisch fantasma van de populaire cultuur). Hypothese: de evolutie in de positie van de tongkus in de commerciële film houdt gelijke tred met de gestadige verdwijning van dezelfde lichaamsbeweging uit het publieke leven. Tijdens de jaren zeventig toonden jongeren hun emancipatie door vaak en vol overgave te zoenen op openbare plaatsen. Met hun verdere ontvoogding verwierven ze het recht op seksuele contacten op almaar jeugdiger leeftijd. Zo verkortte de tussenfase waarin het stelen van een tongkus nog synoniem is met opwinding, roes, lichamelijke dronkenschap. Of wordt soms ook onze herinnering reeds al te zeer verkleurd door een zekere nostalgie, het tot een imaginair leven verdoemde verlangen naar de eerste gelukte tongkus? |
|