Lucas Hüsgen
Zij, de onverbiddelijke
I
‘Toch moet haar lichaam ergens zijn gebleven... Ik heb haar lichaam nog een kus gegeven.’
De rustgevende manier waarop hij een ander tot zichzelf liet komen, gepaard aan zijn arbeidszin en zijn integriteit, heeft mij naast zoveel andere facetten van zijn persoonlijkheid steeds doen vermoeden dat mij groot geluk beschoren zou blijven.
Geen van de talloze vrienden van ver voor mijn tijd heeft mij echter ooit uit kunnen of willen leggen wat hij met zijn laatste woorden bedoeld mocht hebben. Hij leek ze van zich af te slingeren, leek ze met een laatste krachtsinspanning ver van zich weg te braken, de pastelgele kamer van het oude academisch ziekenhuis bevlekkend die uitkeek over wijngaarden, over het vredige voortvlieten van de rivier in het dal en de grote blauwe bussen die opdoken vanachter zwarte dakpannen.
Sindsdien heb ik dagelijks uren doorgebracht aan mijn eigen raam en mijn blikken heb ik blindelings laten rusten op de nauwelijks nog kalmerende kleurenweelde van mijn tuin en ik heb daarbij overwogen dat ik het restant van mijn levensdagen misschien het beste doorbracht als waren het de herinneringen aan de dagen van voor mijn bestaan.
Voorzichtig trachtte ik nog enig genoegen te vinden in het vergeten van de namen van plantensoorten, in het onderling met elkaar verwarren van de verzorgingsvoorschriften, bloeitijden, specifieke botanische eigenschappen.
Pas toen ik besefte dat het juist die klont onbepaalde kleurenweelde was die mij de rust verschafte te denken aan zijn woorden als waren zij het voortvlieten van de rivier in het dal, kon ik voor het eerst sinds ik het huis betrokken had de indringende geuren van de salon beginnen te waarderen, ondernam ik op donkere dagen de wandeling naar het gerechtsgebouw met zijn nog bezonkener makend roze stucwerk, met zijn glanzend zwarte schoenen en panties onder blauwe rokken, met meeuwen hier en daar, dan ook spreeuwen op kapitelen.
Ik besteed sindsdien aan al wat ik zie gedachten. Bij gelegenheid delibereer ik graag met mijzelf onder de eik waar het geurt naar frituur en worst. Ik ontdek dat ik