De Revisor. Jaargang 23(1996)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] Peter Theunynck Het papieren tijdperk 1 Lang voor de machinetijd de koetser schept het papier uit de kuip. De huid van zijn ivoorwitte geliefde legt hij op het zachtste wollen vilt. Dan weer een vel, een vilt. Zijn handen ruiken nog naar bomen, zijn kleren naar schaap. Hij heeft geen haast. En zie hoe hij de kleine hand van de tijd neemt en met haar wandelt in de herfstzon. 2 Hoe hij zich verder uit het zweet werkt, vel na vilt, en ongewild de hoop naast hem volgroeit. Uit medelijden met die weke vlokken wol, gisteren nog heuvelruggen grazend in de Kaap, draait hij de vijzen van de schroefpers verder aan: hoor hoe het schootwater over het onland klatert. Het schaap de goedbewaarde code van zijn huid de boom ontsluit, als de papiermaker het vraagt. 3 Techniek is hem glimmend voorbijgefietst - zijn tanden maalden mooi maar veel te weinig energiek. Nu wordt het dierenrijk geëmbosseerd, roestvrijheid maakt een ruwe indruk op het weke vel. De vezels scheuren en bekreunen zich, maar niemand kijkt nog naar de onderlagen van het onbeschreven blad. Nergens nog te leren valt hoe langzaam de papiermolens langzaam draaien. [pagina 64] [p. 64] 4 En zo komt de dag dat niemand weet hoe het schaap aan de wilg zit. Zo raakt het fijne traliewerk van waterlijnen dicht- geslibd. Alleen de tijd herinnert zich de handen van de man van Angoumois, de la waarin men vakmanschap bewaart. Zijn vingers van vergeten traag. Hoe op een winter hij de vlokken kaardt. 5 Van het weven krijgt de stof haar textuur, door grootte en vorm van kristallen de zinnen, de welving van boezem, van dijen en kuit van armen en benen en huid het beminnen. Het is de stoom die het patroon vervilt, het blad voor altijd van het doek vervult. Neen, de hete adem van een liefdesnacht is niets, bij wat vilt met vel vermag. 6 Het blad beschrijven en dat menigvoud van kleine watergangen zuigt zich vol galnoot en ijzerzout. Maar het inkohieren van wat ons is, laat zich niet dicteren door de kronkels van mijn rechterhand. De wonden van de helix heelt de noorderwind, en in de zuiderzon de ram zijn vacht tot wasdom komt, in de kuip vindt het papier zijn samenhang maar jij ontsnapt me van de eerste tot de laatste zang [pagina 65] [p. 65] Vorige Volgende