De Revisor. Jaargang 23(1996)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Hans van Pinxteren Klapwiekend scharlaken Lopend over de straatweg, over de harde straatweg op afgetrapte schoenen, werd ik mij bewust, werd ik pijnlijk mij bewust dat ik op kapotte schoenen liep. Over de betonnen landweg, temidden van de velden, voelde ik mijn tenen, zag ik de knobbels van mijn voeten puilen door de gaten in mijn schoenen. Lopend in de winter tussen de verlaten velden door, werd ik mij bewust, werd ik pijnlijk mij bewust dat ik zonder schoenen liep over de harde weg. [pagina 27] [p. 27] De zon vliegt, scherven vliegen zich aan de zon een krans van duiven klap- wiekt boven de bomen achter het huis, tollend rond mijn denken tolt. Buig je het hoofd, het licht nu van buiten komt buiten opnieuw aan zwerven toe, als toen ik vroeg naar welke kleur je haar stond. Trek nu omhoog met beide handen de dos omhoog, nu dit oog bij de krans van duiven, moeder dit parel- snoer, openwaaiert en zich sluit ziet nu dit oog hoe bij de aanzet in je nek het blond vervloeit tot zwart. Waar klapwiekend scharlaken wolken de zon aan scherven vliegen, herhalend zich in de beweging, buig je het hoofd, nemen je handen de vracht op, ziet nu hoe op de foto valt het licht van buiten. [pagina 28] [p. 28] Nog voor het kinderlied op mijn lippen is bestorven, kom jij weer naderbij. Hoor ik je vragen? Vragen stel je niet. Je komt als in een dansen nader, een dansen of je vlijt, je aan mij vlijt zo licht dat ik, gewekt tot streling, al even licht je houd tegen mijn borst. Als dansten wij formules van een steeds verschietend licht. In deze streling volgt mijn hand lijnen van riet, speel jij de rietfluit nu of zijn het wervels, je wervels die de kooi indringen van mijn borst? Kijk, samen vormen wij een bouwwerk, weef ik door jouw rietfluiten motief stemmen van een steeds verschietend licht. [pagina 29] [p. 29] Een toren. Ik loop om de toren de velden in. Alles is stil, verstilt in de wind die ruist door het koren, het rijpende dat van zichzelf spreekt, dat lispelt al hoe het gemalen wordt. Het is een traag vermalen dat slaat tot in het kneden van de brij die aan je handen kleeft. Dat klinkt tot in het gisten van het deeg, de vlammen die het harden, de kaken die het brood verkruimen. Ik zie je gaan in de beweging van het koren. Vorige Volgende