de de veronderstelling dat hij met iets onaangenaams geconfronteerd was geweest. De even geopende mond was nu gesloten en ik zag ook dat hij zijn blik weer afgewend had naar een ander deel van mijn kamer. Hij probeerde natuurlijk de onbehaaglijke indrukken te verwerken die de tomeloze val van de schaar in hem hadden opgewekt, maar zoals wij allen weten, dat heeft tijd nodig. Ik besloot hem die ook te gunnen en ik bukte mij om de schaar op te rapen die nog steeds met de punten in het linoleum stak.
Er kwam enig geweld aan te pas om haar uit de vloer te trekken en toen ik dat gedaan had ontdekte ik de bluts. Ze was driehoekig en gaaf aan de randen, aan een kant scherp weggesneden, een haast mathematische vorm. Hoewel het vervelend was dat de vloer beschadigd was, en naar ik aanneem onherstelbaar, werd ik getroffen door de schoonheid van het defect. Niet iedere beschadiging is noodzakelijkerwijs een smet, een ongewenste inbreuk op dat wat eerst volmaakt schijnt, de gewijzigde toestand doet het getroffene vaak nog aan prestige winnen, geeft het extra glans, karakter. Ik heb wel eens gehoord dat een auto pas ingereden is als hij zijn eerste deuk heeft opgelopen en ik ben geneigd dat te beamen.
Maar met dat alles zat ik nog immer met mijn rusteloze bezoeker, die zich inmiddels aan de rug van de stoel, die voor mijn bureau stond, vastgreep. De knokkels van zijn handen werden spierwit en ik begon te vrezen dat hij wellicht flauw zou vallen, een onaangenaam vooruitzicht want als ik ergens bang voor ben dan is het wel voor ongelukken. Ik weet dat er mensen zijn die er hun hand niet voor omdraaien om hun gevallen medemens te helpen in zijn nood maar mij verlamt het, zelfs de gedachte aan bloed doet mij reeds rillen. Paniek maakte zich dus meester van mijn gedachten. Zie je wel, daar had je het al, de onrust van die man was vast en zeker besmettelijk, hij was op mij overgeslagen.
Kalmte alleen kon mij redden en daarom pakte ik weer een envelop van de weggeschoven stapel en knipte er zo rustig mogelijk de postzegel vanaf, ruim om de tanding heen, zodat beschadiging onmogelijk was. Het maakte me wat rustiger, mijn hartslag vertraagde weer enigszins, af en toe voelde ik aan mijn pols of de vroegere regelmaat hersteld was. Ik knipte in een boogje om de zegel heen, de envelop steeds iets verschuivend, ik realiseerde me dat knippen de beste remedie is voor iedere verstoring van de normale loop der omstandigheden. Weliswaar verminkte ik de envelop, maar mijn uiteindelijke doel was juist onbaatzuchtig: de afgeknipte zegels, nu nog verzameld in een daarvoor apart gehouden envelop, zouden worden afgeweekt, van de onafgestempelde exemplaren profiteerde het parket opnieuw, de gestempelde vonden hun bestemming in mijn familiekring. Er waren altijd neefjes of nichtjes die ze met blijdschap zouden verwelkomen. Dat vooruitzicht stemde mij kalmer en mijn stemming steeg geleidelijk aan weer tot een acceptabel niveau.
Hij had zijn wangen opgeblazen. Ik ben geen bioloog, enige reserve is dus geboden, maar de overeenkomst met een pad was treffend. Zou hij zich wel goed voelen? Ging hij kwaken? Nu ik zelf in rustiger vaarwater terecht was gekomen, kreeg ik weer oog voor mijn talmende medemens. Het was blijkbaar een logisch gevolg van mijn verbeterde stemming dat ik oog kreeg voor zijn gemoedstoestand. Als men de ander met enthousiasme tegemoet treedt ontstaat vanzelf een ondergrond waarop warmere gevoelens opbloeien. Is niet het hele leven een kweekvijver van gevoelens, goede en slechte, en komt het er niet op aan om te voorkomen dat het kroos de waterlelies verstikt?
Ik stopte de inmiddels uitgeknipte postzegel bij de andere in de envelop. Omdat alle beschikbare enveloppen van hun zegels waren ontdaan, keek ik eens op mijn horloge. Half drie alweer - maar dan was het al theetijd geweest. Ik luisterde ingespannen of het karretje van de theejuffrouw al kwam aanrollen. Was het verbeelding of hoorde ik het wagentje werkelijk naderen? Nee, ijdele hoop.