Jan Kuijper
De verborgen stijl
Als wij met onze automobiel thuiskomen, en ‘Sesam, open u!’ roepen tegen de gecomputeriseerde garagedeur, dan realiseren we ons dat we misschien wel onze stem kunnen verdraaien, maar dat we ons niet kunnen verbergen in de stem van een ander - hoe we ook ons best doen, de poorten van andermans carport zullen voor ons gesloten blijven.
Wat voor de stem geldt, geldt dat niet ook voor de stijl? Zoals de stem door een robot wordt herkend, kan een computer, mits daarop voorbereid, van een tekst vaststellen of hij door een bepaalde schrijver is vervaardigd of niet, en een schrijver moet wel heel erg zijn best doen (wat inhoudt dat hij de plagiaris van een of meer van zijn collega's wordt) om zich aan deze nierenproef te onttrekken.
Dat de stijl de mens zelf is, zoals Buffon beweerde, wordt binnen drie eeuwen glansrijk bevestigd door een onbevooroordeeld instrument, dat ons werk feilloos aan ons toeschrijft, onder welk pseudo- of heteroniem wij het ook in het licht hebben gegeven. Alleen een totaal overgeschreven collage houdt ons buiten schot - maar dat wisten we eigenlijk wel: bij het afpersen verzenden we immers al sinds lang brieven die bestaan uit her en der uitgeknipte, liefst gedrukte letters en woorden.
Rosencrantz en Guildenstern zijn dood, en voor hun dood heeft Shakespeare ze maar amper hun mond open laten doen. Toch hebben we het gevoel, wanneer we Hamlet zien of lezen, dat deze beide heren ten voeten uit getekend zijn, dat ze hun karakter in hun eigen woorden oproepen, dat hun persoon gevormd wordt door hun eigen stijl, en dus niet door die van Shakespeare. Maar dat laatste moet zinsbegoocheling zijn: vergelijken we willekeurige regels uit Shakespeare z'n stukken met regels van Marlowe, Hooft of Brederode, dan springt de karakteristiek van de auteur steeds in het oog, terwijl die van de personages naar het tweede plan verdwijnt. Blijkbaar zijn