| |
| |
| |
Arnan Oberski
Vertaalde Zangen van Maldoror
Lautréamont op 19-jarige leeftijd. Imaginair portret door Salvador Dali, 1937.
Les Chants de Maldoror van Lautréamont verscheen voor het eerst in 1869. In 1917 publiceerde uitgeverij Van Dishoeck de vertaling van J. Stärcke, die ook nu nog van opvallend hoge kwaliteit is en een grote poëtische kracht heeft, terwijl nauwelijks van de oorspronkelijke tekst is afgeweken. Stärcke maakt weliswaar hier en daar vergissingen en vertaalt letterlijk als hij er bij moeilijke passages niet helemaal uitkomt, maar deze gebreken worden ruimschoots gecompenseerd door het geheel. C.N. Lijsens vertaling (De Bezige Bij 1962), herdruk met enkele verbeteringen Athenaeum - Polak & Van Gennep 1970) voegt daar naar mijn idee niet veel aan toe.
Opvallend is over het algemeen dat Lijsen vrijwel alle curiositeiten van Stärcke ook heeft. Ik noem er maar een paar: ‘beledigingen toeslingeren’, ‘diep gezonken’, ‘kristallisaties van een hogere zedelijke schoonheid’, ‘guirlandes van rozen en kalmoes’ (grappig is overigens dat vétyver, door beiden vertaald met het prachtige ‘kalmoes’ (wat niet hetzelfde is als vétyver), in het Nederlands gerust met het al even curieuze ‘vetiver’ vertaald kan worden), ‘in uitstorten’ voor se précipiter, enzovoort.
De vraag bij het vertalen van dit soort teksten is of je de nadruk moet leggen op de vorm (dat wil zeggen de ‘klinkende’ taal) of de inhoud. In dit ‘poëtisch proza’ zijn de beelden grotendeels afhankelijk van de woorden die zich omwille van het ritme en de klank opdringen en waarbij elke volgende zin min of meer door associatie tot stand komt. Daarmee vormen taal en inhoud in het origineel een onlosmakelijk geheel, een effect dat in de vertaling verdwijnt. Omdat een Nederlandse tekst die op dezelfde wijze tot stand zou komen, nooit een vertaling kan zijn maar een nieuwe tekst is, kom je vanzelf weer bij de inhoud terecht, die in vertaling nu eenmaal niet zo poëtisch is als het origineel. Ditzelfde probleem speelde bij de vertaling van Stenen van Roger Caillois (verschijnt dezer dagen bij De Bezige Bij in de Rasterserie).
Met mijn eigen vertaling (in opdracht van brtn Radio 3 die een voordracht van de tekst met muziek gaat uitzenden) wil ik laten zien dat er niettemin een vertaling te maken is die niet teveel teruggrijpt op Stärcke of teveel van het Frans afwijkt.
| |
| |
| |
1869
O pédérastes incompréhensibles, ce n'est pas moi qui lance-
rai des injures à votre grande dégradation; ce n'est pas moi
qui viendrai jeter le mépris sur votre anus infundibuliforme.
Il suffit que les maladies honteuses, et presque incurables,
qui vous assiégent, portent avec elles leur immanquable châ-
timent. Législateurs d'institutions stupides, inventeurs d'une
morale étroite, éloignez-vous de moi, car je suis une âme im-
partiale. Et vous, jeunes adolescents ou plutôt jeunes filles,
expliquez-moi comment et pourquoi (mais, tenez-vous à une
convenable distance, car, moi non plus, je ne sais pas résister
à mes passions) la vengeance a germé dans vos coeurs, pour
avoir attaché au flanc de l'humanité une pareille couronne de
blessures. Vous la faites rougir de ses fils par votre conduite
(que, moi, je venère!); votre prostitution, s'offrant au premier
venu, exerce la logique des penseurs les plus profonds, tandis
que votre sensibilité exagérée comble la mesure de la stupé-
faction de la femme elle-même. Êtes-vous d'une nature
moins ou plus terrestre que celle de vos semblables?
Possédez-vous un sixième sens qui nous manque? Ne mentez
pas, et dites ce que vous pensez. Ce n'est pas une interroga-
tion que je vous pose; car, depuis que je fréquente en obser-
vateur la sublimité de vos intelligences grandioses, je sais
à quoi m'en tenir. Soyez bénis par ma main gauche, soyez
sanctifiés par ma main droite, anges protégés par mon amour
universel. Je baise votre visage, je baise votre poitrine, je
baise, avec mes lèvres suaves, les diverses parties de votre
corps harmonieux et parfumé. Que ne m'aviez-vous dit tout
de suite ce que vous étiez, cristallisations d'une beauté mora-
le supérieure? Il a fallu que je devinasse par moi-même les in-
nombrables trésors de tendresse et de chasteté que recélaient
les battements de votre coeur oppressé. Poitrine ornée de
guirlandes de roses et de vétyver. Il a fallu que j'entr'ouvrisse
vos jambes pour vous connaître et que ma bouche se sus-
pendît aux insignes de votre pudeur. Mais (chose importante
à répresenter) n'oubliez pas chaque jour de laver la peau de
votre parties, avec de l'eau chaude, car, sinon, des chancres
vénériens pousseraient infailliblement sur les commissures
fendues de mes lèvres inassouvis. Oh! si au lieu d'être un
enfer, l'univers n'avait pas été qu'un céleste anus immense,
regardez le geste que je fais du côté de mon bas-ventre: oui,
j'aurais enfoncé ma verge, à travers son sphyncter sanglant,
fracassant, par mes mouvements impétueux, les propres pa-
rois de son bassin! Le malheur n'aurait pas alors soufflé, sur
mes yeux aveuglés, des dunes entières de sable mouvant;
j'aurais découvert l'endroit souterrain où gît la vérité endor-
mie, et les fleuves de mon sperme visqueux auraient trouvé
de la sorte un océan où se précipiter!
Lautréamont, Les Chants de Maldoror, vijfde zang, Gallimard,
p. 207-208
| |
1917
O onbegrijpelijke pederasten, niet ik zal u beleedigingen toe-
slingeren omdat gij zoo diep zijt gezonken; niet ik zal verach-
ting komen uitstorten over uw trechtervormige anus. Het is
reeds genoeg dat de schandelijke, en bijna ongeneeselijke
ziekten, die u gestadig kwellen, onfeilbaar hun kastijding met
zich medebrengen. Gij wetgevers die stomme wetten maakt,
bedenkers van een bekrompen zedeleer, gaat weg van mij,
want ik ben onpartijdig. En gij, jonge knapen of liever jonge
meisjes, verklaar mij hoe en waarom (maar, blijft op een be-
hoorlijken afstand, want ook ik kan mijn hartstochten niet
bedwingen) de wraak in uw harten heeft wortel geschoten,
dat gij zulk een krans van wonden aan de zijden der mensch-
heid hebt gehecht. Gij doet haar over haar zonen blozen door
uw gedrag (dat ik juist vereer!); uw ontucht waarmee gij u
geeft aan den eerste den beste, stelt de logica van de grootste
denkers op de proef, terwijl uw overgevoeligheid de maat vol
maakt van de stomme verbazing der vrouw zelve. Is uw
wezen méér of minder aardsch dan dat van uw medemen-
schen? Bezit gij een zesde zintuig dat ons ontbreekt? Spreekt
de waarheid, en zegt hetgeen gij denkt. Dat is geen vraag die
ik tot u richt, want, sinds ik vaak de verhevenheid uwer
grootsche geesten als onderzoeker heb aanschouwd, weet ik
wat ik ervan te denken heb. Weest door mijn linkerhand ge-
zegend, weest door mijn rechterhand geheiligd, engelen die
ik met mijn alomvattende liefde heb begunstigd. Ik kus uw
gelaat, ik kus uw borst, ik kus, met mijn zachte lippen, al de
deelen van uw liefelijk en welriekend lichaam. Hadt gij maar
terstond gezegd wat gij waart, kristallisaties van een hoogere
zedelijke schoonheid? Nu moest ik zelf gissen welke tallooze
schatten van teederheid en kuischheid het kloppen van uw
bedrukte hart verborgen hield. Uw borst die met guirlanden
van rozen en kalmoes is versierd. Nu moest ik uw beenen
vaneen doen om u te kennen, en mijn mond vastklemmen
aan de teekenen uwer schaamte. Maar (deze belangrijke zaak
houde men voor oogen) vergeet niet elken dag de huid van
die deelen met warm water te wasschen, want anders zouden
er onfeilbaar venerische sjankers voor den dag komen op de
gescheurde hoeken van mijn onvoldane lippen. O! ware het
heelal, inplaats van een hel, niets dan een onmetelijke hemel-
sche anus, zie welk gebaar ik met mijn onderbuik maak: ja,
dan had ik mijn roede door zijn bloedende sluitspier gedre-
ven, en de wanden ervan door mijn onstuimige bewegingen
verscheurd. Dan had de rampspoed niet heele duinen stuif-
zand op mijn verblinde oogen gewaaid; ik had het onderaard-
sche oord ontdekt, waar de waarheid ligt te slapen, en de
stroomen van mijn slijmerig sperma hadden zoo een oceaan
gevonden, waarin zij zich uit konden storten.
Graaf de Lautréamont, De zangen van Maldoror, vertaald en
ingeleid door J. Stärcke, C.A.J. van Dishoeck, Bussum 1917,
p. 185-186
| |
| |
| |
1962/1970
O, onbegrijpelijke pederasten, niet ik zal u beledigingen toe-
slingeren omdat u zo diep gezonken bent; niet ik zal verach-
ting komen uitstorten over uw trechtervormige anus. Het is
genoeg dat de schandelijke en bijna ongeneeslijke ziekten,
die u geen rust gunnen, hun onvermijdelijke straf met zich
meebrengen. Opstellers van stompzinnige wetten, uitvinders
van een bekrompen moraal, ga weg van mij, want ik ben een
onpartijdige geest. En jullie, jongemannen, of liever jonge
meisjes, verklaar mij hoe en waarom (maar blijf op een be-
hoorlijke afstand, want ook ik kan mijn hartstochten niet be-
dwingen) de wraak in jullie harten ontkiemde, dat jullie zulk
een krans van wonden in het ingewand der mensheid hebt
gelegd. Jullie levenswandel (die ik vereer!) doet haar blozen
over haar zonen; jullie ontucht, waarmee je je geeft aan de
eerste de beste, stelt de logika van de grootste denkers op de
proef, terwijl jullie overdreven overgevoeligheid de maat der
verbazing van de vrouw zelf vol maakt. Is jullie wezen meer
of minder aards dan dat van je medemensen? Hebben jullie
een zesde zintuig dat ons ontbreekt? Lieg niet en zeg wat je
denkt. Het is geen vraag die ik jullie stel, want sinds ik als
waarnemer dikwijls met de verhevenheid van jullie groots
verstand in aanraking kom, weet ik waar ik mij aan te houden
heb. Weest door mijn linkerhand gezegend, weest door mijn
rechterhand geheiligd, engelen die onder de bescherming
van mijn alomvattende liefde staan. Ik kus je gelaat, ik kus je
borst, ik kus met mijn zachte lippen al de delen van jullie har-
monisch en welriekend lichaam. Waarom hebben jullie mij
niet dadelijk gezegd, wat jullie zijn, kristallisaties van een ho-
gere zedelijke schoonheid? Nu moest ik zelf de talloze schat-
ten aan tederheid en kuisheid gissen, die het kloppen van je
bedrukte hart verborgen hield. Je borst die met guirlandes
van rozen en kalmoes is versierd. Nu moest ik uw benen van-
een doen om u te kennen en met mijn mond aan de ereteke-
nen van uw schaamte hangen. Maar (dit is het overwegen
waard) vergeet niet elke dag de huid van die delen met warm
water te wassen, want anders zouden er onvermijdelijk syfili-
tische gezwellen komen op de gescheurde hoeken van mijn
onverzadigde mond. O, was het heelal, in plaats van een hel,
niets anders dan een onmetelijke hemelse anus, zie het gebaar
dat ik met mijn onderbuik maak: ja, dan had ik mijn lid
door zijn bloedende sluitspier gedreven en de wanden van
zijn bekken door mijn onstuimige bewegingen gescheurd.
Dan zou het ongeluk niet hele duinen van stuifzand op mijn
verblinde ogen hebben geblazen; ik zou het onderaardse
oord ontdekt hebben, waar de waarheid ligt te slapen en de
stromen van mijn kleverig sperma hadden zo een oceaan ge-
vonden, waar zij zich in uit konden storten!
Comte de Lautréamont, De zangen van Maldoror, vertaald door
C.N. Lijsen, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam
1970 (= 19623), p. 172-173
| |
1995
O, ondoorgrondelijke pederasten, niet ik zal jullie met hoon
overladen om jullie grote verdorvenheid; niet ik zal mijn min-
achting over de trechtermond van jullie anus uitstorten. Het
volstaat dat de schandelijke en bijna ongeneeslijke ziekten
waardoor jullie worden belaagd, niet zonder hun onvermijde-
lijke straf zullen toeslaan. Wetgevers van stompzinnige instel-
lingen, bedenkers van een bekrompen moraal, blijf uit mijn
buurt want mijn ziel is onpartijdig. En jullie, jonge adolescen-
ten of liever nog, jonge meisjes, leg mij eens uit (maar be-
tracht een gepaste afstand want ook ik weet mijn hartstocht
niet in toom te houden) hoe en waarom er zo'n wraak in jul-
lie hart is ontkiemd dat jullie de schoot van de mensheid van
zo'n krans van wonden hebben voorzien. Het schaamrood
staat haar op de kaken door jullie hoerige gedrag (dat ik juist
wel eerbiedig!); zoals jullie je aanbieden aan de eerste de bes-
te stelt de logica van de grootste denkers op de proef, terwijl
jullie overdreven gevoeligheid minstens even verbijsterend is
als die van de vrouwen zelf. Zijn jullie aardser of juist minder
aards dan jullie gelijken? Bezitten jullie een zesde zintuig dat
ons ontbreekt? Lieg niet en zeg wat jullie denken. Ik stel die
vragen wel maar ondervragen doe ik niet; want sinds ik als
toeschouwer te maken heb gekregen met de verhevenheid
van jullie grandioze verstand, weet ik waaraan ik mij moet
houden. Wees gezegend door mijn linkerhand, wees gehei-
ligd door mijn rechterhand, jullie engelen die beschermd zijn
door mijn universele liefde. Ik kus jullie gezicht, ik kus je op
je borst, ik kus met zwoele lippen vele delen van jullie harmo-
nieuze, geurige lijf. Waarom hebben jullie niet meteen verteld
wat jullie zijn, namelijk de verpersoonlijking van de uitgekristalliseerde
en superieure morele schoonheid? Ik moest zelf
maar raden welke enorme schatten van teder- en kuisheid
schuilgaan achter het kloppen van jullie beklemde harten. Een
borst versierd met rozenslingers en met vetiver. Ik heb jullie
benen moeten spreiden om jullie te leren kennen en heb met
mijn mond aan de onderscheidingstekens van jullie schaamte
moeten hangen. Maar (en dit is een belangrijke opmerking)
vergeet niet dagelijks jullie huid te wassen met warm water,
want anders ontstaan er gegarandeerd venerische sjankers in
de hoekspleten van mijn onbevredigde lippen. O, als het heel-
al geen hel was maar alleen een immense hemelse anus, kijk
dan naar wat ik doe met het onderste van mijn romp: ja, ik
zou mijn lid de bebloede sluitspier in duwen en de wanden
van het bekken door mijn onstuimige bewegingen verbrijze-
len. In dat geval had het ongeluk niet hele duinen stuifzand
in mijn verblinde ogen geblazen; dan had ik de ondergrondse
plek ontdekt waar de waarheid ligt te slapen en zouden de
plakkerige stromen van mijn sperma op die manier een
oceaan hebben gevonden om zich in te storten!
Lautréamont, Les Chants de Maldoror, in de vertaling van
Arnan Oberski
|
|