De Revisor. Jaargang 22
(1995)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Matthijs van Boxsel
| |
[pagina 53]
| |
zijn neus volgde en weer terugkwam in Kampen, ervan overtuigd Zwolle te hebben bereikt. (Overigens lijken de winkelstraten van beide steden sprekend op elkaar: dezelfde broodjeszaken, ABC winkels, verkeersborden, bomen, honden, vliegen...).Ga naar margenoot+ Singer verhuisde het toneel naar Chelm, de spreekwoordelijk domme stad van de Poolse joden.
Het omdraaien van de laarzen is een loos gebaar dat echter een wisseling van perspectief tot gevolg heeft. Het verschil van niets maakt een wereld van verschil. Het bevrijdt de domoren van de treurige banaliteit van hun bestaan, maar ook berooft het de wijzen van hun uniciteit. | |
Engeland en Engeland‘Ik heb dikwijls zin gehad een verhaal te schrijven over een Engelsman in een jacht, die een kleine fout maakte in zijn koersberekening en Engeland ontdekte, met het idee dat het een nieuw eiland in de Zuidzee was.’ Dit verhaal van G.K. Chesterton uit Orthodoxie (1907) geeft een zuiver voorbeeld van een epimetheïsche daad, van een handeling die slaagt in de mislukking zelve. De Engelsman vond namelijk ongeweten en ongewild de oplossing van wat Chesterton zag als het voornaamste probleem van de filosofie: ‘Hoe kunnen wij ervoor zorgen, dat we ons blijven verbazen over deze wereld en er ons tegelijkertijd toch ook weer in thuis voelen?’ De koekoek van Gotham; uit The Merry Tales of the Mad-men of Gottam, Londen, 1630.
| |
KoekoekHoe is het mogelijk dat een volstrekt dwaas, futiel, ‘mislukt’ gebaar een ommekeer teweegbrengt waardoor zelfs de meest alledaagse gebeurtenissen iets bijzonders krijgen? Deze vraag raakt de kern van het dwaze, maar doelmatige mechanisme van de spot en de discriminatie. | |
[pagina 54]
| |
Overal en altijd hebben mensen elkaar wederzijds spotnamen gegeven. Bekend is de eeuwenoude strijd tussen de Blauwvingers van Zwolle en de Steuren van Kampen, de Galgelappers van Leeuwarden en de Garnaten van Dokkum, de Koeketers van Amsterdam en de Muggen van Haarlem. De spotnamen die aan de stadsbewoners werden toegekend, zijn van generatie op generatie overgeleverd. Sommige namen zijn in de loop der tijd verbasterd of geheel en al veranderd. Vaak is de omstandigheid of gebeurtenis die de naam moet verklaren in de vergetelheid geraakt. Veel spotnamen hebben alle culturele, politieke en sociale veranderingen overleefd zonder overigens iets aan explosieve kracht in te boeten. Zo voldeed tot voor kort het simpele woord ‘Steuren’ om de inwoners van Kampen tot woede te drijven. Het verhaal hierachter wil dat de Kampenaren voor het feestmaal een grote steur hadden gevangen. Toen de eregast niet kwam opdraven, hebben ze de vis weer uitgezet in de IJssel met een bel om de nek, opdat zij hem te gelegener tijd weer zouden kunnen opsporen. Met een achteloos ‘Koekoek’ kon men zowel in het Zwitserse Gersau als in het Engelse Gotham op een pak slaag rekenen. De naam verwijst naar de koekoek die de inwoners achter een schutting hadden opgesloten; toen de vogel er overheen vloog, verweten zij zichzelf de schutting niet hoger te hebben gemaakt.
Hoe kan het dat de spot na al die jaren zijn kracht heeft behouden, zelfs nu alle feiten en omstandigheden drastisch zijn veranderd? | |
De antinomie van de spotDe Belgen staan bekend als Domkoppen. Waarop is die spotnaam gebaseerd?Ga naar margenoot+ De these luidt: Die van België heten Domkoppen omdat hun eigenschappen aan die omschrijving voldoen. Maar deze benadering gaat voorbij aan de dogmatische dwaasheid van de spot: die van België heten Domkoppen omdat ze Domkoppen worden genoemd. Ook als niemand iets van het land en zijn eigenschappen weet, voldoet het te weten dat iedereen het zo noemt om de spot tot een succes te maken. Het gaat hier om een collectieve, rituele, onpersoonlijke dwaasheid. De naam verwijst naar een volk omdat ‘MEN’ dit volk zo noemt. De spotters weten stuk voor stuk wel beter; zij lachen niet om België, maar om de moppen die als het ware voor hen in de domheid van de Belgen geloven. De antithese luidt: Die van België heten Domkoppen omdat het land ooit zo is gedoopt wegens een feitelijke of vermeende domheid van de inwoners. En zij zullen Domkoppen heten ook als hun eigenschappen zijn veranderd of als mocht blijken dat de naam er van begin af aan naast heeft gezeten. | |
[pagina 55]
| |
Maar degene die zou weten te achterhalen waarom het land in een ver verleden (terecht of onterecht) zo is genoemd, gaat voorbij aan de ongrijpbare kwaliteit die de komische identiteit van België garandeert, zelfs als al haar eigenschappen zijn veranderd, de trek die het land identiek maakt aan zichzelf in alle mogelijke werelden. De harde onveranderlijke kern die de eigenschappen van de inwoners, inclusief hun wijsheid in een komisch daglicht stelt, is de idiotie, een kwaliteit die wij tevergeefs in de werkelijkheid zoeken. Tussen de dogmatische dwaasheid van de spot en die ongrijpbare idiotie van de Belgen bestaat een wisselwerking. Om dit te begrijpen moeten wij eerst de idiotie isoleren. | |
‘Kampen, dat is domheid!’Het verhaal van de steurvangst is een van de zogenaamde ‘Kamper uien’. De uienGa naar margenoot+ roepen een komisch beeld op van Kampen. Van discriminatie is echter pas sprake wanneer een omkering plaatsvindt en Kampen wordt geïdentificeerd met dit komische beeld: Kampen is de stad van de uien. Schijnbaar is dit een cirkelgang, immers: de uien verwijzen naar de domheid van Kampen, en die domheid is verdicht in de uien. Maar hier schuilt de valstrik. ‘Kampen, dat is domheid!’ kan niet worden omgedraaid in: ‘Domheid, dat is Kampen!’. Tevergeefs zullen wij in Kampen speuren naar bewijzen die de spot rechtvaardigen. (Even vruchteloos zoeken wij in Kampen naar sporen van wijsheid, ook al zegt de reclame voor studieboeken van uitgeverij Kok: ‘Kampen, dat is wijsheid!’) Kampenaren zijn dom omdat het Kampenaren zijn. Niet: Kampenaren zijn Kampenaren omdat ze dom zijn! Ze zullen ‘dom’ heten ook als ze wijsgeren voortbrengen. De domheid van Kampen valt niet te weerleggen door naar de werkelijkheid te wijzen. De spot doelt niet op lokale feiten. (Daarom valt uit spotnamen en grappen ook geen kennis over volk, ras of stam af te leiden.) Maar als de spot niet naar de eigenschappen van de inwoners verwijst, waarnaar dan wel? De spotnaam doelt op het ongrijpbare, intrigerende, komische dat in Kampen meer is dan Kampen: de idiotie. | |
Het ‘ik weet niet wat’‘Waar ligt België?’ ‘U staat erop.’ De spotnaam ‘Belg’ verwijst naar een veronderstelde domheid van de Belgen. Maar de eigenlijke discriminatie vindt pas plaats als wij de relatie omdraaien en zeggen: ‘Belgen zijn dom omdat het Belgen zijn’. Deze omkering lijkt tautologisch omdat ‘Belg’ ‘domoor’ betekent, maar dit is schijn: ‘Belg’ in ‘omdat het Belgen zijn’ verwijst niet naar | |
[pagina 56]
| |
een werkelijke of veronderstelde eigenschap, maar naar het ‘ik weet niet wat’ in de Belg dat meer is dan de Belg, de kwaliteit die de spotter zo wanhopig probeert te vangen in moppen: de idiotie. | |
Steen des aanstootsDe spot doelt op de onbegrijpelijke idiotie van de Belgen die de oorzaak zou zijn van hun dwaze gedrag, maar ook van onze mislukte pogingen hen te doorgronden. De idiotie is de steen des aanstoots die onze spot rechtvaardigt. Maar de idiotie geeft geen aanstoot; wij nemen aanstoot aan de idiotie en voegen haar alle mogelijke schimpnamen toe. Net zoals de steen waarover wij struikelen ‘stom’ wordt genoemd. | |
Stom en dwaasEnerzijds spreekt de domheid nergens voor zich. De feiten zijn stom. Anderzijds zijn de grappen dwaas, volstrekt uit de lucht gegrepen, irrationeel, dogmatisch, tautologisch (‘Domoren! Waarom? Daarom!’). Hoe is het dan mogelijk dat wij de spot ten slotte niet langer als een verzinsel zien, maar als een min of meer natuurgetrouwe imitatie van een domheid die uit de feiten spreekt? | |
België en België‘Waarom gaan de Belgen naar het strand? Ze wachten op de sexgolf.’ ‘Hoe weet u dat er een Belg aan uw PC heeft gezeten? Als er Tipp-ex op uw beeldscherm zit.’ Tussen het land der dwazen dat oprijst uit de moppen, en het land ten zuiden van Nederland gaapt een onoverbrugbare kloof. De moppen zijn evident onwaar. De bezoekjes aan onze zuiderburen zouden de spot genoeg tegenwicht moeten bieden. Hoe kan het dan toch dat de Nederlanders al beginnen te lachen zodra ze de grens met België zijn overgestoken? De grap is dat die kloof tussen de ‘Belg’ uit de mop en de Belg uit België geen enkele hindernis vormt voor het effect van de spot. Integendeel. Op het eerste oog verschillen de Belgen in niets van ons. Maar dit verschil van niets maakt een wereld van verschil. Als de spot succes heeft gaat nu juist hun normaliteit getuigen van hun domheid. Karakteristiek voor domoren is dat ze met alle macht proberen normaal te doen. En daarin zijn ze komisch. Al hun handelingen gaan zwanger van domheid. Wij verwachten ieder moment de onthulling. De hilarische spanning stijgt met het uitstel. Zij hoeven alleen nog maar werkelijk te vallen om te worden wat zij in ons oog | |
[pagina 57]
| |
Afbeeldingen van Damascus en Mantua. Houtsneden van Wolgemut uit de Weltchronik (Neurenberg, 1493) van Hartmann Schedel.
De naam zegt niets over de prent. De prent geeft geen beeld van de stad. De prent leert dat de naam een stad betekent.
toch al zijn. In tegenstelling tot ons eigen falen zien wij hun domheid niet als een toevallige domheid, maar als blijk van een structurele domheid. Iedere misser, ook de meest algemeen menselijke, krijgt iets exemplarisch Belgisch. De ene struikeling openbaart een wereld van domheid die zich achter hun normaliteit schuil hield.
De Belgen kunnen in de visie van de spotter slechts gedijen in dit schemergebied waar al hun handelingen, ook en juist de meest alledaagse die in niets van de onze verschillen, iets komisch krijgen. Alles wat zij doen nemen wij met een korreltje zout. Hun hele leven staat opeens tussen aanhalingstekens; intelligentie wordt ‘intelligentie’, gewoonheid wordt ‘gewoonheid’. Woorden die ooit getuigden van een geestrijk idioom worden opeens geïnterpreteerd als de taal van de domheid. De humor spreekt opeens uit de feiten, daar is geen spotter meer voor nodig. De domheid krijgt tastbare vormen. Het land wordt zijn eigen grap.
De spot heeft succes als de elementen die oppervlakkig gezien de mop weerspreken, gaan functioneren als bewijzen te meer van haar juistheid. De Belg uit België die ogenschijnlijk de ‘Belg’ uit de mop ontkent, blijkt diens bestaan dubbel en dwars te bevestigen. Maar in feite hebben wij hier te maken met een dubbele ontkenning: omdat de Belg niet voldoet aan het onware beeld uit de spot wordt hij ‘Belg’. Pregnanter gezegd: omdat de Belgen niet zo zijn als ze niet zijn, worden ze komisch. | |
Epimetheus II‘Domoor!’ ‘Wie? Ik?’ ‘Zie je wel!’ De spot symboliseert niet de domheid van de Belgen; domheid valt per definitie niet | |
[pagina 58]
| |
te symboliseren. De spot zit er altijd naast. Belgen zijn niet zo. Maar hun ‘niet zo zijn’ gaat getuigen van hun ongrijpbare domheid. Opnieuw is hier sprake van een epimetheïsche causaliteit. De spotter slaagt via deGa naar margenoot+ mislukking. Door alle eigenschappen van de Belgen, inclusief hun wijsheid, met terugwerkende kracht om te munten tot een bewijs van hun domheid, weet hij de dwaasheid van zijn spot te verkeren in een blijk van eigen wijsheid. Abracadabra! De mythe die het oorzakelijk verband tussen de moppen en het land poogt te verklaren uit een voorval in het verleden, gaat voorbij aan dit retroactieve effect van de spot. De grap bespot niet een Belgische domheid; België dankt haar komische identiteit aan de spot. Het gevolg gaat kortom aan de oorzaak vooraf: de grap bespot een domheid die zij zelfheeft geschapen. | |
Iets van niets‘Ze zijn zo omdat ze zo worden genoemd’; de dwaze tautologie articuleert een leegte die door de spot in de wereld wordt geopend, een atopische, niet te plaatsen, dwaze, ongerijmde ruimte. Alles wat in dit schemergebied verzeild raakt, gaat de ongrijpbare domheid belichamen. Wij zoeken de domheid tevergeefs tussen de eigenschappen van het land, omdat het een luchtspiegeling is, iets van niets: het ongrijpbare extra van de stad ‘materialiseert’ het tekort van de spot. De domheid kan alleen gedijen in de afstand die de spotnaam ernaast zit. De domheid is kortom een paradoxale eigenschap die haar ‘gewicht’ ontleent aan de dwaasheid van de spot. | |
De verdommingZoals de naam ‘Kampen’ eenheid geeft aan ons beeld van de ongeregelde verzameling huizen, winkels, bomen, honden, muggen, en niet omgekeerd, zo dankt Kampen haar komische identiteit niet aan een reeks lokale domheden, maar aan de spot die onzinnig is, dwaas, uit de lucht gegrepen. De karikatuur berust niet op een fundament in de werkelijkheid; de komische wereld heeft haar wortels in de atopie, de ongerijmde ruimte waaruit de spotter zijn bewijzen betrekt. Schijnbaar wettigt de domheid van de Belg de komische voorstelling van zaken; feitelijk bepaalt een onzinnige grap ons beeld van België. Maar dit mechanisme werkt alleen ongezien. Daarom draaien wij de boel om en doen wij alsof wij de Belg bespotten omdat hij dom is. De grap heeft óns in haar ban wanneer wij geen tegenstelling meer voelen tussen de ‘Belg’ en de Belg, als de spot erin is geslaagd onze ervaring van de realiteit zelve te bepalen. De domheid heerst waar wij met voorbijzien aan de kloof de komische voorstelling identificeren met het land. | |
[pagina 59]
| |
De Uienpellers van AalstDe Aalstenaars worden Uienpellers genoemd. De bijnaam verwijst oorspronkelijk naar een lokale eigenaardigheid, het pellen van uien. Maar de Aalstenaars zullen ‘Uienpellers’ heten zelfs als alle uien in de wijde omtrek ten gevolge van koprot of kroef zijn vergaan. De bijnaam functioneert kortom niet alleen als beschrijving, maar ook als stempel: ze heten zo omdat ze zo zijn genoemd. Daarom valt de spot ook niet te weerleggen door verwijzing naar de feiten. De naam verwijst niet naar een eigenschap; wij zien al hun eigenschappen in het licht van die naam. De spotter richt zich niet op de ui in de stad, maar ziet de stad in het licht van de ui; alles krijgt een luchtje. Het gaat de spot niet om de overeenkomst, maar om het verschil. De Aalstenaars worden met Uienpellers vereenzelvigd juist voor zover de gelijkenis niet opgaat. Strikt genomen betekent de spot niet de domheid van de ander, maar de afstand die ze er zelf naast zit.
Wie de komische ui pelt op zoek naar het geheim van de domheid, houdt niets over dan een handvol schillen en een naar luchtje. Maar om het succes van de ui te begrijpen, moeten wij inzien dat de ui nu juist de leegte tastbaar maakt. De ui waarin schijnbaar alle domheid van de stad is samengebald, positiveert in feite de eigen dwaasheid.
De slachtoffers worden door de spot geconfronteerd met iets onbekends in henzelf waar zij machteloos tegenover staan. Reden waarom de bijnaam leidt tot blinde razernij; zij worden, zoals het gezegde wil, ‘zo gek als een ui’. Dat is de valstrik van de spot: in haar reactie maakt de stad de eigen spotnaam waar. De spot vervult zichzelve. | |
De Maanblussers van GanslosenIn de negentiende eeuw hebben enkele spreekwoordelijk domme steden zelfs hun eigennaam veranderd in een vergeefse poging te ontsnappen aan de plaatsspot en de vaak bloedige botsingen die er het gevolg van waren. Zo werd het Zwitserse Thurstuden in het kanton St.-Gallen bij regeringsbesluit van 4 januari 1880 omgedoopt tot Sonnental. Het Duitse Ganslosen heet sinds 1849 Auendorf. De omliggende steden hadden de inwoners van deze willekeurige stad de symbolische rol van ‘Maanblussers’ toegekend. De burgers zouden ooit het maanlicht, dat door de vensters van de kerktoren scheen, voor een brandje hebben aangezien. Eerst poogde Ganslosen van dit odium verlost te raken door middel van pamfletten waarin werd aangetoond dat achter het spreekwoordelijk domme Ganslosen een | |
[pagina 60]
| |
Zelfs in hun domheid zijn die van Ganslosen niet origineel, getuige deze afbeelding van de Maanblussers van Mechelen. Mij zijn nog 34 andere gemeenten bekend waarover dit verhaal de ronde doet.
alledaagse stad schuilging die in niets van andere steden verschilde. Toen dit geen resultaat had, namen de inwoners het drastische besluit de naam van hun stad te veranderen in Auendorf. Deze methode bleek even doeltreffend als het blussen van de maan! Zij zagen niet dat er ten gevolge van de spot een wonderbare omkering had plaatsgevonden, waardoor ook hun meest alledaagse eigenschappen opeens een komische glans haddenGa naar margenoot+ gekregen. Hoe gewoner de inwoners van Ganslosen deden, hoe komischer zij waren. De spot had de stad verdubbeld. De inwoners wezen erop dat achter de spot een gewone stad schuilging, maar zagen eraan voorbij dat deze stad een andere stad herbergde, een komisch Ganslosen dat door de spot was gesticht. En deze stad in de stad is onverwoestbaar. Ganslosen kan van cultuur, bevolking of naam veranderen, Maanblussers zullen ze blijven. Het enige dat hun rest is zich te identificeren met deze rol, en de spotnaam als geuzennaam te dragen. De andere oplossing is dat de burgers van alle andere steden zich in een groots gebaar tot inwoners van Ganslosen uitroepen: ‘Ich bin ein Gansloser!’. |
|