In Nederland heeft de fonetische elite nooit groter resultaat geboekt dan het dwingend voorschrijven van de uitspraak [schouwertas]. In Engeland heeft zij de traditie verzoend met de straat: hoe verzorgder het Engels wordt uitgesproken, hoe eenvoudiger de woordkeus.
(In Engelse boeken heten mooie jonge vrouwen van adellijke afkomst die met hun familie op kastelen wonen zonder enige uitzondering Egg.)
Volgens mij is Audrey Hepburn de belichaming van het koninklijke Engels. Want Hepburn heeft niet alleen de mooiste ogen van de wereld (‘dat komt door de visagist, van mezelf heb ik helemaal geen ogen’), er is ook geen andere filmster met zo'n schitterende dictie - haar aristocratische manier van spreken gaat samen met een heesheid die herinnert aan de straat (‘do you want a punch on the nose?’) Met geaffecteerde eenvoud, gracieuze spot, laat ze zien dat schoonheid wint bij nonchalance, soberheid, bij de ontkenning van zichzelf.
De onwaarschijnlijke schoonheid van Hepburn is verdwenen, voorbij. Maar af en toe verschijnt ze ons nog in de gedaante van een memorabele zin of een beeldschone quote. Zo kwam ik haar een tijd geleden tegen bij een dikke, kalende Engelsman die Bed & Breakfast verzorgde in Leicestershire. Hij zag er wat verkreukeld uit, en sprak met het accent van een aartshertog.
Hij was me al vol enthousiasme tegemoet gelopen over de oprijlaan en had me vervolgens, trots als een hond die een konijn heeft gevangen, aan de oude dames getoond die in de lounge zaten te breien bij het haardvuur. Toen hij me de kamer liet zien waar ik die nacht zou slapen, wees hij behulpzaam de weg: badkamer, televisie, waterkoker, koffie, thee, ‘and there should have been a chocolate biscuit, but somebody must have pinched it in passing.’