De Revisor. Jaargang 22(1995)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Mathilde Lippens Gedichten Clair-obscur Ik was verwondering, bestond uit kinder- blik en tinteling. Lenig zou mijn schede zijn en licht des levens die ik wilde. Het gebeurde dat een man mij nam zoals ik niet was, ik werd willoos onder hem, lag vast ‘van kop tot kut’. Ogen ging ik sluiten, ik huiverde van zijn huiden, wat ik onder licht verstond deed hij af als waan van de dag. Ik moest me houden aan het feit van elke nacht, zijn mol die door mijn engte brak, blind en vol en dol. Schikgodin Niets dan jas wat ik duld, knopen los, de riem van leer houdt me in toom, ik ben gewoon een derde, dame die passeert. Ik wacht de jongen of de grijsaard die mijn wraak voedt, of de heer die bloedeloos zijn hoed licht voor een groet. Mijn handen flitsen mijn vulkanen in hun aangezicht, mijn mond orakel, hel mijn vulva, ik gist van lens tot laars. De tram daarna is zoet en mild, ik aai een mouw, praai elke vrouw, ik ben de eerste die zich schikt. [pagina 23] [p. 23] [pagina 24] [p. 24] Vorige Volgende