De Revisor. Jaargang 22
(1995)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |||||
Domheid is een moeilijk grijpbaar fenomeen. Matthijs van Boxsel heeft er zijn levenswerk van gemaakt de talloze studies over dit onderwerp in kaart te brengen. Zijn ‘Encyclopedie van de domheid’ is een adembenemende onderneming waarvan het einde godzijdank nog lang niet in zicht is. In 1986 verschenen twee delen, een inleiding en de vertaling van Musils redevoering ‘Über die Dummheit’. In 1988 volgde deel drie: ‘Flaubert en de methodische domheid’. Daarna was het lange tijd stil, Van Boxsel werkte in die periode aan een theorie van de domheid. | |||||
Capita Selecta IDe moerasridderEen ridder bond de strijd aan met de Domheid, een monster waarvan geen signalement bekend was, alleen de naam en de plaats. Zwaar geharnast trok hij met geheven zwaard door het waterland. Hoe dichter hij de plaats naderde, hoe dieper zijn voeten wegzakten. Vlak voor hij verdween, boog het moeras zich over de stomverbaasde ridder. | |||||
Topologie van de domheidDe domkoppen vormen geen volk, stam of ras. Domheid is niet erfelijk. De mens wordt niet als domoor geboren; hij wordt gaandeweg een domoor. Deze formulering laat ruimte voor pessimisme en optimisme. Wij zijn allen potentiële domoren. Dat stemt droef. Maar wij kunnen de schade beperken. Dat wekt hoop. Een mens is niet alleen in actie een domoor, maar ook in potentie. Een ‘domoor zijn’ wil zeggen dat men zich een bepaalde manier van denken en handelen heeft eigengemaakt die de kans vergroot ook daadwerkelijk een domoor te worden als de omstandigheden gunstig zijn.
Domheid is onkenbaar; zij valt alleen negatief te definiëren, als een gebrek of in contrast met een andere eigenschap. Dit wil evenwel niet zeggen dat domheid iets is dat er niet is. Wij weten dat de domheid bestaat. Wij zien de gevolgen dagelijks om en in onszelf. Maar wij komen altijd te laat. Domheid is een grens die altijd wordt gemist. Alleen achteraf valt vast te stellen dat wij hem zijn gepasseerd. Wat wij zien zijn de domvormige leegten die de domheid heeft achtergelaten. Intussen is de domheid | |||||
[pagina 70]
| |||||
zelf nog niet opgespoord. Hoe evenwel een ‘wezen’ te lokaliseren dat geen eigenlijke plaats kent, dat atopisch is, buitenissig, ongerijmd? Het gevaar bestaat dat wij de domheid scheppen door haar te identificeren, terwijl de domheid nu juist schuilt in het verschil. De domheid is altijd elders. Eenmaal geplaatst en benoemd verliest de domheid haar essentiële kwaliteit. Een herkende domheid is een extra wijsheid. Het enige dat wij kunnen doen, is verkeersborden plaatsen om te wijzen op gevaarlijke situaties. Zo belanden wij bij de topologie van de domheid: wat is het ideale klimaat voor het ontluiken van de domheid? | |||||
De fatale combinatieAls ik over domheid spreek, dan doel ik niet op de nar, niet op de zieke en niet op de ongeschoolde medemens. Evenmin heb ik het gemunt op de enkeling die anders handelt dan de massa; integendeel. De domheid die mij interesseert betreft veeleer de regel dan de uitzondering. Ik heb het over de domheid die typisch is voor de mens in het algemeen, een domheid die niet zelden zelfs noodzakelijk is.
Etymologisch verwijzen de woorden voor ‘domheid’ in de meeste talen naar een zintuiglijk gebrek. In de Nederlandse taal betekende ‘dom’ oorspronkelijk doof. Denk ook aan de dubbelzinnigheid van woorden als ‘stom’ en ‘kortzichtig’. Hieruit is de definitie van domheid als een gebrek aan intelligentie ontstaan: een gebrek aan het hoofd zou immers een gebrek in het hoofd impliceren. De zintuiglijke stoornis zou van invloed zijn op de kennisname van de realiteit. Of omgekeerd: het uiterlijke gebrek zou een symptoom zijn van een innerlijk gebrek.
Volgens mij is domheid geen gebrek, maar een zelfstandige eigenschap met een geheel eigen logica. Zij die de domheid zoeken op het gebied van de intelligentie worden in het beste geval iets wijzer over de grenzen van hun intelligentie, maar leren niets over het land van de domheid aan gene zijde. Ik ben zelfs geneigd te zeggen dat alle vergeefse pogingen de domheid te grijpen bij elkaar de intelligentie vormen... Domheid staat niet tegenover intelligentie; domheid staat tegenover ondomheid, en intelligentie tegenover onintelligentie. Fataal is nu juist de combinatie van domheid en intelligentie! | |||||
Het principe van de afgezaagde houthakkerAls standaardvoorbeeld van de morosofieGa naar margenoot* geldt het verhaal van de man die de tak afzaagt waar hij zelf op is gezeten. Intelligentie is een kwestie van kiezen. De man | |||||
[pagina 71]
| |||||
heeft een goed gekozen doel: de tak scheiden van de boom. Ook het middel is uitstekend: zijn zaag is scherp. De taak wordt dan ook met succes volbracht, maar hij breekt zijn nek. Zonder intelligentie zou zijn domheid niet zo'n desastreus effect hebben gehad. Domoren zijn juist gevaarlijk omdat ze intelligent zijn, omdat ze slagen in hun onderneming. En hoe intelligenter ze zijn, des te rampzaliger de gevolgen van hun domheid.
De domheid schuilt overigens zelden of nooit waar wij haar verwachten, getuige het bericht in een krant van enkele jaren geleden: een man klom in een kromme boom om de zware tak af te zagen die de dakpannen van zijn huis stuksloeg. Hij maakte niet de klassieke fout en ging aan de goede kant zitten. Maar eenmaal verlost van de tak veerde de boom omhoog en werd de man weggeslingerd. Zijn intelligentie werd de domkop fataal. | |||||
De Kamper uiDe afgezaagde houthakker behoort tot het soort verhalen dat al eeuwenlang over de hele wereld wordt verteld. Deze zogenaamd epische kluchten zijn vaak toegeschreven aan de inwoners van spreekwoordelijk domme plaatsen. Daarom worden de grappen naar hun geografisch toneel ook wel omschreven als beotiana (naar Boeotië, een vanwege de lokale domheid vermaarde landstreek in Griekenland), Gothamic jests, Schildbürgerstreiche, Oler stukjes of Kamper uien. De uien illustreren de problematische relatie tussen domheid en intelligentie, zoals ook moge blijken uit het volgende verhaal. | |||||
De logica van de twee domhedenDe domkoppen willen een stadhuis bouwen. Boven op de berg kappen ze de daarvoor benodigde bomen. Vervolgens dragen ze de stammen naar beneden. Totdat er per ongeluk een boomstam uit hun handen valt die de berg afrolt. Dat brengt ze op een idee; het is slimmer de bomen van de berg af te rollen. Ze pakken het hout weer op en tillen dit naar boven om het vervolgens naar beneden te laten rollen.
De tegengestelde beweging illustreert de logica van de twee domheden. De eerste domheid is het naar beneden dragen van de bomen. Dit is in zekere zin een nuttige domheid, die even gezond is als het gezond verstand; zij maakt deel uit van het denkproces, van de cyclus van vallen en opstaan. Die domheid is verantwoordelijk voor de schade en schande waar wij ‘wijs’ van worden. Domheid geeft de littekens die bij elkaar ons karakter vormen. | |||||
[pagina 72]
| |||||
De houttillers uit Das Schiltbürgerbuch 1680
De tweede domheid schuilt in de omgekeerde beweging: de stammen worden de berg weer opgedragen. Deze domheid valt buiten het denkproces. Het betreft hier niet een domheid in het denken, maar een domheid van het denken.
Het besef van de eerste domheid leidt tot inzicht, is evolutionair, draagt bij tot de ontwikkeling. Het besef van de domheid van het denken is daarentegen revolutionair. Het inzicht heeft ófwel gekte tot gevolg ófwel verlossing: het denken wordt bevrijd van zijn wetten en de weg wordt geopend voor de schepping van nieuwe denkvormen uit het niets.
De twee soorten domheid zitten ook in de betekenis van het woord stultitia dat zowel domheid als gekte betekent. Het denken is een spel waarbinnen wij beschikken over kennis die wij kunnen verliezen of winnen. Een komisch schouwspel. Maar wij kunnen ook het spel zelve verliezen. Dat is ronduit tragisch. | |||||
De komische tussenruimteIn de klassieke tekenfilmscène rent een muis over de rand van de afgrond. Hij wandelt een eindje door in de lucht, zonder grond onder de voeten. Pas als hij naar beneden kijkt en zich van zijn situatie bewust wordt, valt hij. Naar mijn bescheiden opvatting verkeert de hele mensheid in dit komische interval. Ons bestaan speelt zich af in het gebied tussen:
Geen mens is intelligent genoeg om zijn eigen domheid te begrijpen. En dat is maar goed ook. Het besef is niet alleen rampzalig voor de domheid, maar ook voor de hierop gebaseerde intelligentie. Wie een domheid begaat weet niet dat hij dom is en zal volharden in zijn dwaling. | |||||
[pagina 73]
| |||||
René Magritte La Reconnaissance infinie, 1963
In zekere zin is hij nog intelligent, dat wil zeggen: hij denkt door op de ingeslagen weg. Dat is komisch. Het besef van zijn domheid betekent niet alleen het einde van de eerste domheid, maar ook het einde van zijn op domheid gestoelde ‘kennis’. Het inzicht valt samen met de gekte. Dat is tragisch. | |||||
De zevende hemelDit gebied tussen de twee domheden, tussen de domheid en de gekte die het gevolg is van het besef, is de plaats van het komische. In de tekenfilm exploderen de helden, worden ze verpletterd en levend gevild om vervolgens weer op te staan alsof er niets aan de hand is. En ook de Belgen uit de Belgenmoppen falen aan de lopende band zonder dat de staat België ten onder gaat. De mens verschilt niet van de bordkartonnen figuren uit de mop. Ook wij vallen en staan blijmoedig weer op, alsof er een intelligentie garant staat die niet alleen alle stompzinnigheden overleeft, maar die bovendien zelfs van onze fouten nog iets weet te leren. Onnozel verwijlen wij in een paradijselijke toestand waar de intelligentie voor ons het denkwerk verricht. Ons blinde vertrouwen in de intelligentie geeft al onze handelingen iets komisch, iets onwerkelijks, iets onverwoestbaars, iets Belgisch. | |||||
Het geheim van het zwevende levenIeder mens denkt en kletst een eind weg in de ruimte, wandelend in de denkbeeldige coördinaten van zijn kennis, blind vertrouwend op de intelligentie, als op een vangnet bij de trapeze-act in het circus. Net als de muis die in de lucht wandelt. Hoe kan het dan dat de muis niet valt? Omdat het een tekenfilm is. Maar laten wij eens meegaan met de logica in de film: de muis blijft zweven omdat de zwaartekracht tijdelijk is uitgeschakeld, omdat de natuur even haar eigen wetten is vergeten. Net als in de sprookjes: ook de angstaanjagende reuzen zouden door hun rug gaan zodra de zwaartekracht werd geïntroduceerd. (Dit wekt het vermoeden dat sprookjes over reuzen zijn geschreven door mensen met rugklachten.) | |||||
[pagina 74]
| |||||
Het geheim van de grap wordt onthuld in de tekenfilm High Diving Hare (uit 1949) van Friz Freleng. Cowboy Yosemite Sam bezoekt een circus dat reclame maakt met de dodensprong: de duik vanuit de nok van de tent in een teiltje met water. Omdat de artiest ziek blijkt te zijn, wordt de spreekstalmeester, Bugs Bunny, door Sam gedwongen de rol over te nemen. Vastgebonden staat Bugs boven aan de ladder op de springplank. Sam zaagt de plank af: onmiddellijk stort domme Sam met platform en ladder neer, terwijl het slimme konijn op de losse springplank in de lucht blijft hangen en tot de kijker zegt: ‘I know dis defies de Law of Gravity, but, uh, you see, I never studied Law!’ Alsof de zwaartekracht alleen maar zou werken als wij er weet van hadden. De grap is natuurlijk dat het konijn heel goed weet dat hij iets niet weet. En zolang hij dit niet weet is hij veilig. | |||||
De domheid van de intelligentieIedereen weet dat onze kennis in de lucht hangt, dat de wetenschap een in zichzelf gedefinieerd systeem van regels en wetten behelst. En zolang wij ons allen van de domme houden en doen alsof onze wijsheid is gefundeerd, loopt dit gesmeerd. Onthulling van de evidentie is evenwel fataal. Maar wie nemen wij nu in de maling? Als iedereen in zijn achterhoofd weet dat ons kennen nergens op berust, wie weet het dan niet? Wie blijft er tegen beter weten in geloven in de fundering van onze kennis? Het paradoxale antwoord luidt: de intelligentie zelve weet het niet en kan het ook niet weten. Het denken bevat een ingebouwde beveiliging. Het denkpatroon sluit de mogelijkheid uit dat wij de domheid direct zouden kunnen zien. De intelligentie zelve verhindert ons kennis te nemen van de domheid. Geen mens is intelligent genoeg zijn eigen domheid te begrijpen, en zelfs dit gaat ons verstand te buiten.
De domheid van onze intelligentie is dat wij hier de domheid niet van kunnen vaststellen; maar het is er tevens de verborgen wijsheid van. Ontdekking van de dom- | |||||
[pagina 75]
| |||||
heid van onze kennis zou ons buiten de kennis stellen, haar legitimiteit ondergraven, en ook de geldigheid van dit inzicht zelve dat immers ook op die kennis berust. | |||||
Het zoutzaaienIn een goede encyclopedie staat niets oorspronkelijks Hoe de domheid van de intelligentie aan te tonen als wij in de bewijsvoering zijn aangewezen op diezelfde intelligentie? Door een evident dwaze theorie te ontwikkelen. Alleen via een systeem dat in zijn absurditeit de eigen domheid tastbaar maakt, vermijden wij de valstrik van de betweter.
Het uitgangspunt is: ik ben dom. Deze uitspraak, die staat in een lange traditie van schrijvers die de zotheid aan het woord lieten, is ofwel wijs, maar als zodanig getuigt zij tegen zichzelf en dan is zij dom; ofwel de uitspraak is dom, maar als zodanig getuigt zij weer van de wijsheid van die uitspraak. De ‘onmogelijke’ premisse houdt kortom de afgrond tussen wijsheid en domheid open, de kloof die het denken gaande houdt. De stelling volgt de megarische logica van de leugenaarsparadox.
Megara is een stad in Griekenland die niet alleen bekend stond om haar domheid, maar ook en vooral om haar academie die zich toelegde op de eristiek: de kunst van het gelijk krijgen ook als je dit niet hebt. Tussen de structuur van de drogreden en de regels van het komische bestaat een innige verwantschap. De gevolgde methode is echter geen parodie, geen karikatuur van het denken, maar een waarheidsgetrouwe imitatie van de dwaasheid die actief is in onze geest. Wij plagiëren en combineren de denkfiguren om ze te beroven van hun verstarrende effect en te wijzen op hun verbijsterende keerzijde. Beide aspecten zitten in de term ‘stupor’ die etymologisch verwant is met ‘stupiditeit’. Het middel tegen de domheid moeten wij niet van de wijsheid verwachten, maar van de dialectiek die de domheid eigen is.
De eristiek voorziet in de instrumenten om de domme, maar doelmatige manieren bloot te leggen waarop wij het bestaan inzichtelijk maken. ‘Dom’ omdat die kunstgrepen alleen effectief zijn als ze niet worden gezien. Dit geldt ook voor leugens, maar in tegenstelling tot de leugenaar is de domkop blind voor de eigen retoriek. Tegen dit zelfbedrog stellen wij geen filosofische of logische waarheid, maar een | |||||
[pagina 76]
| |||||
retorische, paralogische waarheid. Wij pogen de gewraakte inhoud in de vorm te overstijgen. Het streven is naar een ongefundeerde theorie die de domheid ten tonele voert en tegelijk indirect, in de manier waarop wijst naar een alternatief. De moraal schuilt in de methode zelve: door de domheid te tonen maken wij de wijsheid produktief. Wij ploegen het strand, zaaien het zout en oogsten de blauwe distels. | |||||
De gebaande wegenWie de domheid zoekt, mag de gemeenplaatsen niet vermijden, integendeel. Het is echter zaak ze in een nieuwe samenhang te tonen. Wij zoeken het avontuur op de gebaande wegen. | |||||
Gelogeerd in de DomheidIn een inmiddels gesloopt pand aan de Reguliersdwarsstraat te Amsterdam was kort na de oorlog Hotel Dom gevestigd. Toen de eigenaresse nog als kamermeisje werkzaam was bij het om de hoek gelegen Carlton hotel, had zij de wens uitgesproken ooit voor zichzelf te willen beginnen. Men had gezegd dat zij daar te dom voor was. Omdat aan de roep niet viel te ontsnappen, nam zij intrek in haar domheid en ging deze exploiteren. |