De Revisor. Jaargang 22(1995)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Mathilde Lippens Gedichten Bericht aan mijzelf Oh soms-de nieuwslijn rept van opstand, dagelijkse wrok- stroop ik mijn lijfgoed af, leg me op zeil dat spant van wand tot wand of spreid me op het aanrecht uit, mijn vrijers stalen huid. Waarom ik elke maan moet bloeden-niemand toch wil ik mijn leven in, geen man, geen kind, ik dode bruid, verloren moeder? In verzekerde bewaring Gekokerd, naar de navel uitgesneden, loop ik spitsnaalden voor mijn heer. Wijs- en middelvinger trekken sigaretten in mijn vuurmond af, zo heet hij dat. Buiten zijn schootsveld ben ik van niemand: trui tot aan mijn kin, heren- pantalon, hoornen bril, afgeschminkt, gesloten, sterk. [pagina 63] [p. 63] Ven Schaatsen maken me ongewild langer. Hoe oud ik ben, hoe koud, ik weet het nauwelijks, hoe van fondant het ijs, hoe wit het paradijs van bomen eromheen wel. De zon scheert de plotselinge man die met me rijden wil. Of ik er wat van kan? Hij voert me naar het poedersuikeren rijk, trakteert op reepjessneeuw, rijp word ik tussen rijp als de weerwolf uit hem breekt in mijn opengesperde door-merg-en-been. Prooi Bij de jakhalzen, de gekooide hijgers uit mijn dierentuinjeugd. Kijk hun ogen, knikt mijn vrije vader, even dood als die van zijn zoon achter de spijlen van de zondag. Een van hen jankt nu over mij heen. Schor en staccato prijst hij mijn lijk, vervloekt zijn god om dit zondags genot, de ogen gebroken. [pagina 64] [p. 64] Protocol Zo had ik het gewild: elkaar behoedzaam inwijden, hem largo inlijven, parels van tranen erna omdat we even hadden mogen raken aan hoe we dachten dat geluk eruit kon zien, omdat we dat ogenblikkelijk af hadden moeten staan, omdat we gewonnen, verloren, uiteindelijk gewonnen hadden. Zo wilde hij het: ik als opgejaagd hert, hij die zijn hagel in me schoot, zijn foedraal sloot en koel en hooghartig mij overwonnen achterliet. Vorige Volgende