De Revisor. Jaargang 21(1994)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Elly de Waard Gedichten · laat dit niet aan het begin staan van mijn dag en uur: het lezen van je brieven. Wat ik hier doe is nu juist dit: ik raap het hout verzamel appels, pluk mijn groenten ik maak eten, stook het vuur en dat is mijn geluk. Toch zijn er dingen van je die voor altijd in mij zijn gegrift. Zelfs als ik na een dag van zwerven huiswaarts keer, mijn ogen vol van wildernis, kan ik ze plotseling zien en horen en is het of mijn ziel alleen maar trilt op wat van jou afkomstig is en in het dorre blad dat door de wind mijn brievenbus is in geschoven, herken ik als vanzelf de fijne nerven van je schrift [pagina 40] [p. 40] · en als de nacht zich om je heensluit en je niet kunt slapen dringen je gedachten die gewend zijn uit te gaan of die je weg zendt zich als angstig kleinvee dicht tegen je aan of springen tegen je op en je ontsteekt het licht en staart erin alsof die bleke nazaat nog het vuur was dat de wilde dieren van je af kon jagen [pagina 41] [p. 41] · wier pas hier in de eenzaamheid de zwier nog heeft van tussen duizenden te lopen - hier waar een boerenwind ademend is door de overvolle kruinen van de bomen, alsof een stoet godinnen daar was langs gekomen en hij tussen zijn tanden floot-ik zag een vrouw die liep alsof zij nooit zou sterven, de zomen van haar rok raakten haar enkelpaar alsof een godheid dat zo wou, of zij een koninkrijk zou erven [pagina 42] [p. 42] · haar nabijheid die uit het lippenrood opsteeg, aan de gouden rand van het kopje verkleefd - als de geest uit de fles - plotseling was zij daar, luchtig als wind en warrelig van licht, in geuren van huid en etherische oliën, als een duizeling zo vluchtig, alles trilde van verrukking, als papavers, als rietjes in één snelle verdwarreling, als één groot trillingsding-het levende zul je nooit werkelijk kennen en de dood ontschiet je [pagina 43] [p. 43] · ik hoorde het fluiten van een vogel die ik niet ken, onzichtbaar, in drie tonen, zo verfijnd en onderling op elkaar afgestemd, zo kuis en haast voorzichtig uit een boomtop mij in de vroege ochtend toegezongen zo sereen en - was verdwenen de gele menie van het mos kloddert op rots in de houten kelen van de mussen rollen de stenen pitten die ze doen tjilpen [pagina 44] [p. 44] · het water roerde zich tussen de rotsen als onderdrukte duiven koerend om hun genot - daar kwamen ze over de stroom aangedreven de roeispanen zwaaiend, met hun naakte borsten voor in de kano's gezeten, de een na de ander gleed langs mij heen - het was of de beelden hun boegen verlatend zelf aan boord gegaan waren en waren gaan varen, het was prachtig de golven droegen ze stromend en stuivend op hun vleugels van vechtende en parende duiven - mijn uit hun sluimer gewekte gedachten scheerden als valken over ze heen [pagina 45] [p. 45] · de sterren verspringen tussen de bladeren, dringen door de luiken binnen ik zie ze vonken in het ruwe hout. Ik lig nu buiten onder de ruige schitteringen van de augustusnacht en eindelijk vloeit het heden van mij af en voel ik alle dingen zoals ze zijn, die van mijn innerlijk en van de buitenschijn maar zonder ze tot mij door te laten dringen; en worden mijn gedachten uit hun onwennig licht bevrijd en is er in mijn hoofd een wachten op een nieuwe herbergzaamheid Vorige Volgende