De Revisor. Jaargang 21(1994)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Hans Tentije Verlatenheden, droom I De lanen die ik mij herinner, de alleeën met hun dorre bladeren, de stukken schors van de platanen en het klaverblad bij de centrales het traject dat ik afleg, de opritten 's avonds telkens als ik niet kan slapen witgeel, koolwitjeswit trilt in de invallende duisternis de vlindervleugel die achter mijn ene ruitewisser is blijven haken en over de radio klinkt onaangekondigd I remember Clifford- II Onder mij door duikt een trein de vlakte in - zwak verlicht zijn de coupés, die naar gepelde sinaasappels ruiken, naar natte as, plaatsen ook waar ik goddank nooit hoef te wezen een landschap dat ik zo goed ken, van sneuvelend riet en hoogspanningsmasten, zulke over opgespoten zand gedwee wegkruipende roestige buizen de laatste tekens worden in stilte gegeven 's nachts komen mij de fabrieken toe, de hangargrote loodsen, de pompstations, de mijnen [pagina 37] [p. 37] III In de kleedruimte mijn metershoog opgehesen plunje onbemander kan het kraandrijvershuis nauwelijks zijn, ergens werkt nog een generator, het hart bonst mij in de keel hoe vuil is het glas van de hemel, roerloos liggen de schaduwen om hun machines heen, machines die veel, zo niet alles kunnen maken - beelden en evenbeelden, verlatenheden, droom IV Twee uitgehouwen stenen hamers, kruiselings op de gevel, als hakten zij zichzelf, en de lauweren waardoor ze worden omkranst daar, op het gras tussen hoofdgebouw en stort, staat dan de afgedankte merrie, na ettelijke jaren uit de galerijen, de diepten van de mijnnacht naar boven gebracht - zij die niet van de hand werd gedaan, tot haar dood aan toe dit veld mag begrazen de ochtendnevel, haar sliertige manen als zij haar hoofd over het draad buigt en zich laat aaien en aaien - en ik in haar blinde ogen van hunkering het vervloeien zie [pagina 38] [p. 38] Vorige Volgende