We denken waarschijnlijk dat er vroeger meer vernieuwd werd doordat we vroegere tijden in het verkort zien, in onze binocle is de dieptewerking verminderd. Wanneer er na Celan en Faverey nog geen belangrijke vernieuwing is geweest is dat niet vreemd of verontrustend, en al helemaal geen aanleiding om te denken dat er wel nooit meer iets van zal komen; als het nog tien jaar duurt is het helemaal niet bijzonder laat.
Misschien is de vernieuwing nog wel dichterbij dan we denken, misschien zitten we er middenin of zijn we er al voorbij. Niets is immers zo moeilijk als onder je eigen tijdgenoten te zien wie de weg wijst naar de toekomst: die toekomst is nog onbekend! Achteraf is het veel makkelijker de vernieuwers eruit te halen.
Daar komt nog iets bij: als we zelf dichters zijn geloven we onwillekeurig dat ons soort poëzie het vruchtbaarst zal blijken, dat wijzelf geen doodlopende weg zijn ingeslagen. Als we niettemin eigenlijk wanhopen aan het baanbrekende van onze eigen bezigheden, wat ligt er dan meer voor de hand dan te denken dat een dergelijk perspectief helemaal niet bestaat, althans niet op korte termijn?
Mijn antwoord op de vraag waarmee ik begonnen ben luidt dan ook: ja, de poëzie verandert in de toekomst radicaal, en misschien zelfs nu al, in het heden. De tijd zal ons wel leren hoe, en wie van ons door de Muze is uitverkoren om de veranderingen te belichamen in prachtige, nieuwe gedichten.
Moeten wij bij het dichten rekening houden met het bovenstaande? Dat hangt ervan af - het hangt ervan af of wijzelf per se grote, geniale vernieuwers willen zijn of niet. Willen we dat niet, dan kunnen we rustig doorgaan met het schrijven van gedichten in postmodern-eclecticistische of anderszins traditionele trant. De geschiedenis, van Sully Prudhomme tot Joseph Brodsky, heeft geleerd dat je er de Nobelprijs mee kunt verdienen.
Willen we daarentegen Mallarmé en Celan naar de kroon steken, dan moeten we wel weten dat velen geroepen zijn en weinigen uitverkoren, en dat de velen niet alleen geen Nobelprijs wacht, maar geen enkele vorm van bevrediging - achteraf zullen ze zich over hun eigen vergeefse pogingen alleen maar kunnen schamen, als ze tenminste (wat vaak gebeurt) hun werkelijkheidszin en hun gevoel voor verhoudingen gaandeweg niet kwijtraken.
Maar nu noemde ik al Mallarmé en Celan - en zijn die eigenlijk niet tamelijk traditioneel begonnen, en langzamerhand steeds origineler en vernieuwender geworden? Hun voorbeeld geeft aan hoe wij de kool en de geit kunnen sparen en toch misschien de andere oever bereiken, terwijl om ons heen de wolven blijven huilen dat die oever niet eens bestaat.