De Revisor. Jaargang 21
(1994)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Astrid Lampe
| |
[pagina 87]
| |
moe van jaren
korst, vuil,
bloed
traag als pek
spoedt weg uit mij
maak
de kruin weer vrij opdat
ik treure
en hete tranen laat
een geiser gelijk
dit
- drek -
wie kon bevroeden
de ingehouden adem erachter
korst en bloed
spoedt weg van mij
opdat ik kijke en
- leze de les -
mijns gelijk
| |
[pagina 88]
| |
Sierroof / Romantiekbeloofd, zo misverstaan jij mij
te schaken
hóe, zag ik uit naar jouw
donkeren der wolken, een sidd'rend, huiv'rend samenpakken, ge
loof het ware avontuur is met
de bangen; slang-appel-paradijs-motief te
lief nog kamervol en kamersvol
behangen
Roof-/ Stil...!
ik heb mijn lichaam teruggedeukt
ben van de barkruk gegaan
gegleden zo onder ons gezegd
gezwegen -, geléden aan die kluisterplaats die
plaats ons
zie je dan niet, dit feest
je wangen appelstrak
in hang verzwak-
verzakken doet tot kwijlpak
praat praat praat
zo prat je gaat taai schuim
spot je dolkwistig om de mond
dik - mistig een liefde - ver
schraalt, verschaalt
jouw mond die sterk een steel nog had
verwondt tot open -, rood
je kaak zo listig
| |
[pagina 89]
| |
Ee' plept ik kus
de ijlende
de kwijlende, het zwartvlies van een
binnenmond, de overhang, beurs
lappen van het
- bek van hond, het
glimmen van de voering;
goed -
dog, een lobbes jij
een pijn erbij een
moeder ja veegt kalm het kwijl
mijn baby ruikt niet naar verdriet
zoals jij doet
| |
[pagina 90]
| |
Strop van inhaligheidkeur mij niet op knopen
u wees mij wet dat
parels moeten lopen, zo:
keur mij niet...
aan goedkoop snoer haald'
ik, mijn hart vaak op,
mijn handen kieuwend open
geen
buit zo schraal
het aanrijgen
de weg soms zwaar te lopen
span mij een val
waar vlas snijdt -
vlast
waar hars weer hardt
het hars weer lijmt -
last
vier mij de strop de
stop of knoop
als knoppen barsten
open;
dit juttersmaal
| |
[pagina 91]
| |
in vondst van taal
vorm mij een parel
tot uw graal
uit triviaal
dit juttersmaal
en kloek onthaal
wat ik hield voor 't mijn'
rolt vrij de weg
de wet van handen:
warm en open
| |
[pagina 92]
| |
Schichtvalals kralen van de straal geslipt
als strakke bessen die gestript
na doffe plof op het zuurst van zoet
keurliggen in korf of mand
(en kolfjes naar zijn hand)
trek je gangen na
immens koud is de tochtsluis
van steen behang
en nacht die snood inplugt
het rijggat
het oud van beelden
geen darm-, silkwit weefsel
dat zulks bedekken kan
koud foedraal zonder kleppen
het gans arsenaal dat optrekt
spiraalt vanuit de voet
vortex, dubbele schroef
de spoelen moe
een trekveer die ratelt de
afvoer stroef
expander bleek vlees
dat
hikt
zich verslikt
| |
[pagina 93]
| |
colon - van
binnenuit houd ik mij stil
mijn kleed zal rekken
tot een kokon
één haal van 't lemmet:
strak-áf zal ik staan in de zon en me
strekken
| |
[pagina 94]
| |
Circusuw nobele stal van
ZORG en fijnst papier;
welk bekomst krijgt de
pony - veel molens een paard -
van veel aai en zand stuurs haar vacht
het dichtlopen van de kokosmat
waar het welkom, zo welkom
aan die om zijn brood leest
een loop om of kom om verschaft
voorbij die mat:
een - heus kindje de borst
zijn tjulk tjulkGa naar voetnoot*, zijn
zingend zuigen, zó zeker
een
ik die zich schikt stilaan
net zo welvoeglijk
inschikkelijk genoegelijk
als het kindje dat krult
aan haar borst
zo
zonder vraag
schiet het gedicht in
- Ooit!, kladt een vlugschrift
- een twee woorden (schoonst hellend):
Voor Thomas
| |
[pagina 95]
| |
|