J.P. Guépin
Als ik een zelfportret zou willen schrijven zou ik mezelf moeten kennen. Dan zou ik vooreerst moeten weten wat anderen van me vinden. Maar ik kan me van de negatieve meningen van anderen geen goed beeld vormen als ze over me roddelen (hoor ik niet) of als iemand me ronduit de waarheid zegt (komt niet voor) of hem fijntjes laat doorschemeren (valt me niet op).
Zelfkennis wens ik mijn vijanden toe.
Lofprijzingen bevallen me wel, ik word er niet schuw van, ik krijg ze te horen van mijn vrouw, maar verder eigenlijk niet.
Ik krijg dus geen coherent beeld van mezelf en ben daar ook wel blij mee. Ik kan het goed vinden met mijn vrienden zonder dat ik er behoefte aan heb ze naar hun mening over me te vragen.
Ik ben erg ontevreden met wat ik tot dusver bedacht en opgeschreven heb. Ik vind dat ik het nu en straks beter moet doen.
Aan het werk, nu! Ik ben niet af, gelukkig. Ik begin pas.