Herman Stevens
Het moet lang geleden zijn, de laatste keer dat ik iets over mezelf beweerde zonder erbij in de lach te schieten. Waar je niet over praten kunt, kun je beter om lachen. Ik ben te ijdel om over mezelf te praten, zei een oude vriend graag: een thuiswedstrijd is goed voor gezichtsverlies. Er zijn amusanter soorten zelfbedrog. Een zelfportret? Laat ik liever aan anderen over.
En schrijven dan? Misschien. Maar ik ga geen fictie verzinnen om mezelf nog eens tegen te komen. Ik ben er al.
Ik ben er net lang genoeg om, op het mathematisch middelpunt van m'n leven, niet van mezelf wakker te liggen. Ik ontbijt met het licht van de langste schitterendste winter van m'n leven op tafel (m'n eerste winter aan de grote meren van Amerika) en de Sunday Times van afgelopen weekend. Who needs yesterday's papers? Buiten ploft een pak sneeuw uit de kers terwijl een wasbeertje over een tak naar beneden klimt, rug krom van ochtendhumeur. Tijd om de sneeuw van m'n weg te ruimen. Boven spint m'n lap-topje van een sfinx van een verhaal, te mooi om de deur uit te doen. Ik balanceer op het absoluut middelpunt van m'n leven: waarom de goden verzoeken? Soms is een verhaal beter dan het dak boven je hoofd. Op een dag komen de maintenance people langs - een routinebeurt - en is m'n lap-topje leeg.
Eén of twee jaar later - sommige tijden vliegen - ben ik een zomer in Holland en drink een borrel met een dichter. Er komt een criticus bij die vraagt of ik hem soms niet ken. Moet ik een extra zintuig hebben om de lokale critici te identificeren? Who needs yesterday's papers? Gelukkig is hij dronken en zwenkt van onderwerp: mij. Ik. Wat ik verder doe? Zo min mogelijk? Of ik soms rijk ben?
Misschien droeg ik een das die avond, maar het was me al eerder opgevallen. Veel talen kennen de mogelijkheid te praten over wat men met z'n werk wil, als er dan toch gepraat moet worden. Het Nederlands houdt het op de cijfers. Sommige auteurs zijn tien drukken, andere tien maanden. Fondsmaanden. Een enkeling haalt een tafel of tien in huis, bij wijze van biceps. Er zijn auteurs met een nominatie. Ik spreek iemand die na een fles Barolo gokt op m'n Amerikaanse onbenul en zichzelf alsnog een nominatie toekent. Alsnog feliciteer ik hem, waarom niet? Ik zie een stukje tv met een columnist die zichzelf hardnekkig blijft feliciteren met z'n bruto jaarinkomen, en alleen even opzij stapt om Cees Nooteboom te prijzen. Om z'n oplagen. Daar denk ik aan, wanneer ik aan Holland denk. Het is tijd voor het digitaal zelfportret.